GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Diaconaal Correspondentieblad behandelt Dr. de Moor onder den titel: Het opti'eden der diakenen, de vraag, of diakenen bij het uitdeelen der gaven ook zeker opzicht hebben te oefenen. Zijn zeer voorzichtig gesteld advies luidt aldus:

V/anneer de diakenen hunne gaven, of liever : de gaven der gemeente, of beter nog: de gaven van den Koning der Kerk uitdeelen, mogen zij niet nalaten daarbij eenzeker opzicht uit te oefenen. Als rentmeester van des Heeren goed hebben zij het met voorzichtigheid uit te deeien en moeten zij zich door ernstig onderzoek overtuigen, aan wie het werk der barmhartigheid ten goede komt en welk gebruik van de gaven der Christelijke liefde wordt gemaakt. Bovendien moeten zij dit ook doen om te voorkomen, dat de armen door de gaven in nog grooter ellende komen, omdat zij hun zelfstandigheid er door verliezen en liever op de barmhartigheid zich verlaten dan zelf voor hun brood te arbeiden. Het is dus een vanzelf sprekende eisch voor alle armenzorg, die bij de diakonie bijzonderen klem ontvangt, wijl hethier de openbaring der christelijke liefde geldr, dat over de ondersteunden een ernstig en nauwlettend opzicht wordt geoefend.

Maar nu is het de vraag, hoever dit opzicht mag en moet gaah. Raakt het alleen de wijze, waarop de stoffelijke gaven worden gebruikt, of heeft het ook betrekking op geestelijke belangen als b.v.: komen de ondersteunden geregeld ter kerk ? zenden zij hun kinderen naar de christelijke school? en dergelijke.

Deze quaeslie is niet zoo eenvoudig als ze schijnt. Sommigen zijn aanstonds gereed met een antwoord, dat op het eerste gezicht aantrekt, omdat het zoo duideJijk onderscheidt.

Zij zeggen: de dienaren des Woords met de ouderlingen hebben eene taak, welke principieel van die der diakenen verschilt. Het geestelijke opzicht is eene taak, welke, geheel valt buiten de bevoegdheid der armverzorgers, die zich zuiver tot het htlpen in den stoffelijken nood hebben te beperken. Wenscht de kerkeraad, dat de leden trouw ter kerk komen en hunne kinderen christelijk onderwijs doen geven, dan moet hij hén daartoe met geschikte middelen bewegen. Doch diakenen vragen alleen: is er stoffelijke nood? zoo ja, dan helpen zij op de beste wijze, zonder eenige voorwaarde van geestelijken aard aan dien bijstand te verbinden — men moet die twee gebieden weten uit elkander te houden.

Anderen zijn even spoedig gereed met een antwoord. Het zijn de enkele heethoofden, die de spreekwijze »wie niet werkt zal ook niet eten» op geestelijk terrein overbrengen, en dus eischen, dat alle , die ondersteund worden, hun plichten (om op Roomsche wijze te spreken) trouw nakomen, op straffe van inhouding der ondersteuning. En het zijn ook onze vijanden, die, vooral in verkiezingsdagen, beweren, dat wij met dwang onze kerken en scholen vullen, en de menschen ertoe brengen om den broode het Evangelie te volgen. Die. het eerst de klandizie opzeggen aan den leverancier, die op e.en christelijk candidaat durft stemmen, zijn dan vooraan in 't gelid om te beweren, dat de christenen de ongehoorzamen in hun maag weten te straffen en alleen aan dezen dwang om in te gaan, nog het bestaan hunner kerken en scholen danken.

Wij gelooven, dat geen der beide groepen het bij het rechte einde heeft, en dat de waarheid hier gelijk zoo menigmaal in het midden ligt. Om met de beweringen van laatstgenoemde groep te beginnen: men doet altoos uiterst verkeerd, wanneer men meent geestelijke zaken met stoffelijke middelen te mogen dwingen. Er is niets wat zoo afkeerig maakt van het geestelijke als juist elke poging om iemand door broodnood ertoe te brengen. Men moge er dan in slagen eenig succes te behalen, zulk een geveinsdelijk zich onderwerpen heeft geen waarde voor de komst van Gods koninkrijk, ja staat die veeleer tegen. Indien iemand Christus volgt om de brooden, moet dit alleen aan hem zelf te wijten zijn en mag de Diakonie daartoe nooit hebben medegewerkt door de voorwaarden, welke zij stelde. Wat iemand doet, is voor zijn eigen verantwoording; maar de barmhartigheid moet alleen helpen om den nood der armen te lenigen, niet om de kerk of de school te vullen; ook niet om geestelijke zegeningen op te dringen aan menschen, die er niet van gediend zijn.

Hoe weinig onze Gereformeerde kerken zich met zulke praktijken inlaten, kan wel het best daaruit blijken, dat zij aan degenen, die onder de kerkelijke tucht staan, diakonale hulp volstrekt niet ontnemen. De tucht dient niet om te verderven, doch om te behouden, en zoo doet censuur dp ondersteuning niet eindigen. Men straft de ledeiï niet door hun het aardsche brood te ontnemen, doch men tuchtigt hen door hun het hemelsche brood en den wijn der sacramenten te ontzeggen, opdat zij tot inkeer mochten komen.

