GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XVIII.

VERSCHIL VAN INZICHT.

Maar al veroordeelde mijn hart mij niet, de menSchen deden anders, en op alle wijzen werd mij na het laatste gesprek duidelijk gemaakt, hoe de hekken verhangen waren.

Mijnheer, die in den laatsten tijd zoo vriendelijk en gulhartig was geweest, werd merkbaar koel en stijf jegens mij. Beleefd bleef hij als altijd maar meer ook niet. Wat mevrouw betreft zij scheen plotseling mijn gezelschap veel minder te behoeven dan vroeger, en liet zich door de bedienden helpen als het noodig was. Ook kwamen de jonge meisjes met wie ik dansen zou geleerd hebben, nu bijna eiken dag. Dikwijls kon ik hooren hoe zij en mevrouw de grootste pret' hadden. Mijn gezelschap werd hoogstens nu en dan een paar uur begeerd, blijkbaar meer voor de leus, daar het toch moeilijk ging: een juffrouw van gezelschap te hebben wier gezelschap men zoo veel mogelijk vermeed.

Zooals ik reeds vroeger zei gingen mijnheer en mevrouw Jansens veel uit. Ze waren trouwens hier louter voor hun genoegen en ontspanning gekomen, en aan vrienden en bekenden om met hen mee te gaan ontbrak het nooit. Alle genoegens die de stad bood werden nagejaagd, partijen en feesten druk bezocht, muziek en tooneel niet vergeten. Zelden thuis was hier de leus en genoegen stond voorop.

Daar mevrouw te zwak was of althans zoo heette om alles mee te maken, ging mijnheer ook dikwijls alleen uit, wel te verstaan in gezelschap van zijn vrienden. Huiselijk leven was hier eigenlijk weinig of niet, inzonderheid voor mij. Ik was veel alleen en had alle gelegenheid talen en muziek te beoefenen, wat ik dan ook met ijver deed. Doch ik was op mij zelf en had niemand met *ien ik eens van hart tot hart spreken kon. Zelfs waren er maar weinigen met wie ik een gewoon gesprek kon voeren. Want mijn omgeving stond of boven of beneden mij. Ik was een soort van middending en dat is zelden aangenaam.

Maar juist deze vereenzaming onder dé" menschen zou er toe leiden, dat ik meer gemeenzaam werd met God. Tot nog toe had ik Hem meer als uit de verte gediend, zonder recht te verlangen naar Zijn gemeenschap. Thans nu ik niemand had aan wien ik mijn nood kon klagen, werd ik er toe gedreven raad en hulp te zoeken bij Hem, die mijn leven dusver wonderlijk had geleid. Ik had tot nu toe mij wel genegen betoond tot den dienst des Heeren, doch nu gevoelde ik eerst recht. Hem noodig te hebben. En Hij liet mij niet verlegen.

Ik sloeg mijn Bijbel op en las de heerlijke woorden uit Ps. 103.

Loof den Heere, mijne ziel, en al wat binnen in tiiij is. Zijnen heiligen naam.

Loof den Heere, mijne ziel, en vergeet geen van Zijne weldaden.

Barmhartig en genadig is de-Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid.

Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

Want zoo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vreezen.

Zoo verre het oosten is van het westen, zoo verre doet Hij onze overtredingen van ons.

Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem vreezen.

Want hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.

Maar de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vreezen, en Zijne gerechtigheid aan kindskinderen.

Deze woorden waren mij tot troost en verkwikking. Ik begon nu weer eiken dag mijn Bijbel te lezen, en ik begon ook te verstaan wat het zeggen wil als dat Woord des Heeren het brood des levens wordt genoemd. Zoo moest een wereldsche, lichtzinnige omgeving er toe leiden dat ik op den goeden weg kwam.

Ik begreep echter al meer, dat het op den duur hier niet gaan zou. Mijnlieer Jansens en zijn vrouw hadden zich in mij vergist, en ik zou hun, dat voelde ik, nooit kunnen voldoen. Ik schreef daarom aan mijn pleegouders in Afrika om hun te vragen wat in deze omstandigheden het best zou zijn. Ik schreef hun erbij dat ik moeüijk kon wachten tot de heer Jansens terugging.' Want het leven hier op Java beviel hem en zijn vrouw zoo goed dat besloten was hun verblijf met nog een paar maanden te verlengen.

Op dien brief kreeg ik antwoord, maar zoo laat, dat toen reeds velerlei geheel anders dan vroeger was geworden.

Intusschen voelde ik mij in dezen kring al minder thuis, en zou gaarne met het eerste het beste schip weer naar Afrika zijn vertrokken. Maar dat ging niet. Zoo bad ik dan den Heere mij den weg te wijzen, dien ik te gaan had, en zoo noodig een uitweg te openen. En de Heeie hoorde mij, op een wijze waaraan ik zelf niet gedacht had.

Zooals ik reeds zei, hielden de heer Jansens en zijn vrouw beide veel van uitgaan. Mijnheer kwam dikwijls laat thuis en ik had reden te gelooven, dat hij vaak ver van nuchter of liever dronken was.

Dat dit aan zijn gezondheid bevorderlgk was, betwijfel ik zeer. Doch er zijn meer menschen, die aan hun genot alles opofferen, ook hun gezondheid, ja meer.

Op zekeren morgen zag ik een paar rijtuigen voorkomen waarin eenige heeren zaten van welke ik enkele reeds vroeger had gezien. Zij kwamen de heer Jansens afhalen, gelijk ik later hoorde, voor een uitstapje naar de heuvelachtige streken dicht bij, die om hun schoonheid beroemd waren. Ook eenige inlandsche bedienden gingen mee, alsmede een goede voorraad levensmiddelen en dranken. De heeren zouden twee ©f drie dagen uitblijven.

De derde dag verliep geheel zonder dat iemand van het gezelschap terugkeerde. De avond kwam maar mijnheer Jansens en zijn vrienden bleven uit. Men begon ongerust te worden, doch op 't oogenblik viel er niets aarï te doen. De morgen diende afgewacht.

Zoodra de dag weer was aangebroken werden in alle richtingen lieden uitgezonden om het gezelschap op te sporen of althans te weten te komen, waar de vrienden den nacht hadden doorgebracht. Doch reeds na ben uur kwamen ettelijke uitgezondenen terug met de boodschap, dat de met smart verwachten in aantocht waren.

Ik stond voor een venster, juist toen zij aankwamen. Het tweede rijtuig trok bijzonder mijn aandacht. Waren de anderen' vol met menschen of met goederen, in dat tweede zaten slechts twee heeren. De een droeg den arm in een doek. De ander die doodsbleek zag had het hoofd met doeken omwonden. Hij zag er naar uit en had de oogen gesloten.

Dat was mijnheer Jansens.

Wat was er gebeurd ?

Het antwoord op die vraag kreeg ik vooreerst niet. Blijkbaar was het gezelschap een onheil overkomen. Maar van welken aard en waardoor daarover schenen zij die het weten konden litfst vooreerst zich niet uit te laten. Ook de inlandsche bedienden zwegen, misschien wel wijl hun daarvoor een goede fooi gegeven was. Toch lekte er allengs iets uit, en kan ik dus verder vertellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's