GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onlangs kwam in

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onlangs kwam in

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 29 Jan. 1915.

Onlangs kwam in de Wekker onder het dramatisch opschrift Ontzet en ontzettend, een artikel voor van Docent. I. J, de Bruin, leer^ar aan de Theologische School der Christelijke Gereformeerde Kerk, waarin meegedeeld werd, dat Ds. J. Van der Werp, predikant bij de Christelijk Gereformeerde Kerk in Amerika, was afgezet, omdat hij weigerde het dankgebed uit het formulier van den kinderdoop te lezen. De schuld van dit »ontzettend« vonnis droeg het »Kuyperian!sme«, dat al driester in de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika hét hoofd opstak, en op dit vonnis werd als waaréchuwend voorbeeld gewezen om te doen zien, wat vari de drijvers der neocalvinistische leerstellingen te wachten was. En als tegenhanger werd er dan op gewezen, hoe de bij ons Gereformeerde volk zoo hooggeschatte Ds. Koelman eveneens geweigerd had de liturgische formulieren te lezen en hoe scherp juist door onze Gereformeerde vaderen het, feit was afgekeurd, dat hij deswege door de Staten was afgezet. In de Christelijke Gei-eformeerde Kerk in Nederland was, zoo werd er aan toegevoegd, van zulk een conscientiedwang gelukkig geen sprake.

Nu is het reeds op zich zelf wel ietwat zonderling, hier van »Kuyperianisrne« of het .drijven van »neocalvinistische leerstellingen.«-te spreken, want het verzet van Ds. Van der Werp ging niet tegen een leervoorstelling van Dr. A. Kuyper, maar tegen den inhoud van het dankgebed na den doop, waartegen hij zoo overwegende bezwaren had, dat hij meende dit gebed niet te mogen uitspreken. Dit dankgebed na den doop nu is toch zeker niet door Dr. A. Kuyper opgesteld, zelfs niet door eenig. neöcalvinist, maar door Petrus Datheen in de 16e eeiiw, en het is officieel goedgekeurd door al onze Nationale Synodes in de - 16e en I7e eeuw, die het gebruik van dit gebed evenals van-het geheele formulier' van den kinderdoop uitdrukkelijk hebben voorgeschreven. Volkomen terecht heeft de Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika dan ook als haaroordeel "uitgesproken, 'Voen deae-zaak vöoï haar werd" gebracht, " dat zij * deze krachtige en 'gepaste uitdrukking onzer vaderen in het Formulier (van clcn' kinderdoop, waartegen Ds. Van der Werp bezwaar had) niet kon, noch mocht veranderen, omdat de zuivere verbondsleer ook in deze zinsnede van het dankgebed z.oo beslist wordt beleden". Voorts sprak de S\node uit, dat »Ds. \'an der Werp zich bij deze verklaring had neer te leggen" en »dat alleen zij, die in deze het standpunt der Kerk innemen, tot de bediening van-.Woord en Sacrament kunnen wórden toegelaten". Een uitspraak, die volkomen juist was. In het formulier van Doop en Avondmaal" hèëft" Hé 'Xërk "haar geloofs^ belijdenis aangaande de Sacramenten uitgesproken, en wie met deze belijdenis der Kerk het niet eens is en daarom weigert deze formulieren te lezen, kan in de Kerk niet toegelaten worden om. het Woord en de Sacramenten te bedienen. De gemeente toch heeft er recht op, dat bij Doop en Avondmaal niet de subjectieve opinie van een of anderen predikant, maar de leer der , Kerk haar verkondigd wordt. Wie hier van dwang spreekt, aan de conscientie van den predikant aangedaan, moet consequent komen tot geheel.e leervrijheid. En leervrijheid van den predikant is in den grond niet anders dan dwang aan de conscientie der gemeente aangedaan. De predikant dankt toch na den doop niet uit eigen naam, maar uit naam der ouders en der geheele gemeente. En hoe kunnen de ouders en de gemeente op zulk een gebed Amen zeggen, wanneer de heerlijke verbondsleer onzer Gereformeerde vaderen, waarin de beteekenis van den doop zoo rijk en bezield wordt beleden, vervangen wordt door de persoonlijke opvatting van een predikant, die lijnrecht tegen die leer zijner Kerk ingaat?

