GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De strik is gebroken”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De strik is gebroken”.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze ziele is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen, Psalm 124 : 7.

Er is tweeërlei bekeermg.

De ééue grijpt pliuts, zoo wie niet geloofde en nog nimmer de nabijheid van den Heere onzen God had gekend, TOOI het eerst tot zijn God nadert, zich in cijii verlorenheid nederbuigt, verzoeaiug indrinkt, en dankzegt en aanbidt.

Heel sjiders daarentegen is de tweede soort bekeering, waarvan Gods Woord nochtans gedurig gewaagt. Dan toch geldt het een geloovige, die reeds nabij zijn God geweest was, maar die sinds weer afviel en verdoolde, en nu op zijn boozen weg terugkomt en terugkeert tot den Heilige. Dit kan slaan op den enkelen persoon, maar ook op een heel volk, en dit laatste vindt ge veelal in de profetieën. Israël mis Gods volk. Van Jehovah verviel het tot de afgoden. En als het dan ten leste onder de grimmigheid van Gods toorn bezweek, wilde het weer terug. £n al was dit bij de meesten slechts schijn, toch was ernog altijd een overblijfsel, dat in oprechtheid der vaderen God weer zocht, en van dssen heet 't dan, dai zij' zich bekeerden.

Brengt ge dit nu over op de enkele personen, dan spreekt de oproeping tot bekeeiing in dezen tweeden zin niet de ongeloovigen toe, maar juist hen, die de ure dat ze geloofden, gekend hebben, maar sinds vielen in den strik en in dien strik vastgeklemd zaten.

Omdat een geloovige uitglijdt en afvalt, daarom laitt God hem niet los, en mogen dus ook wij hem siet loslaten. F«rvallen kan wat echt gdoof was toch nooit. Maar wel kan het geloof verdonkerd worden, en wel kan achter die verdonkering van het geloof een val in zonde schuilen. £a dan kan het zonder bekeering niet terecht komen, en roept de Heere hem, als ware hij een ongeloovige geworden, toe: „Indiengij u bekeeren zult, bekeer u tot Mij." Of toch zolkeen zich al met boete en berouw bij Godi volk aansluit, baat niet. Dat ware een zich tot menschen bekeeren, en wat 't zijn en blijven m > et is, dat de afgedoolde zich bekeert tot dien God, dien hij door zijn afval gehoond heeft. Zelfs moet die tweede bekeering nog dieper gasn en nog inniger wezen, dan de eerste bekeering van de wereld tot den Heilige. Immers wie na zijn toebrenging weer afdoolde, heeft een Liefde beleedigd, die hij vóór zijn eerste bekkering niet gekend had, maar nu wel kende, en hierin dat hij toen toch van zijn God afviel, lag het smarte aandoen aan den Heiligen Geest.

Op tweeërlei, geheel verschillende wijze kan dit toegaan.

Het kan zijn, dat ge niet in ergerlijke zonde uitglijdt, j^ zelfs een braaf burger blijft, maar dat ge uw geloofdoortwijfelzuchtuiteenwrikten tegen Gods Liefde zondigt door toe te geven aan geloof-vernietigende denkbeelden. Maar het kan ook zijn dat ge wel den twijfel uitbant, doch niet \'oor bedekte zonden terugdeinst, en zoo tegen de Heiligheid van uw God ingaat en n zelf verderft.

De éea glijdt ; f in zijn hoofd, de ander in zijn hart, en zoo dit niet gestuit wordt, worden beiden met verlies van het leven bedreigd. Met hoofd èn hart zult ge uw God toebehooren, met hart èn hoofd zult ge achter uw Heiland aangaan. De twijfelaar is niet beter dan de uitspatter. Bij beide moet het tot bekeering en teragkeer komen. Noch de wijsheid noch de lust der wereld mag u verleiden. Ge hoort uw God toe, en alleen uit Hem zal èa uw wijsheid èn de lust uws levens zijn. Wie zich afscheidt en afdoolt, 't zij met zijn hoofd, 't zij met zijn hart, is Gode een gruwel.

