GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar de Indische Gids meedeelde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Indische Gids meedeelde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Februari 1911.

Naar de Indische Gids meedeelde, is in Indië een Universiteitsvereeniging opgericht, met het doel op Java een eigen Universiteit te stichten. In het bestuur dezer vereeniging heeft men zeer verschillende elementen saamgebracht; men vindt er naast; enkele liberale heeren ook den Gereformeerden predikant van Batavia Ds. D. J. B. Wyers; het hoofd van de Broederschool te Weltevreden pater Coelestinus, en voorts nog enkele Javanen en Chineezen, waarvan het niet blijkt, of ze Christen dan wel heiden zijn.

Wat deze heeren van zoo uiteenloopende richting bewoog voor dit doel de handen ineen te slaan, is de overtuiging, dat voor de ontwikkeling van land en volk in Indië de oprichting eener eigen Universiteit broodnoodig is. Thans kunnen slechts enkele meer gegoede jongelui naar Europa gaan, om daar te studeeren; maar voor de meeste ouders zijn de kosten te hoog en hun zonen blijven daarom van hooger onderwijs verstoken. Daarom willen deze heeren in Indië zelf een Universiteit oprichten, waar de gelegenheid geboden zal worden om te studeeren. De vrees, dat Indië daarvoor niet genoeg jongelui zal opleveren, wordt door hen hersenschimmig genoemd. Uit het feit, dat men ook Javanen en Chineezen in het bestuur koos, schijnt te blijken, dat deze Universiteit ook voor de inlandsche bevolking dienst zal moeten doen.

Nu is het zeker te waardeeren, dat men in Indië voor de hoogere ontwikkeling zorgen wil, en er spreekt uit dit plan een idealisme, dat weldadig aandoet. Niet alleen voor de Europeeschebevolking, maarevenzeer voor de inlandsche zou zulk een Universiteit een zegen kunnen wezen. On mogelijk is de uitvoering van dit plan dan ook niet. Engeland heeft in dit opzicht ons een goed voorbeeld gegeven en in zijn verschillende koloniën Universiteiten opgericht. Zoo heeft Zuid-Afrika eeneigen s V e s d v d v d d h s Universiteit te Kaapstad; zoo vindt men in Australië drie Universiteiten, in Engelsch Indië vijf en in Canada zelfs veertien. En al zijn deze Universiteiten zeker niet op één lijn te stellen met wat wij onder een Universiteit verstaan, ze bieden toch de gelegenheid aan om examens af te leggen en graden te verkrqgen. Het voordeel van zulk een eigen Hoogeschool springt in het oog. Een Europeesche opvoeding moge aan de eene zijde groote voordeden aanbieden, vooral om den band met het moederland vast te houden, maar aan de andere zijde staan tegenover een studie in Europa zulke groote on bezwaren, niet alleen van finantieelen aard, dat we begrepen, dat de ouders in onze Indische koloniën met blijdschap het oogenblik zouden begroeten, dat ook in ons Indië een eigen Universiteit verrees.

Uit dat oogpunt bezien is het wel te begrijpen, dat het plan om Indië aan een eigen Universiteit te helpen, ook bij enkele Gereformeerde broeders op Java warme sympathie heeft gevonden en een hunner zelfs In het bestuur dezer Indische Universiteits Vereeniging zitting heeft genomen.

Toch komt de vraag op, hoe onze Gereformeerde broeders in Indië zich de uitvoering van dit plan denken zonder daarbij in strijd te komen met onze Christelijken beginselen. Aan de oprichting van een Universiteit op, zeg desnoods, Christelijken grondslag kan kwalijk worden gedacht, wanneer men voor dit plan zelfs de medewerking van Javanen en Chineezen vraagt. Trouwens, wie Indië kent, zal wel geen oogenblik de hoop koesteren, dat de tijd thans reeds rijp zou zijn, om er een Christelijke Hoogeschool te stichten. Er is een tijd om te zaaien en een tijd om te oogsten, en er zal heel wat meer gearbeid moeten worden om het Christelijk element in de Indische maatschappij het overwicht te verschafifin, voordat men fiaantieel en intellectueel sterk genoeg is, om een Christelijke Universiteit op te richten.

Blijkbaar wil men dus bij deze Universiteit een neutraal standpunt innemen. Wat deze neutraliteit in werkelijkheid beteekent, leert de geschiedenis onzer Nederlandsche Hoogescholen genoegzaam. En er behoeft wel geen twijfel over te bestaan, dat in Indië deze neutraliteit practlsch neer zal komen op een propaganda van het modernisme. Bjvendien, zulk een Universiteit zoti niet compleet zijn zonder een Theolo* gische faculteit. En hoe zou deze Theologische faculteit er moeten uitzien, dat Gereformeerden, Roomscher, liberalen en heidenen saam haar steunen kunnen ?

