GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen we een vorlg maal meedeelden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen we een vorlg maal meedeelden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AmtUrdam, 19 Jan. 1912.

Toen we een vorig maal meedeelden, dat de Hooge Raad iemand had vrijgesproken van de verplichting om kerkel^ke belasting te betalen, omdat h^, hoewel in de Her­ g vormde Kerk gedoopt, daar nog geen belijdenis des geloofs had afgelegd, en met zgn meerderjarigwording de band, door den doop aan de Kerk gelegd, volgens den Hoogen Raad ophield, wanneer h^ zelf dien band niet bevestigd had door een eigen wilsdaad, —hebben we afgaande op een minder juist persbericht in zooverre ons vergist, dat de persoon, waarom het hier ging, wel belijdenis des geloofs had afgelegd, maar toen h^ nog minderjarig was, en de Hooge Raad daarom deze acte van een minder» jarige niet voldoende achtte.

De president-kerkvoogd der Haagsche gemeente zendt ons de volgende rectificatie, die we gaarne plaats verleenen:

's-Gravenhage, 16 Januari 1912.

Mijnheer de Redacteur!

In de Nieuwe RoUerdamsche Courant van 13 Januari ipra, avondblad A, is uit uw blad een stuk overgenomen van Prof. Dr. H. H. Küyper, betreffende het arrest van den Hoogen Raad in zake den kerkelijken hoofdelijken omslag te 's-Gravenhage.

Het ligt niet ia mijne bedoeling, "over dit arrest en het artikel van Prof. Dr. H. H, Kuyper te gaan debatteeren, slechts meen ik de aandacht uwer lezers op het feit te moeten vestigen, dat de vraag, die in het rechtsgeding gold, eene geheel andere is dan de schrijver van het bewuste sluk meent. De vraag was mV/of iemand, die geen belijdenis des geloofs had afgelegd en dus niet door eigen wilsdaad zich bij de Kerk had aangesloten, ja zelfs „geweigerd had ber lijdenis des geloofs te doen", verplicht was de kerkelijke belasting als Dooplidte betalen. Het proces was integendeel gericht tegen een persoon die èa in de Nederduitsche Hervormde Gemeente gedoopt was èn, tijdens zijne minderjarigheid, belijdenis des geloofs had afgelegd, terwijl tevens vaststond, dat hij, «a meerderjarig geworden te zijn, op geen enkele wijze verklaard of getoond had zich van het Kerkgenootschap - te willen afscheiden. Beslist is, dat zoodanige persoon tiet verplicht is den hoofdelijken omslag te betalen, indien hij, als meerderjarige, , nimmer door eenige daad bewees nog lid van het Kerkgenootschap te zijn.

Het arrest van 39 December 1911 is dus niet gewezen ten aanzien van een zoogenaamd Dooplid, maar van een persoon, die gedoopt was en zijne belijdenis gedaan had.

U dankend voor de verleende plaatsruimte blijf ik. Mijnheer de Redacteur,

Uw dw. dn. REPELAER VAN DRIEL,

President Kerkvoogd der Nederduitsche Hervormde Gemeente te 's-Gravenhage.

Ongetwijfeld maakt deze andere casuspositie, dat en de procedure van de Haagsche gemeente en het arrest van den Hoogen Raad in een eenigszins ander licht komen te staan.

Intusschen houde de heer Repelaer van Driel ons de opmerking ten goede, dat al is het juist, dat we in het onderhavige geval ons vergist hebben en de Kerkvoogdg in dit geval iemand om betaling der belastingen aansprak, die belijdenis des geloofs had afgelegd en zich dus zelf aan de Kerk had verbonden, hieruit natuurlijk niet mag worden afgeleid, dat dit de regel zou zi^n in de Hervormde Kerk. Bg de vroeger gevoerde processen in Den Haag en in Zutfen ging het om personen, die alleen gedoopt waren en op grond van hun gedoopt-eijn als lid der Kerk werden beschouwd, hoewel ze verklaarden geen lid der Kerk te willen zijn. In dit speciale geval mogen we ons vergist hebben, niet in de voorstelling zelf, die we van dit belastingstelsel der Hervormde Kerk heb* ben gegeven.

En wat nu het arrest van den Hoogen Raad zelf betreft, willen we liever afwachten dat dit arrest gepubliceerd is, voordat we nader op de juridische motieven, waarop dit vonnis rust, ingaan. We willen liefst niet voor een tweedemaal aan een vergissing ons schuldig maken. AUeen merken we voorshands op, ook naar aanleiding van een welwillende critiek van andere z^de tot ons gericht, dat onze ingenomenheid met dit arrest niet gold de juridische motieven van den Hoogen Raad, ook niet de beschouwing, die h^ van het lidmaatschap der Kerk heeft, maar uitsluitend twee dingen. Vooreerst, dat door deze beslissing van ons hoogste rechtscollege nu wel een einde zal gemaakt worden aan deze processen om door rechterlijken dwang belastinggelden voor de Kerk te innen; wat we een zedelijk voordeel voor de Eerk achten. En in de tweede plaats, dat de Hooge Raad niet maar zonder meer de bepalingen van het reglement der Hervormde Kerk over het lidmaatschap als verbindend voor alle leden heeft aangenomen, omdat dit tot geestel^ken dwang zou geleid hebben.

We zuilen echter nader op de zaak terugkomen, zoodra het arrest van den Hoogen Raad zelf ons bekend is geworden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Toen we een vorlg maal meedeelden

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's