Nu bezigt de H. Schrift hier telkens en telkens weer het beeld ; /'/-//%, een sprekend beeld dat bij psalmist en profeten gedurig terug keert.

Er is een strikken/; ^^«r, en een strikkenz& ^rper, en altoos werkt daarin een demonische macht. Wordt u een strik gezet, gesteld of gel^d, dan is de bedoeling dat gij er zelf in fult vliegen. En blijkt het, dat ge den strik niet in wildet, dan overvalt de demonische macht u van buiten, en werpt u den strik over uw hoofd en tracht u den hals dicht te snoeren. Twee geheel uiteenloopende gevallen, die ge niet verwarren zult.

In het eerste geval is het de strik van den TOgelvanger, die als beeld dient. De vogelvan gei toch verbergt zijn strik in de takken, liefst op de hoogte waar de vogel dien hij wil vangen, zich meest ophoudt. In dien sttik legt hij dan het lokaas, dat hij wederom uitkiest naar de smaak van den vogel, dien hij wil dat er in zal vliegen. £a dan wacht bij, of de vogel dien hij zoekt, op het lokaas afkomt, er in bijt en een kind des doods is. Althans, tenzij er een vogelvriend langs den weg komt, den vogel in zijn doodsangst in de strik fladderen ziet, er naar toeloopt, er bij klimt, en den strik breekt.

Op den mensch overgebracht beduidt dit alzoo, dat satan, die ons kent, voor ons een strik spant, die aangelegd is op de eigenaardige, zondige neiging in ons hart; in dien stiik een lokaas legt, waaiop ons zondig hait fel is; zoodra we ons door dit lokaas verschalken lieten, toeloopt om ons in geestelijken zin den nek om te draaien; en dat we dan weg en verloren zijn, tenzij ter goedel ure onze God toeschiet, den strik bleekt, en ons weei vrij vliegen laat.

Dit nu is het wat de psalmist uitjubelt, als hij zegt: „De Heere zij geloofd, die mü in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. Mijn ziel is ontkomen, als een vogel nit den strik des vogelvangers. De strik is gebroken en ik beu ontkomen!“

Over het strikkenw^; -^; », zij hier nu gezwegen. Het gaat hier uitsluitend cm den strikkenzetter. Tegen den strikkenwerper staan we veelal machteloos, en tegen hem is ons geen ander redmiddd geboden, dan de paden te mijden waar hij zich ophoudt en op ons loert, en zoo hij ons nadert, te vluchten in het hoog Vertrek bij OQzeo God. Maai als satan ons een strik mÊË zet, staat het veel gevaailijker. Dan toch moet ge er zelf invliegen. Listig is die strik dan in de takken en bladeren van uw leven verborgen. Ge ziet hem niet. En al wat ge ziet is de lijsterbes, die er boven op ligt. Die lijstetbes mint ge. Ze tiekt u aan. Het is een lokaas, dat juist in verband met de neiging in uw zondig hart, daar is uitgestald. En als ge niet op uw hoede zijt, en op die lijsterbes afvliegt en ei in bijt, dan ia het uit met u, dan knipt de strik toe, en ge z^t ds gevangene van satan.

Er ZOU dan ook geen uitkomst voor u zijn, zoo niet uw God toeschoot, zich in zijn lietde over u ontfermde, en eer satan u in den strik grijpen komt, den strik voor u brak, en zoo maakte dat gij weer kondt ontsnappen, om vrij op de vleugelen des geloofs u weer jubelend en juichend te verheffen in het luchtruim, al zingend en loepend: „Mijn ziel is ontkomen, als een vogel uit den sttik der vogelvangers. De strik is gebroken, en ik ben ontkomen.”

