GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Inaugureele oratie  van Prof. Dr. G. Ch. Aalders.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Inaugureele oratie van Prof. Dr. G. Ch. Aalders.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De nieuw benoemde hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, Dr. G. Ch. Aalders, wien het onderwijs in de Oud-Testamentische vakken en de Ambtelijke vakken is opgedragen, heeft j.l. Vrijdag 28 Mei zijn ambt aanvaard met het uitspreken eener inaugureele oratie. Zooals te verwachten was, heeft hij 't onderwerp dezer oratie ontleend aan die vakken, die hem 't naast aan 't hart liggen en waarop hij dusver 't meest zich bewogen had, nl. de Oud-Testamentische vakken. Onder den titel: Zj? 'kentering in de Oud-Testamentische wetenschap gaf hij een overzicht van de eigenaardige kentering van gevoelens, die ten opzichte van het Oude Testament thans bij de meest bekende beoefenaren dezer wetenschap zich voordoet.

Van deze rede, die met bekwamen spoed bij den uitgever J. H. Kok het licht zag, geven we den korten inhoud uit het persverslag hier weer:

In de werkzaamheden der geestelijke factoren in het leven der menschheid is een soortgelijk verschynsel op te merken als in het wassen en vallen van het water bij vloed en ebbe. Dit geldt ook van de wetenschap. Ea op het engere gebied van de Oud-Testamentische wetenschap doet zich dat verschijnsel thans juist in bizondere mate gevoelen; we staan voor eene kentering van het tij.

Er is in die wetenschap eene toonaangevende richting, welke in haren aanvang teruggaat tot ongeveer het midden der 18e eeuw, en na eene ontwikkeling, die een bestendigen zegetocht geleek, tot een ware alleenheerschappij gekomen was Deze richting wordt veelal gekarakteriseerd als de „kritische", al of niet in verbinding met „litterarisch" of „historisch" maar waarbij toch het „krittsche" den hoofdnadruk heeft. Dit geschiedt met betrekkelijk recht, — indien men namelijk maar niet iedere andere richting voor kritiekloos houdt, — aangezien in deze richting de kritiek een heerschende plaats inneemt. Immers zij kenmerkt zich zoowel door een uitermate negativist!sch standpunt tegenover alle traditie, als door eene neiging tot speculatieve constructie, waarbij ruimschoots van vernuftige combinatie en fantasie wordt gebruik gemaakt.

Doch nu doet zich in de laatste jaren het verschijnsel voor, dat bij een aantal geleerden, die methodisch en principieel niet a priori tegenover deze richting staan, gelijktijdig op tal van punten eene gewijzigde beschouwing naar voren treedt, die weder meer nadert tot de tradatie en afwijkt van de ontworpen speculatieve constructie der heerschende school. Dit verschijnsel mag gequalificeerd worden als een kentering van het tij. Dit kan nader worden aangetoond ten aanzien van drie groepen van vraagstukken waarin de problemen des O. T. te ondrscheiden zijn: die welke betrekking hebben op den religieuzen inhoud, op de historische gegevens en op het litteratisch ontstaan van het O. T. Uit elk van die drie groepen worden daartoe een aantal voorbeelden gegeven.

Wat den religieuzen inhoud des O. T. betreft, heeft de toonaangevende richting in plaats van de Schriftuurlijke voorstelling geschoven het beeld eener ontwikkeling van Israels godsdienst uit den primitieven vorm van animisme of geestengeloof tot het ethische monotheïsme der profeten. Nieuwer onderzoek heeft echter geleerd, dat de leer der revolutie op het verschijnsel der religie in het algemeen niet van toepassing is, en dat de hoogte der cultuur rondom Israël bij den aanvang zijner volkshistorie het aannemen van piimitieve religieuze voorstellingen uitsluit. Daarom wordt de religieuze beteekenis van Mozes weer veel hooger aangeslagen, zelfs een deel van de Pentateuchale wetgeving (met name Dekaloog en Verbondsboek) weder aan hem toegekend, en geen wezensverschil tusschen de religie van Mozes en de profeten meer aangenomen. De periode der Richteren wordt weer beschouwd als een tijdperk van verval, waaruit de profeten Israël tot de oude paden terugroepen. Door een enkele als Eerdmans wordt zelfs rondweg de kritische omkeering der volgorde van wet en profeten verworpen en de aloude volgorde in eere hersteld.