Ook het beroep op hetgeen Ds. Koelman heeft gedaan, zegr in deze zaak niets. Bij Ds. Koelman bestond geen het minste bezwaar tegen den leerstelligen inhoud van onze liturgische formulieren, waarmede hij als beslist gereformeerde het veeleer van ganscher harte eens was, maar hij had alleen daartegen bezwaar, dat de predikanten gebonden werden aan vaste liturgische formulierefn bij het bidden en de bediening der Sacramenten, omdat hij meende dat de vrije werking van den Geest der gebeden daardoor te veel aan banden werd gelegd. Hij wilde, — zooals hij zelf meedeelde in de voorrede van de beide predikatiën tegen het Formulierbidden, die hij in 1673 uitgaf onder den titel Reformatie noodig omtrent het gebruyk der Formidieren — dat de Gereformeerde Kerken in Nederland ten opzichte van de Formulieren hetzelfde standpunt zouden innemen als de Synode van Westminster in Engeland, die het letterlijk voorlezen der formulieren niet verplichtend stelde, maar daarin alleen aanwijzingen zag, }ioe de predikant had te spreken en te bidden, en hem vergunde dit te doen in zijn eigen woorden en naar de behoefte van het oogenblik. In hoeverre dit standpunt van Ds. Koelman nu juist was, laten we hier in het midden; onze nationale Synodes hadden het gebruik van deze formulieren uitdrukkelijk voorgeschreven, en het voegde aan Ds. Koelman niet eigenmachtig deze besluiten der Synode op zij te zetten. Maar waar het hier alleen een kerkrechtelijke quaestie van orde gold, hebben en zijn Kerkeraad èn de Classis Walcheren, die over dit geschil te oordeelen hadden, besloten, dat Ds Koelman in dit eigenaardig gevoelen gedragen kon worden. En toen de Staten, plus royaliste que Ie roi, niettegenstaande deze uitspraken van de bevoegde kerkelijke vergaderingen, hem toch uit zijn ambt als predikant hebben gezet, is dit afzettingsvonnis uitgesproken door een politieke macht, die niets over de Kerk te zeggen had, volkomen terecht door mannen als Voetius e.a.. afgekeurd en de Kerken hebben - dit afzettingsvonnis dan ook nooit als rechtmatig erkend.

Maar hoc geheel anders onze Gereformeerde K-erken hebben geoordeeld, wanneer dit verzet tegen het voorlezen van het formulier voortsproot uit afwijkende gevoelens .omtrent de leer zelf der Kerk, die in deze formulieren werd beleden, blijkt uit het feit, dat, toen Ds. Jod. van Lodensteyn, de bekende predikant te Utrecht, bezwaar had tegen het lezen der eerste doopsvraag, de Synode van Utrecht in 1676 naar aanleiding van dit bezwaar besloot, dat , , men de formulieren zou lezen zonder eenige verandering". En evenzeer werd geoordeeld, toen in 1723 wederom predikanten in de proviticie Utrecht zich eigenmachtige wijziginjjen in het doopsformulier veroorloofden, omdat zij het met den inhoud^ van het formulier niet eens waren. Niet alleen in Utrecht, maar ook in Gelderland en Zuid-Holland werden toen bepalingen gemaakt, dat geen particulier predikant in de Formulieren veranderingen mocht aanbrengen, maar dat hij stiptelijk bij de letter moest blijven; en zelfs werd gedreigd, dat men tegen de transgresseurs (de overtreders) naar Kerkenorde zou procedeeren (H. J, Olthuis, De doopspractijk der Gereformeerde Kerken in Nederland, 1908, blz. 177—183). Uit deze historische feiten blijkt dus wel, hoe geheel onjuist de voorstelling van docent de Bruin was, alsof het besluit der Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika van een soort »neo-calvinisme« of »Kuyperianisme« zou getuigen; eer zou de vraag kunnen-gesteld worden, of het standpunt van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, dat lederen predikant veroorlooft eigenmachtig in de doopliturgie wijziging aan te brengen, niet een nieuw soort van calvinisme is, dat al" heel weinig, overeenkomst heeft met de leer en practijk onzer Gereformeerde vaderen.

Ten slotte zij hier nog aan toegevoegd, dat ook de voorstelling van Ds. de Bruin, alsof Ds. van der Werp om dit zijn af-^ wijkend gevoelen "döbr de Syiwde zm\ •afgezet zijn, op onjuiste inlichtingen bleek te berusten. Gelijk Dr. Beets in 1 he Banner, het orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerk in Arrierika, mededeelt, is hiervan geen iwoorcl waar. Ds. van der Werp heeft na beslissing der Synode vrijwillig zijn atmbt neergelegd en is tot de Dutch Reformed Church overgegaan, waar hij reeds een beroeping ontving en als predikant is opgetreden. Dit is de eerlijke en loyale weg bijeen dergelijk conflict tusschenconscientiebezwaar en ambtelijke verplichting, en het eert Ds. Van der Werp, dat, toen hij aan de beslissing der i5\'node zich niet kon onderwerpen, hij dezen weg koos. Wie als predikant bezwaar heeft tegen de formulieren der Kerk, mag niet eischen, dat terwille van zijn particuliere gevoelens de gemeente beroofd worde van hetgeen haar wettig recht is, maar behoort zijn ambt neer te leggen en tot een andere Kerk over te gaan, waar dit gevoelen wel geduld .wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Onlangs kwam in

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 januari 1915

De Heraut | 4 Pagina's