Het andere standpunt, dat we het eerst beschreven, is echter evenmin juist. Het gaat in tegen ons bevestigingsformulier voor de diakenen, dat zegt: Het tweede deel van hun ambt bestaat in de uitdeeling, waartoe vereischt wordt niet alleen de gave van onderscheiding en voorzichtigheid, om de aalmoezen niet te besteden dan waar het noodig is, maar ook blijmoedigheid en eenvoudigheid, om met een bewogen hart en toegenegen gemoed de armen te helpen, gelijk de apostel eischt; Rom. 12 : 8 en 2 Cor. 9 : 7 Waartoe zeer goed is, dat zij niet alleen met de uiterlijke gift, maar ook met troostelijke reden uit het woord Gods aan de armen en ellendigen hulp bewijzen*.

Zeker is het altoos noodzakelijk om de ambten in Christus kerk goed uit elkander te houden. Eve; i-!eer als wij het afkeuren, dat dienaars des Woords diaken spelen en er een eigen armenverzorg ng op na houden, welke meestal vloekt met

alle regelen van gosde armenzorg en in elk geval in strijd is met de aan diakenen van 's Heeren wege toekomende taak — evenzeer keuren wij het af, als diakenen het werk der ouderlingen gaan verrichten en doen als ware het geestelijk opzicht hun toevertrouwd en konden zij den buidel sds een ander tuchtmiddel gebruiken.

Intuaschen is er een bedenkelijke fout in de redeneering, dat diakenen daarom van alle geestelijk opzicht zich hebben te onderhouden. Men vergeet immers, dat het geestelijke en het stoffelijke door Christenen niet zoo scherp van elkander kunnen onderscheiden worden, omdat Gods Woord en de praktijk dts levens tusschen beide een nauw verband leggen. Achteruitgang op stoffelijk gebied is menigmaal niet anders te verklaren dan als een gevolg van geestelijke verslapping. De Heere heeft in armoede en allerlei leed iets aan de Zijnen te zeggen. Niet, dat wij de toepassing voor eenander mogen maken, zooals de vrienden van Job deden. Die zeiden: gij zijt in ellende, dan zult ge wel eene of andere verborgen zonde hebben. j3aar Jezus' woord over den toren van Siloam en 's Heeren antwoord aan Job leeren ons dit wel anders. Echter mogen diakenen niet vergeten, dat zij het geestelijke en het stoffelijke niet als door Chineesche muren gescheiden mogen zien. Daarom zijn zij, om bij de twee, genoemde voorbeelden te blijven, o. i. wel degelijk verplicht om, indien zij bemerken, dat een ondersteunde het kerkgaan verzuimt, daarover te spreken. Zeker, het kan noodigzijn, dat zij den kerkeraad waarschuwen aangaande hun bevinding. Maar zij zouden hun toeping verzuimen, als zij niet ook zelf daarover spraken, en zulks niet alleen als diakenen, want het is hun roeping armoede te voorkomen, en wie moedwillig des Heeren wegen verlaat, kan Zijn heil niet verwachten. Hij kan niet recht bidden om het dagelijksch brood, waar hij met een leugen in zijn band tot God nadert. En op dezen geestelijken misstand hebben de diakenen ongetwijfeld krachtens hun ambt te wijzen, met ernst en liefde, zonder dreigingen, met winnende teederheid.

En wat het schoolgaan der kinderen betreft, zou het, om iets te noemen, niet noodig zijn, dat degenen, die in Christus' naam de gaven van Zijn volk komen brengen, er de ouders op wijzen, hoe verkeerd zij doen dooi" hunnen kinderen de' geestelijke gaven te onthouden? Zouden zij niet moeten wijzen op het contrast tusschen het breken der doopsbelofte en de trouw, waarmede de Heere Zijn . belofte houdt, dat de Zijnen aan geen ding gebrek zullen hebben, zooals die mede door den dienst der diakenen vervuld wordt? Zouden zij niet moeten wijzen op den plicht der dankbaarheid om onze kinderen op te voeden in de vreeze des Heeren? Ons dunkt, dat deze dingen voor zich zelf spreken, en geen vroom, zijn ambt met ernst bekleedend diaKen, in dezen in gebreke zou kunnen blijven. En we gelooven, dat hij dan volstrekt niet zijn ambt verlaat om ouderlingen-werk te doen, doch wel degelijk als diaken fungeert, naar zijn goddelijke roeping.

Alleen maar: alle dwang blijve geweerd. Een voorwaarde, waarvan de steun afhankelijk is, mag niet gesteld worden. De idee: «voor wat hoort wat* zij absolute contrabande. Wij hebben in onze kerken niet met de tallooze bezwaren te worstelen, die de Hervormde kerk ondervindt door het prijsgeven der tucht en door historisch geworden toestanden. Maar terwijl de kerkeraden de diakonieën moeten steunen door zooveel mogelijk te voorkomen, dat menschcn zich om stoffelijke redenen bij de kerk aansluiten, moeten de diakonieën de kerkeraden steunen door voor haar deel op gepaste wijze het geestelijk element te versterken en naar den aard der kerkelijke barmhartigheid ook te trachten de wonde te genezen, en niet alleen'die te balsemen, om verzachting van het leed te bewerkstellingen. Zoo volgen wij het voorbeeld van Hem, die èn bewogen was om den stoffelijken nood der schare, èn om hun zonder-herder-zijn, en die deze beide zoo schoon en harinonisch met elkander in verband heeft gebracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1915

De Heraut | 4 Pagina's