GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor ’t laatst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor ’t laatst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mogen we nog eens, thans voor 't laatst, m niet te veel van het geduld onzer lezers e vergen, op den nachtelijkeii aanslag erugkomen ?

De Nieuwe Rotterdammer nam in haar ondagsblad van 2 November ons verweer egen haar aantijging, dat de doleerende artij in 1885 een nachtelijken aanslag p de brandkast der Hervormde Kerk zou epleegd hebben, over; ze teekende daarbij an, dat dit verweer alleen »woordspel* as en beloofde na een vernieuwd onderoek op de zaak zelve terug te komen. Al e lang wachtte ze daarmede niet; reeds n haar Avondblad van 4 November volgde aar antwoord, dat ditmaal in een reeks an vragen aan ons adres bestond.

Tot ons leedwezen verhinderde overvloed van kopie ons dusver op deze vraigen te antwoorden; bovendien ian een blad als de Heraut, dat slechts eens per week verschijnt, niet telkens een goed deel van zijn kolommen voor polemiek afstaan. Zelfs rees de vraag of voortzetting van dit debat wel wenschelijk was. Er zijn geen erger blinden dan degenen die niet willen zien, en nu de Nieuwe Rotterdammer ons hoofdargument rusten laat en met tal van vragen komt aanzetten, die met de eigenlijke quaestie niets te maken hebben, toont ze daarmede zelf reeds, dat ze wel gevoelt, hoe zwak ze staat. Natuurlijk hebben we er geen oogenblik aan gedacht de Nieuwe Rotterdammer te overtuigen, dat de kerkelijke actie van 1885 een rechtvaardige zaak was; we begrepen vooruit, dat ze op dit punt voor geen overreding vatbaar zou wezen. Vandaar dat we ons uitsluitend op juridisch standpunt plaatsten en ons beriepen op de uitspraken van de verschillende rechtbanken in dit geding, omdat we hoopten, dat de Nieuwe Rotterdammer daarvoor althans eeiiigen eerbied zou . hebben. Waar toch uit deze uitspraken bleek, dat volgens de rechterlijke macht de schorsing der Kerkmeesters onwettig was, volgde hieruit, dat deze Kerkmeesters dan ook volkomen bevoegd waren geweest een kast, waarin de stukken van hun beheer zich bevonden, te doen openbreken, en dus de voorstellingvan de Nieuwe Rotterdammer, alsof deze heeren een »aanslag» hadden gepleegd op de eigendommen der Hervormde Kerk, laster was. Nu de Nieuwe Rotterdammer dit argument onweerlegd liet — omdat ze het niet weerleggen kan — blijkt daaruit, dat ze feitelijk haar ongelijk erkennen moet.

In plaats van dit echter eerlijk te doen, komt ze thans met een reeks van vragen aanzetten, wier beantwoording eigenlijk een geheele herhaling van wat in de dagen der Doleantie geschied is, zou noodig maken. Bovendien toont de redactie door deze vragen, dat ze van deze geschiedenis zoo bitter weinig af weet en begaat ze daarbij zulke dwaze flaters, dat het de vraag is, of zulk een debat nog een serieus karakter draagt. Het is dan ook alleen wellevendheidshalve, dat we op deze vragen nog een kort antwoord geven.

De eerste vraag luidt:

Weet de Heraut niet, dat het beheer in de Amsterdamsche gemeente op andere wijze was geregeld dan elders en dat de kerkeraad, daarmede in het algemeen belast, dit opdroeg aan een financieele commissie, die als zoodanig een andere plaats innam dan de zelfstandige colleges van kefkmeesteren in andere gemeenten èn met èn door den kerkeraad stond onder synodale besturen ?

