GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Door G. N. te W. wordt gevreagd hoe men heeft op te vatten wat geschreven staat in 2 Sam. 2. VS. 12—16. Wij lezen daar:

Toen toog Abner, de zoon van Ner, uit, met de knechten van Isbóseth, den zoon van Saul, van Mabacaim naar Gibeon.

Joab, de zoon van Zeruja, en de knechten van David, togen ook uit; en zij ontmoetten malkandeien bij den vijver van Gibeon; en zij bleven, deze aan deze zijde des vijvers, en die aan gene zijde des vijvers.

En Abner zeide tot Joab: Laat zich nu de jongens opmaken, en voor ons aangezicht spelen. £a Joab zeide: Laat ze zich opmaken. Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor Isbóseth, Sauls zoen en twaalf van Davids knechten.

£n de een greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn zwaard in de zijde des anderen; en vielen te ismen. Daarvan noemde men dezelve plaatse Chelkath Hazurim, dat bij Gibeon is."

Na den dood van Saul was de regeering over 't grootste gedeelte van zijn rijk gekomen aan een zijner zonen, Isbóseth geheeten (zie vs. 8, 9). Alleen de stam Juda stelde zich onder het gezag van David. £r waren dus twee koningen en ook twee rijken, die elkander voortdurend bestreden, gelijk blijkt uit het iste vers van het 3de hoofdstuk.

De koning van het grootste rijk, of liever dienst veldoverste Abner, begon den strijd. Hij trok uit Mahanaim in het Oirerjordaansche, waar Isbóseth woonde, naar Gibeon, dat in het Zuidwesten des lands lag. Daar ontmoetten hem de kiijgslieden van David, aangevoerd door Joab en diens broeders. De twee legers waren gescheiden door een watervlakte of vijver.

Nu stelde Abner aan Joab voor, dat men de beslissing zou verlaten aan den uitslag van een kampsttijd tusschen enkele krijgslieden van weerszijden, iets wat in de oudheid meer voorkwam. Joab stemde hierin toe. Daarop begon het gevecht tusschen 12 krijgers van Isbóseth, Benjaminieten en 12 soldaten van David. Ia VS. 14 wordt dat strijden „spelen" genoemd, juist als oudtijds de oorlog wel eens „spel" heette, hetgeen doelde op de onzekerheid van den uitslag. Dat het echter hooge ernst was blijkt het best uit het 16 ie vers. Men vocht zoo verwoed, dat alle strijders het met den dood bekochten.

Daar alzoo nu nog niets beslist was werd het ten slotte een algemeen gevecht, waarin Abner het verloor. Het einde van den oorlog is geweest dat David na ruim 7 jaar koning werd over het gan& che land.

In 2 Kron. 9 vs. 21 zoo schrijft D. R. teA. lezen we dat de schepen van Koning Salomo eens in de 3 jaar nadat zij uitgezeild waren terugkeerden, velerlei dingen medebrengende. Weet men ook waarheen deze schepen in dien langen tijd gingen?

„Wij leien in i Kon.:9 vs. 26—28: e 'koning Sdlomo maakte ook schepen te £zeon Géber, dat bij Eloth is aan den oever der Schelfzee, in het land van Edom. Ea Hiram zond met die schepen zijne knechten, scheeps­ n lieden, kenners van de zee, met de knechten d van Sdlomo. En zij kwamen te Ophir, en haalden van daar aan goud vier honderd en twintig talenten, en brachten het tot koning Salomo".

Hieruit blijkt, dat Salomo schepen liet bouwen in de noordelijkste haven der Roode Zee. Deze schepen voeren uit ten deele bemand met F Israëlieten, ten deele met Feniciërs welke laatste de beste zeevaarders der oudheid waren.

Over den weg dien zij volgden op hun driejarige reis is veel getwist. Twee plaatsen worden genoemd die zij bezochten: Ofir het goudland en Tarsis. Wat Ofir betreft, zoo is er alle waarschijnlijkheid, gelijk nog pas weer is aangetoond, dat men om vele redenen dit te zoeken heeft op de kust van Oost-Afrika. Thans is dit Fortugeesche bezitting, waarin o. a. Lorenzo Marques ligt, de havenstad uit den Transvaalschen oorlog nog wel bekend. Het was oudtijds een waar goudland.

Door Tarsis is Spanje te verstaan, en dit maakt meteen driejarige reis duidelijk. Wie de kaart ter hand neemt, ziet dat de schepen de L Roode Zee uitvoeren en dan langs Oost-Afrika zeilden. Vervolgens gingen zij om de Kaap in noordelijke richting tot zij Spanje bereikten. Vandaar keerden zij door de Middellandsche zee naar het vaderland terug, of wel naar W t Fanicië.

Dat men op deze wijs noodzakelijk over de Evennachtslijn moest gaan is duidelijk, en dit verklaart dan ook wat men in de oude berichten der Feniciërs leest, dat de zeevaarders op hun lange reizen meermalen de zon in het v Noorden zagen wat alleen mogelijk is in het s Zuidelijk halfrond. Dat de |reis zoo ontzettend n lafig duurde, 3 jiar, terwijl zij thans slechts een paar maanden zou eischen, is mede niet d onbegrijpelijk. Vooreerst kan een zeilschip niet gelijk een stoomschip maar' voortvaren wanneer het wil. En dan moest men bij gebrek aan een kompas, steeds zoo dicht mogelijk langs de kust gaan, wat natuurlijk lang niet altijd de kortste weg was.

Men heeft wel eens gevraagd, hoe de schepen, die betrekkelijk klein waren, en toch sterk bemand, en daarbij veel lading meebrachten, genoeg mondvoorraad konden meenemen. Onderweg op de kust toch was niet altijd wat te krijgen; doch men nam er al den tijd voor. Het gebeurde wel, als er koren oatbrak, dat men in een warme streek aan land ging, zaaide en dan geduldig wachtte tot men oogsten kon. Zoo wordt de lange duur van de reis heel be grijpelijk.

Ik las onlangs, zoo zegt dezelfde, een vers van Bilderdijk aan een vriend, die een „buitenplaats" had gekocht, welke zeer klein moet zijn geweest. Want Bilderdijk zegt, dat het buiten wel in de vensterbank kan staan en een kikker er over heen kan springen. Het vers d eindigt zoo:

Eén ding ontbreekt er aan den koop: Dat is een goede mikroskoop. Maar neen — wat dwaasheid gaat mij aan! Wel hebt ge met deez' koop een mikros-koop gedaan.

Wat beduiden nu deze regels?

Het woord „miskroskoop" is aan het Grieksch ontleend, en beduidt: een werktuig, waarmee men het kleine ziet. „Mikros" is klein. Bilderdijk wil dus zeggen: Uw buiten is zoo klein, dat ge wel een mikroskoop mocht hebben om het te zien. Doch neen, ge hebt dien al. Want uw koop is een miskros-koop: een koop van bet kleine. De aardigheid zit in de woordspeling.

BRIEFWISSELING.

Zoodra mogelijk komen nog eenige vragen aan de beurt. Als deze stukken uit boeken enz. betrefifen, gelieve men vooral duidelijke opgaaf te doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1910

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1910

De Heraut | 2 Pagina's