GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

IV.

EEN GROOTE GEBEURTENIS.

Zooals ik zei, viel op ons dorpje over onveiligheid niet te klagen, zoomin bij nacht als bij dag. Wanneer de wekelijksche wasch op de boerderijen haar beurt had gehad, bleef het goed dat te droogen was gehangen dag en nacht buiten, zonder dat ooit iets werd vermist. Tuinstoelen en dergelijken haalde niemand des avonds binnen. Deuren en vensters werden wel gesloten, doch . vooral des zomers zou het een inbreker weinig moeite gekost hebben binnen te dringen. De zware vensterlüiken deden veelal meer dienst tegen de winterkou dan tegen ongewenschte bezoekers.

’t Was dan ook met niet geringe verbazing en schrik, dat op zekeren morgen geheel onverwacht op het dorp de tijding vernomen werd: er is dezen nacht hier ingebroken en wel bij den ouden dominé.

Ik vernam dit het eerst reeds vroeg van onzen melkboer, die de weinige klanten bediende, welke hem noodig hadden. Bijzonderheden kon hij echter niet vertellen, want wat hij wist had hij vernomen van den postbode, die eenmaal daags, en wel des morgens, brieven bracht.

Ik moest dien ochtend uit, en begaf mij al vroeg naar de woning van mijn ouden vriend, om op de hoogte te komen van wat er gebeurd was. Wellicht kon ook mijn komst als geneesheer gewenscht zijn na het ongewenscht bezoek laatstleden nacht. Ik werd echter al spoedig gerustgesteld, toen ik bij mijn komst de huisgenooten kalm aan het ontbijt vereenigd vond. Allen hadden den verloopen nacht rustig geslapen, 'en niets bijzonders gezien of gehoord.

»Dus weet ge eigenlijk niet eens zeker dat de diefstal van nacht heeft plaats gehad? * vroeg ik.

»Dat kan moeilijk anders*, zei de dominé.

«Gisterenavond hebben we nog een en ander ebruikt van hetgeen we nu missen. Het werd. ook weer in dezelfde kast geborgen als altijd.

»En wat is er gestolen?

»Zilverwerk*, antwoordde de predikantsvrouw. »Het is niet alleen het verhes dat ons spijt, want de waarde van dat oude zilver is niet groot meer, maar het meeste was nog afkomstig van onze, ouders en diende meteen als gedachtenis.

»'t Is vreemd dat ge niets gehoord hebt van nacht*, zei ik weer.

sToch niet*, was het antwoord. »Het zilver was geborgen in een kast in de tuinkamer, die en heel eind ligt van onze slaapkamers, die oven zijn. Als de dief eenmaal in den tuin was kon hij gemakkelijk de ramen openschuiven en n de tuinkamer komen. Dat heeft hij dan ook edaan, en een paar kasten opengemaakt, maar lleen het zilver was van zijn gading. Trouwens et andere had niet veel waarde.

»En hadt ge dan de luiken niet gesloten? * »Neen, dat doen we hier zelden of nooit.

Ik moest vertrekken om zieken te gaan bezoeken. Over de zaak nog nadenkend begreep ik dat de dief met overleg was te werk gegaan. Den dag te voren was het een soort van feestdag geweest, 's Morgens werd dan in de dorpserk een dankzegging gehouden voor den oogst, n verder bleven de meeste dorpeUngen thuis, n maakten het zich daar onderling genoeglijk. p zulk een dag kon de dief het best zijn slag laan, daar hij bijna zeker was niet gezien te orden. Ook was de inbraak juist geschied bij ieden, van wie men om zoo te zeggen weten kon wanneer zij ter ruste gingen. Dan werd nl. et licht in de huiskamer uitgedaan, en dit was van buiten zeer goed merkbaar. Meestal hield et licht te tien uur op te branden. De dorpelingen lagen dan reeds bijna allen in diepe rust.

Toen ik tegen den middag van mijn eerste ezoeken huiswaarts keerde, kwam ik den put voorbij, 't Verwonderde mij niet op deze verzamelplaats ettelijke dorpelingen bijeen te vinden. Want het groote nieu'ws van den diefstal was als een loopend vuurtje door heel het dorp gegaan. Wie had hier ooit van zoo iets gehoord! De burgemeester, die verderop woonde, was reeds gewaarschuwd en had alvast den veldwachter op onderzoek uitgezonden.

Overal in het dorp verwekte het groote nieuws verbazing en ontroering. Niemand voelde zich recht op zijn gemak. Want nagenoeg alle menschen hier kenden elkaar min of meer. En ieder vroeg zich af, wie toch zoo iets kon gedaan hebben, 't Verbaasde mij, als gezegd niet velen bij de fontein te vinden, die voor de dorpelingen was, wat de markt was voor het volk van Athene, de plaats om wat nieuws te zeggen en te hooren.

Ik steeg van mijn paard, bond het vast en mengde mij onder de luidjes waarvan de meesten mij reeds kenden, zoodat het niet moeilijk viel in gesprek te komen. De veldwachter praatte ook druk, en gaf zijn ooren goed de kost, blijkbaar om iets te hooren dat hem. op een of ander spoor mocht brengen.

Ik bemerkte, dat er zich een groepje had gevormd van personen die allen naar één schenen te luisteren. Daar ging ik heen, en ook de veldwachter deed zoo.

In het midden van den kring stond een opgeschoten jongen van een jaar of veertien. Het was Gijs Harms, de zoon van een weigestelden boer, bij wien ik reeds een paar malen geweest

was. »En ik geloof toch* zoo hoorde ik Gijs zeggen »dat het gedaan is door Zigeuners ...« »Dat kon best* viel hem een oude boer in de rede. Ik herinner mij nog uit mijn jeugd hoe dat volkje hier telkens kwam met paarden en honden en dansberen bij zich. Maar iedereen schrikte als hij ze zag, want het waren geslepen dieven en bedriegers. Zij wisselden valsch geld voor goed, kaapten behendig uit de winkels allerlei weg en waren in den handel altijd bedriegelijk. Gemeenlijk werden ze al spoedig weggejaagd, en nu heb ik al in jaren niet meer van hen gezien of gehoord. Ik begrijp niet best waar zij 'nu zoo in eens vandaan zouden komen. Als dat opgehelderd is, zou ik het misschien gelooven. Hebt gij ze soms gezien Gijs ?

sOch wat* riep de veldwachter driftig, »ze moesten het eens wagen om hier te komen! We zouden ze gauw den weg wijzen. Maar Gijs zal zich vergissen. Was hier wezenlijk een troep van die heidens, dan zou ik het althans toch wel weten* voegde hij er bij, als wilde hij zeggen: Denkt gij dat iets aan mijn scherpen blik zou ontgaan?

Maar Gijs gaf het nog niet gewonnen.

»Twee dagen geleden*, vertelde hij, »ben ik op de hei geweest, om naar de uitgraving te zien, een uur of twee hier vandaan. Daar kwamen wij een zes mannen en vrouwen tegen, die zware zakken droegen, en er lang niet vriendelijk uitzagen. Ik ging hun dan ook maar gauw uit den weg*."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's