De opmerking van'VUR''Nieuwe Rotterdammer dat het beheer te Amsterdam op andere wijze geregeld was dan elders, is wel iet wat onnoozel, alsof dit ons niet bekend zou wezen! Natuurlijk wisten we, dat, terwijl op de meeste plaatsen de gemeente het beheer rechtstreeks opdroeg aan kerkvoogden, die naast den Kerkeraad stonden en een onafhankelijke positie tegenover den Kerkeraad innamen, dit te Amsterdam anders was geregeld, omdat de gemeente het beheer hier had opgedragen aan den Kerkeraad, die dat beheer voerde door middel van een door hem benoemde Commissie. Wanneer de Nieuwe Rotterdammer hieruit echter afleidt, dat deze Commissie dus onder de Synodale besturen stond, omdat de Kerkeraad, die zijn lastgever was, aan de Synodale besturen ondergeschikt was, dan gaat deze conclusie niet op. Amsterdam's gemeente toch heeft steeds vrij beheer gehad; zelfs toen Koning Willem I het beheer een tijdlang aan zich getrokken had, bleef alleen Amsterdam deze politieke inmenging wraken, en het vrij beheer bleef hier gehandhaafd. Ook in 1869, toen de Synode der Hervormde Kerk, nadat de Koning het beheer los had gelaten, het beheer aan zich wilde trekken, heeft de gemeente van Amsterdam met overgroote meerderheid verklaard bij het vrij beheer te willen blijven. Zelfs werden maatregelen genomen, van meet af, om te zorgen, dat geen Synodaal bestuur ooit in de beheerszaken zich mengen kon. Al stond de Kerkeraad dus als geestelijk bestuur van de gemeente onder de Synodale, toch volgt daaruit niet, dat hij onder deze Synodale besturen stond in zijn qualiteit van vertegetiwoordiger der gemeente om haar goederen te beheeren. Een college, dat een dubbele quahteit heeft, kan in zijne ééne qualiteit onderworpen wezen aan een hooger bestuur, maar in zijn andere qualiteit van dat bestuur onafhankelijk zijn. Zelfs het classicaal bestuur heeft dit erkend; in zijn brief van 15 December 1885 verklaarde het, dat de Kerkeraad zeer zeker volstrekt onafhankelijk was van eenig ander kerkelijk bestuur ten opzichte der wijze van bestuur van de kerkegoederen, en dat het classicaal bestuur daaromtrent niets te zeggen had. (Kort verhaal p. 4) En in de brochure Waarom tachtig kerkeraadsleden geschorst!' verklaarde het Classicaal Bestuur wederom, dat de Kerkeraad (en de Commissie van Beheer) bij het bestuur van de kerkgebouwen enz. vrij was van elke poHtiekeen kerkelijke inmenging (p. 10). Trouwens, aangaande dit punt kan geen de minste twijfel bestaan, omdat de Hooge Raad hieromtrent uitspraak heeft gedaan. Dit hoogste rechtscollege verklaarde toch, dat zelfs het vonnis van het Classicaal bestuur, waardoor het de betrokken personen vervallen had verklaard van al hun rechten en van het lidmaatschap der Hervormde Kerk, geen rechtsgrond opleverde om de bedoelde kerkmeesters als ontzet uit hun functie te beschouwen. Stel hier nu naast de bewering van de Nieuwe Rotterdammer, dat de erkmeesters met en door den Kerkeraad aan de Synodale besturen onderworpen aren, om te voelen hoc ongerijmd haar ewering is.

Niet veel beter maakt de Nieuwe Rotterdammer het met haar tweede vraag, waardoor zij nog erger blijk geeft van hare onwetendheid aangaande de gebeurtenissen in 1885. Die vraag luidt:

Is het soms niet waar, dat de kerkeraad het Reglement dier commissie zoo heeft gewijzigd, dat het de leden van deze commissie en beambten door haar benoemd aan de tucht der hoogere besturen onttrok en dat daarop 80 kerkeraadsleden, die daarvoor hadden gestemd (waaronder zoogenaamde kerkmeesters) zijn geschorst?

De bedoelde bepaling in het reglement op het Beheer, waarop het blad het oog heeft, is er door den Kerkeraad zeker ingebracht, maar pas in het jaar 187S, d. w. z. tien jaar vóór de schorsing en afzetting der betrokken kerkeraadsleden. En we vermoeden, dat de Nieuwe Rotterdammer rm zelf wel voelen zal, hoe ze met deze vraag zich in de vingers heeft gesneden. Het Classicale bestuur heeft in die dagen wel veel gekke dingen gedaan, maar zoo gek is het tóch niet geweest, dat het een 80 kerkeraadsleden schorste en afzette om een misdrijf, dat ze tien jaar vroeger zouden begaan hebben. We zouden bijna meelijden krijgen mét de Nieuwe Rotterdammer, die er zoo inliep, en haar in gemoede den raad willen geven in 't vervolg naar een beteren kerkdijken voorlichter om te zien.

Ook met haar derde vraag slakt ze geen beter figuur.

Is het onjuist, vraagt ze, dat de geschorsten toen de Nieuwe Kerk hebben ingenomen, en zich niet naar de kerkelijke wetten hebben willen schikken ; dat zij de kosterij bezet hebben en de predikanten en anderen (die niet met hun poging om een gemeente te stichten die los was van het synodale juk, meegingen) den toegang hebben ontzegd, dat wachters met knuppels nagenoeg het geheele jaar 1886 de kosterij hebben bezet gehouden?

