GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen bij de benoeming van Prof. Noordtzij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen bij de benoeming van Prof. Noordtzij

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 24 December 1913.

Toen bij de benoeming van Prof. Noordtzij er onzerzijds op gewezen werd, dat het billijk was, ook de Gereformeerde richting, vooral nu ze aan wetenschappelijken invloed en beteekenis gewonnen had, aan onze Rijks-universiteiten te doen vertegenwoordigen, door een bescheiden deel van de katheders in de Theologische faculteit haar af te staan, — altoos aangenomen natuurlijk, dat er voor de vacante 'katheders knappe mannen onder de Gereformeefden te vinden waren, en in casu was dit het geval — was heel ons lieve vaderland in verontwaardiging ontstoken. De liberale pers gaf openlijk haar afkeuring te kennen over zoo snood bedrijf; van moderne zijde beweerde men, dat dit een a; anslag was op het wetenschappelijk karakter onzer Universiteiten; zelfs in het parlement werd de arme Heraut om de ooren geslagen. In Nederland werd bij de benoeming van professoren nooit naar richting of partij gevraagd; in een fatsoenlijk gezelschap gewaagde men daarvan zelfs niet; het deed er niets toe, of iemand modern, ethisch of gereformeerd was; de eenige keur die besliste, was de wetenschappelijkheid. En of we er al op wezen, dat het toch ietwat zonderling was, dat bij benoemingen altoos de modernen en ethischen en groningers wetenschappelijk bleken, maar de gereformeerden nooit, niets baatte. Ons vonnis stond vast. We hadden het hooge peil waarop in Nederland de benoeming der professoren stond, omlaag gehaald. Bij zulk een benoeming werd niet naar de richting, maar alleen naar de wetenschappelijkheid gevraagd.

Dankbaar voor de ontvangen les, hoewel niet overtuigd, hebben we afgewacht, hoe het bij de volgende benoemingen gaan zou. In Groningen waren twee vacatures ontstaan in de Theologische faculteit, doordat Prof. Van Rhijn overleed en Prof, Me)-boom emeritaat nam. De vervulling dezer vacatures laat zeer lang op zich wachten, en er schijnt achter de schermep druk *gewerkt« te worden, niet om den meest wetenschappelijken man er te krijgen — o neen, maar om deze vacante katheders te winnen voor de »moderne richting*. Natuurlijk zijn de moderne Candidaten voor deze vacatures «wetenschappelijke mannen«, zelfs de »meest aangewezen mannen* voor de te docceren vakken, — wie zou er aan twijfelen? — maar dat is toch niet de grond, waarop men ze aanbeveelt. Men acht, dat de orthodoxie te Groningen te veel te zeggen zou krijgen, wanneer de twee nieuwe hoogleeraren ook orthodox waren. Precies wordt uitgerekend, hoeveel representanten elke richting onder de professoren heeft, en dan oijgemerkt, dat nu billijkheidshalve twee katheders aan de «moderne richting toekomen.

En als bewijs, dat dit geen' vuige laster is, want het schijnt haast ongelooflijk, moge hier volgen, wat het weekblad voor de Vrijzinnige Hervormden schrijft:

Hoogleeraarsbenoeming Groningen.

Het Weekblad voor de Vrijzinnige Hervormden schrijft:

Reeds geruimen tijd zijn aan de universiteit te Groningen twee hoogleeraarsplaatsen in de theologie vacant. Prof. Meijbooni moest aftreden, omdat hij den zeventigjarigen leeftijd bereikte, en Prof. van Rhijn overleed. Waarom wacht men toch zoo lang met het vervullen dezer vacatures? Wij vernemen, dat eerst pogingen zijn aangewend, om het aantal staatshoogleeraren, dat thans vier bedraagt, op vijf te brengen, en dus drie nieuwe te krijgen. Zoolang de onderhandelingen daarover niet ten einde waren, en het dus nog niet vast stond, welke vakken van het onderwijs aan de te be noemen personen zouden worden opgedragen, was het begrijpelijk, dat het doen van een keuze werd uitgesteld. Maar het is nu ook al weer een poos geleden, dat deze kwestie is beslist. Het aantal blijft vier, en er moeten dus twee nieuwe hoogleerafen £\]\\. Waarop wordt nu nog gewacht ? Zijn er te veel of te weinig personen, die voor deze benoeming in aanmerking komen, zoodat het doen van een keuze moeilijk A-alt "i Of wordt de benoeming vertraagd, omdat richtingsk-westies in het spel zijn?

Naar ons oordeel behoeft dit laatste niet het geval te zijn, ligt althans de oplossing ervan voor de hand. De twee staatshoogleeraren, die nog in functie zijn, zijn beiden orthodox. Van de kerkelijke hoogleeraren is één orthodox en één evangelisch. Modernen ontbreken dus thans geheel. En de theologische studenten van (ironingen zijn al sinds eenige jaren voor minstens de helft modern. Het ligt dus. voor de hand, nu twee moderne hoogleeraren te be noemen. Want als dat gebeurt, zal toch nog de orthodoxie sterker zijn vertegenwoordigd dan zij billijkerwijze verlangen kan. Of zijn er — want de richting mag hier niet geheel beslissen ; eigenlijk diende op bekwaamheid in de eerste plaats te worden gelet, en in elk geval moet er ernstig rekening mee worden gehouden — of zijn er voor het geven van onderwijs in de opengekomen vakken geen bekwame moderne theologen te vinden, en wel orthodoxe ? Zoo staat het, meenen wij, allerminst. Voor zoover wij weten, zijn er thans geen orthodoxe theologen, die bijzonder in aanmerking moeten komen, en zijn juist twee moderne er om zoo te zeggen voor aangewezen. Wij hopen spoedig te vernemen, dat die twee benoemd zijn. Waarop wordt gewacht.

Zelfs de vrijzinnige studenten, naar de Niemve Rotterdammer Crt. meldde, hebben officieel aan de Regeering een verzoek gericht om in de beide vacatures aan de Theologische faculteit te Groningen «vrijzinnige" profes.soren te benoemen.

En indien ge verwachten zoudt, dat ook nu weer. heel de liberalepè'rs, ' cle A7«m'> Rotterdammer n^n het. .hoofd, , kreten van verontwaardi^ng zou .slaken over - ? ulk - eensnood bedrijf, '-naêt Miligen gloetlzöu bp^' konaén voor den elseh, - dat; 'hij' Köog^leeraarsbenoemjngen naar ..: geen richtiiig ' mag gevraagd • worderi, - maaf . dat. - de Regéering alleen te maken heeft met de wetenschappelijkheid, ^ eilacy, hoe bedrogen ge dan uitkomt.

Er is geen interpellatie in de Kamer, er is geen spektakel in het land, er is géén woord van kritiek zelfs.

Hoe dit pschologisch raadsel te ver­klaren is?

Och, doodeenvoudig.

Toen ging ..het om de Gereformeerden er buiten te houden, nu om de modernen er in te krijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Toen bij de benoeming van Prof. Noordtzij

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's