Ge voelt hieraan hoe treffend de beeldspraak is: Ge stondt in het geloof, en dat geloof had u vrij gemaakt, zoodat ge als een vogel in het luchtruim, zoo met uw ziel in de sfeer des eeuwigen levens kondt zweven. Toen trof het lokaas uw oog. Ge schoot ei op af. Ge beet ei in, en zat gevangen. Ge waart als een kind des doods. En toen is uw God u op uw smeeking in den nood te hulp gekomen, en eer satan u geestelijk vernielen kon, brak Hij den strik, liet Hij u weer vrij uitvliegen, en nu roemt ge in uw vrijmaking en loof^ en dankt uw Redder, kwinkelecrend en jubelend als een leeuwerik die uit den strik ontkwam.

Toch is ei één verschil tusschen den vogel in den strik en den eens geloovige die afdoolde. Dit namelijk, dat bij den vogel alles als in een oogwenk toegaat, terwijl het bij den afvallige zich kan uitstrekken ovei vele jaren.

Nu nog loopen ei lond, die, in het geloof opgevoed, stiaks hun geloof verzaakten of in dieper zonde vervielen, en daarin soms lange jaren volhard hebben. Die niet alleen in den strik invlogen, maar er in zitten bleven, en half bedwelmd nauwelijks moeite doen om er uit te komen. Afgevallenen, die nog altoos met hun zondigen twijfel zich tegen het geloof overstellen, of die nog half aan het geloof vast' houdend, in hun heimelijke zonden voortvaren.

Zulk een twijfelaar heeft dan wel geen rust. Hij kent wel oogenblikken, dat het heimwee naar het geloof weer in hem opkomt. Maai satan blaast hem in, dat twijfel o, zoo schoon en zoo opiecht is. Hij geeft hem in het twijfelen lust. De afgedoolde spieekt ei dan gaaine over. Hij béiedeneert het, en geeft zich zelven nog een schijn van geleerdheid. En bij komt er niet weer uit, zoo hij niet op een gegeven oogenblik zich zelven aangrijpt, kloek doortast, en alle eigen wijsheid gevangen geeft in gehoorzaamheid aan de Waar beid Gods.

Weer anders gaat het toe met den hcimelijken zondaar. Twijfel kent zulk een stille zondaar niet, Hem is het maar om het genot van zijn zonde te doen. En als hij zi^n zonde dan weer genoten hetft, hetzij een zonde van hoogmoed, of een zonde van geldzucht, of een zonde van zinnelijkheid, dan is hij wel ongelukkig, dan knielt hij wel neder om Gods erbarming in te roepen, en zondigt voor korten tijd niet meer. Maai het duurt niet. Als weer de roode lijsterbes glinstert, vliegt hij er weer op af, en zondigt weer, en bij bekeert zich niet hartgrondig tot zijn God.

Toch zult ge, zoo ook gij in zulk een strik zitten mocht, nooit wanhopen, noch ook wanhopen aan een kind dat ge lief hebt, en waarvan ge meikt dat het in zulk een siiik gevangen zit.

Alleen maai, het moet met het aaizelen uit zijn. Ge moet nu dooitasten. Ge moet uw vrijmaking niet vetschuiven en niet uitstellen. Op eens moet ge u zelven aangrijpen, inzien dat ge op die wijs verloren gaat. En dan uw God aanroepen, niet alleen om vergeving voor wat ge deedt, maar ook om het breken van den strik, waarin ge beklemd zit. Eu zoo dit u meenens is, zoo ge de roode lijsterbes verfoeit, er niet meer naar omziet, maar ze haat, en uit dien haat tot uw God roept, dan zijt niet gij het, maar dan is het uw God, die er een eind aan maakt. Dan breekt Hij den strik en kunt ge ontkomen.

Dat dan toch die velen die nog vastzitten, 'tzij in den strik van hun twijfel, 't zij in den strik van hun heimelijke zonde, dit woord van den gebroken strik op hun ziel mochten laten inwerken. Ze moeten op hun zondigen weg gestuit worden, Zï mogen op dien weg niet voortgaan. De strik moet gebroken worden, hun ter verlossing en hun God ter eere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„De strik is gebroken”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1910

De Heraut | 4 Pagina's