Indien de Nieuwe Rotterdammer hier met de «geschorsten* de Kerkmeesters bedoelt, dan begrijpen we haar eerste vraag niet, want de Kerkmeesters waren aan geen »kerkelijke wetten* [onderworpen, maar alleen aan de reglementen door den Kerkeraad, hun lastgevers, voor hen opgesteld en de Kerkeraad was zelfs volgens Dr. Vos ' ifl zake het beheer autonoom. Indien de Kerkmeesters zich verzet hebben tegen het Classicaal Bestuur, dat optrad »omtedoen wat des Kerkeraads was«, en, zich zelfs wederrechtelijk van de Nieuwe Kerk had meester gemaakt, dan is dit geschied, omdat dit optreden van het Classicaal Bestuur volgens de eigen reglementen der Hervormde Kerk onwettig was. Ze hebben de kerkelijke wetten dus juist tegenover het Classicaal Bestuur gehandhaafd. Indien de Nieuwe Rotterdammer dit niet op ons gezag wil aannemen, laat ze dan, om zich hiervan te overtuigen, de rechtsgeleerde adviezen lezen van de meest bekwame juristen, trouwe leden der Hervormde Kerk, die voor de doleantie geen de minste sympathie hadden, zooals de heeren Mr. A. J. W. Farncombe Sanders, Mr. B. J. L. de Geer van Jutfaas en Mr. P. van Bemmelen, welke op grond juist van de reglementen dèr Hervormde Kerk dte daden van het Classicaal Bestuur in die dagen als onwettig hebben gebrandmerkt. Bovendien, de uitspraak van de Amsterdamsche Rechtbank inzake het Archief heeft op die uitspraken het zegel gedrukt,

En al even onjuist is de voorstelling, dat de Kerkmeesters, na zich in het bezit van de Nieuwe Kerk gesteld te hebben, aan de predikanten en anderen (die niet met hén medegingen in het pogen om een gemeente te stichten, die los was van het Synodale juk) den toegang zouden ontzegd hebben. Hier geldt het nu niet een rechtsquaestie, maar een historisch feit. De waarheid nu is juist omgekeerd, dat de bedoelde kerkmeesters de Nieuwe Kerk en alle andere kerkgebouwen alleen beschikbaar hebben gesteld voor de niet geschorste predikanten, dié er gepredikt, de sacramenten bediend en huwelijken hebben bevestigd, terwijl van de geschorste predikanten niet één op den kansel is toegelaten. [Laat de Nieuwe Rotterdammer nu niet komen met de uitvlucht, dat ze alleen bedoelde den toegang tot de'kosterij, want zelfs deze uitvlucht baat haar niet. Ook de toegang tot de kosterij is voor de dienstdoende predikanten terstond opengesteld geweest; de heer Heemskerk heeft dit officieel meegedeeld aan de Synodale predikanten.

Hiermede zijn de vragen, door de Nieuwe Rotterdammer ons voorgelegd, beantwoord. Of ze wederom vinden zal dat we »z^V^aar van begrip» zijn en »geen historisch juisten kijk« hebben ? We zullen ons dan troosten met de gedachte, dat ook onze perscollega aan de Rotte wel eens lucider oogenblikken heeft gehad, dan toen hij deze vragen tot ons richtte.

Nog erger dan met deze vragen maakt de Nieuwe Rotterdammer het echter met haar slotopmerking, dat ze ons slechts dankbaar kan zijn voor ons antwoord »omdat daardoor weer eens naar voren werd gebracht, hoe de antirevolutionair tegenover onze Protestantsche Volkskerk gezind was (en naar veler meenen, nog steeds is) en welke middelen hij bereid was te baat te nemen." De Nieuwe Rotferdamtner toont ook hier weer, om met de Nederlander te spreken, haar «perfide" wijze van polemiek, want ze weet zeer goed, dat de Heraut een kerkelijk weekblad is, dat als zoodanig met de antirevolutionaire partij niets te maken heeft, en dat wat in 1885 is geschied, niet geschied is door de antirevolutionaire partij, die geheel buiten dit kerkelijk geschil stond, maar door de leiders der Gereformeerden in de Hervormde Kerk.

En hiermede nemen we Van dit onderwerp afscheid. Aan de Nieuwe Rotterdammer laten we gaarne het laatste woord. Een discussie als deze kan-niet eindeloos woi>

den voortgezet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor ’t laatst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's