GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Juist gezien.

Nambaas was de naam van een man, die ruim een halve eeuw geleden in Britsch-Iadië leefde. Hij was uit heidensche ouders geboren en-in het heidendom groot geworden. Zijn vader behoorde tot de Bramanen, die den afgod Brama dienen. Diens aanbidders zijn vele millioenen in getal.

Als jongmensch was Nambaas reeds een diep denkend, ernstig persoon. Hij had enkele vrienden met wie hij vaak sprak over de goden — want de Bramanen hebben er vele — en over hun dienst. Hierin waren zij het eens, dat die dienst het hart niet bevredigde.

Eindelijk besloten zij zich om raad te wenden tot een wijzen priester uit de nabuurschap. Zij vertelden hem wat hen aandreef te komen. Ondanks alle offers die zij brachten, en alle boetedoeningen, drukte hen de last hunner zonden, en te vergeefs trachtten zij die kwijt te worden. Wat nu te doen ?

»Ik weet raad voor u«, sprak de priester. üGij moet naar de Ganges gaan — een zoo genoemde heilige rivier — en u daarin baden, eiken dag zeven maal, zeven dagen lang. Dan zult gij in den tempel offeren, en rein worden van uw zonden».

De jongelieden vonden dezen raad uitstekend, en deelden dien ook aan anderen mee. Zoo werd er een gezelschap gevoimd van pelgrims, die allen wel meer van de Ganges hadden gthoord, en nu de proef wilden nemen. Het was een lacge reis, maar die, hadden zij er voor over.

Onderweg kwamen zij in een stad, die Lahore heet. Daar woonde een wijs en godsdienstig man Kaya genaam, die bij al het volk bekend was en door velen werd geraadpleegd. Ook de pelgrims hadden van hem gehoord, en het sprak vanzelf dat zij hem opzochten om zijn raad in te winnen.

Kaya hoorde hen aan terwijl zij hem inlichtten over het doel van hun reis, en hem vertelden van de wasschingen in de Ganges die, hun zonden zouden wegnemen.

Ten slotte vroegen zij wat hij er van dacht. Kaya gaf geen rechtstreeksch antwoord, maar ging naar een kast, waaruit hij een mooie, goudkleurige pompoen haalde, een vrucht schoon van aanzien, maar bitter en voor menschen oneetbaar. Ook nam bij een mes en verzocht een zijner gasten den pompoen in stukken te snijden en die onder het gezelschap te verdeelen. Dan kon elk zijn deel opeten.

«Maar dat gaat niet; spraken de pelgrims. sDie vrucht is te bitter."

»Neem dan" sprak Kaya de pompoen op uw reis mee. Dompelt haar in eiken stroom, dien ge overtrekt, en eindelijk in den höligen Ganges. Daarna kunt gij haar proeven en zal zij wel zoet en smakelijk zijn.”

De pelgrims zagen den spreker aan, als wilden zij zeggen, dat gelooft gij zelf niet. Hij behoorde trouwens niet tot de Bramanen, zoodat zij hem minder vertrouwden. Hij begreep dit, en sprak.

»Gij trekt mijn woorden in twijfel en terecht. Ik sprak slechts om u te doen nadenken. Als zelfs de vrucht door al die wasschingen niet goed wordt, hoeveel te minder een zondig menschenhart.”

Hierna scheidden zij. Maar de pelgrims gaven, ook na al wat Kaya gezegd had hun reis niet op. Zelfs namen zij de pompoen mee.

Zorgvuldig en trouw volbrachten zij de voorgeschreven reiniging. Doch helaas, schoon begrijpelijk, alles vergeefsch. Zoomin als de vrucht eetbaar werd, zoo min ook maar een der pelgrims rein van zonde.

Diep teleurgesteld keerden allen terug.

Hoe het den meesten verder ging is mij niet bekend. Zij ervoeren ook, dat er wel vele zijn die de kwaal der ziel wel kunnen aanwijzen maar die het geneesmiddel niet kennen. Dat biedt alleen Gods Woord het Evangelie.

Vele jaren later schreef Nambaas.

Ik weet nu, dat ik toen blind was, maar nu zie. Wij hebben alles gedaan wat ons was voorgeschreven, maar om te ervaren dat de boosheid en zondigheid van het hart niet door menschen en met uitwendige ndddelea, , is te genezen.

»Ik was en bleei onvoldaan tot het den Heere behaagde mijn oogen te openen. Als middel gebruikte Hij daartoe het werk van een Bijbelverkooper, die op de markt stond, en boeken èn geschriften verkocht. Meer uit nieuwsgierigheid dan uit belangstelling kocht ik een Nieuw-Testament, las het en de uitkomst was, dat ik na het onderwijs van een prediker des Christendoms een helder inzicht kreeg in de waarheid. Ik wierp mijn afgoden weg, en beleed den Heere Christus; Hem wil ik trouw blijven ten einde toe.

De onjiandige vriend.

Hoog in de bergen woonde een beer, die wegens zijn kracht ontzien en wegens zijn goedaardigheid bemind was.

In het dal bij den berg woonde een landman die daar zijn akkers had.-Dikwijls kwamen de beer en hij elkaar op hun tochten tegen. Nooit echter deed de een den ander eenig kwaad. Op 't laatst 'kwam het zelfs zoo ver, dat man en beer vriendschap sloten. De beer kwam nu en dan bij den man in zijn tuin, waar hij op bessen en honig onthaald werd. Soms ook bracht de man zijn viervoetigen vriend een bezoek. Wat de landman bij zulk een gelegenheid te smullen kreeg, meldt de fabel niet.

Op zekeren heeten zomerdag had de man zich op een bank in zijn tuin te slapen gelegd. Kort daarop verscheen ook de beer, "zocht zijn vriend op, en zette zich naast dezen op de bank, in afwachting van zijn ontwaken.

Op eens bespeurde de beer hoe een groote, gevaarlijke spin tegen den man opkroop, en zich reeds op zijn gezicht zette om hem te bijten. Er dreigde gevaar; dat begreep de beer. Haastig sprong hij op, greep .met zijn klauw een grooten steen, en sloeg zoo raak, dat hij in één slag de spin doodde, maar ... ook den man het hoofd verpletterde, die viel dood van de bank. 'Voor het eene gevaar had de beer zijn vriend behoed, maar om hem grooter leed te bezorgen dan ooit de spin doen kon.

De beer meende het goed, maar toch kostte zijn onhandigheid zijn vriend het leven.

Het is niet voldoende, dat men het goed bedoelt, ook de juiste middelen dienen gekozen; anders stichten we ook bij de beste bedoeUng soms meer kwaad dan goed.

BRIEFWISSELING.

P. P. Er bestaan verschillende werken uit vroeger eeuwen over Amsterdam. Schrijvers van lijvige boeken zijn o. a. Dapper, Commelin, Von Zesen en Wagenaar. In de negentiende eeuw heeft vooral Ter Gouw over oud-Amsterdam geschreven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's