Natuurlijk zal dit alles wel te voren overwogen zijn. Men gaat geen toren bouwen zonder eerst de kosten berekend te hebben. Te meer benieuwt het ons daarom, iets naders van deze plannen te vernemen. Wellicht wil een der broeders uit Indië ons licht over dit vraagstuk ontsteken.

De Nieuwe Rotterdammer bevatte dezer dagen een klacht over den achteruitgang der schoolbevolking aan de openbare scholen te Amsterdam. Het hoogtepunt der bevolking bereikte de openbare school In 1904, toen er 67 992 leerlirigen waren; maar sinds trad een daling In, en December 1909 bedroeg het getal slechts 63 302, zoodat de openbare school met 4690 leerlingen achteruitging. De bevolking der bijzondere school daarentegen, die vóór dien tijd vrijwel stationair was, nam sinds 1902 met 1200 leerlingen toe. Het gevolg van dezen achteruitgang in bet getal leerlingen is, dat telkens openbare scholen gesloten moeten worden. In twee jaar tijds daalde het getal openbare scholen met tien; in 1910 moesten twee openbare scholen verdwijnen, en thans is 1911 nauwelijks begonnen, of weer komt de treurmare, dat een openbare school wegens gebrek aan leerlingen zal gesloten worden.

Wel zoekt de Nieuwe Rotterdammer zich te troosten over dezen achteruitgang der openbare school met de opmerking, dat het aantal geboorten in Amsterdam eveneens regelmatig afneemt; het daalde zelfs in de laatste jaren met 10 procent; en het getal kinderen, dat de school bezoeken kan, moet dientengevolge wel verminderen. Maar ze moet toch erkennen, dat dit niet ds eenige oorzaak Is. Immers de bevolking der bijzondere school daalde niet, maar steeg tezelfder tijd, zij het al dat de winst der bijzondere school niet zóó groot wis als het verlies der openbare. Wil men dus iet tot de conclusie komen, dat het aantal eboorten In de gezinnen die aan de bijzondere school hechten, zooveel grooter s dan In de gezinnen die voor de openbare chool kiezen, dan moet men wel aannemen, at de sympathie voor de openbare school fneemt en die voor de bijzondere school wint.

Dat dit verschijnsel voor ons een ooraak van groote vreugde is, spreekt wel vanzelf. Het scheen langen tijd alsof het hristelijk onderwijs, dat elders zoo'n hooge lucht nam, in de hoofdstad van ons land aar niet tot bloei wilde komen. De conurrentie met het openbaar onderwijs is ooral In onze groote steden voor het chriselijk onderwijs dubbel zwaar. Des te meer eeft het ons daarom moed, dat thans na arenlange worsteling een omkeer ten goede n de verhoudingen begint te komen.

Ongetwijfeld heeft daartoe bijgedragen, at het gevaarlijke karakter der openbare chool steeds duidelijker in het licht treedt. ooral In de hoofdstad is het socialistische lement onder de openbare onderwijzers terk vertegenwoordigd, en de wijze, waarop eze openbare onderwijzers optraden, droeg aak zulk een revolutionair karakter, dat e burgerij wel van de openbare school ervreemden moest. Maar niet minder is eze vooruitgang van de christelijke school aaraan te danken, dat de Schoolwet-Kuyper aar fiaantieel zooveel gunstiger positie chonk. Sinds 1904 is de verbetering bc-gonnen. Wel een bewijs, dat het vooral de fiaantieele druk was, die de ontwikkeling dsr christelijke school belemmerde. Te meer dient er daarom bij de Regeering op aangehouden te worden, dat elke ongelijkheid tusschen de openbare en de bijzondere school verdwijne. Die ongelijkheid bltjft bestaan, zoel ing de openbare school uit de gemeentekas zooveel hooger subsidie ontvangt, dan het Rijk aan de christelijke school uitkeert. Hier 1 gt dan ook het moeilijke probhem, dat in de naaste toekomst moet worden opgelost. Eerst EIS er volkomen rechtsgelijkheid is gekomen tusschen de openbare en de bijzondere school, zal de strijd met eerlijke wapenen kunnen gestreden worden. Dan zal het volk vrij kunnen kiezen, aan welke school het de opvoeding zijner kinderen wil toevertrouwen. En dan zal het blijken, dat het hart van ons volk niet aan de openbare, maar aan de christelijke school verkleefd is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Naar de Indische Gids meedeelde

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's