De profeten zelf konden over het algemeen den toets van de kritiek der toonaangevende richting beter doorstaan. Alleen werd hun zelfgetuigenis dat zij het woord Gods spraken, in twijfel getrokken en hun de gave der voorzegging ontzegd. Doch ook hierin is verandering gekomen : men stemt toe, dat de profeten bizondere ervaringen hadden die hen tot hun zelfgetuigenis brachten en tracht dit psychologisch te verstaan; en men erkent hun vermogen om zekere toekomende gebeurtenissen vooruit te zien. Ook de religieuze inhoud van de Psalmen stond volgens de heerschende richting te hoog voor de religieuze ontwikkeling van Israël in den tijd waarin ze heeten te zijn ontstaan. Alle Psalmen werden geplaatst ca de Babylonische ballingschap, zeer vele eerst in den Makkabeeschen tijd. Doch thans wordt weer een groot aantal Psalmen geplaatst vóór de ballingschap, zelfs worden er weer aan David toegekend; en bij sommigen wordt het nu weer ernstig betwijfeld of er wel Psalmen in zoo laten tijd als die der Makkabeeën te stellen zijn.

Op het terrein der historie had de toonaangevende richting alles wat omtrent de aartsvaders en de geschiedenis van Jozef wordt medegedeeld, voor ongeloofwaardig verklaard. De historie begon eigenlijk eerst bij den tocht van alle of eenige stammen Israels naar Egypte, waar de verdrukking en de verlossing door Mozes in hoofdzaak dan nog wel voor waarheid werden aanvaard. Maar thans neigt men er meer en meer toe om ook de geschiedkundige realiteit der aartsvaders te erkennen, en ook het optre den van Jozef in Egypte voor geloofwaardig te houden, wijl het millieu getrouw naar de werkelijkheid geteekend blijkt.

Ook in de latere historie vallen ettelijke feiten te vermelden die door de kritiek gevonnist waren, doch nu weder in eere worden hersteld, zooals bijvoorbeeld de gevangenneming, bekeering en vrijlating van Manasse, de geschiedenis van Esther en de prediking van Jona in Ninive. Eindelijk onder de vraagstukken die betrekking hebben op het litterarisch ontstaan van het O. T., vraagt allereerst de aandacht de wording van de pentateuch. Deze zou n.l. zijn samengesteld uit een viertal bronnen, die vooral door het gebruik van verschillend* namen voor het Goddelijk wezen van elkander te onderscheiden waren. Doch deze vier bronnen-theorie heeft zeer ernstige bestrijding ondervonden, met name wijl het gebruik der Godsnamen tekstkritisch onzeker was, terwijl Eerdmans leert, dat de bronnensplitsing de eenheid van den tekst breekt, en aan den ouderdom daarvan geen recht laat wedervaren. Gevolg hiervan is, dat in de kringen der Oud-Testamentici het Pentateuch-probleem, dat men opgelost waande, weder opnieuw een vraagstuk geworden is. Ten opzichte van andere boeken en gedeelten van boeken des O. T. openbaart zich eveneens eene strooming om de echtheid en oudheid te erkennen. Zeer eigenaardig komt dit uit in de behandeling van het boek Daniël, dat voorheen geheel en al als een voortbrengsel van den Makkabeeschen-tijd Werd beschouwd, maar waarin men thans in elk geval een veel oudere kern aanneemt, die door een enkele zelfs tot Daniel's eigen tijd wordt teruggeleid.

Uit deze voorbeelden is te zien dat het tij in de O. T. wetenschap kentert. Het belang van deze kentering voor onze Gereformeerde wetenschap is onmiskenbaar, ze behoeft niet te roepen als een eenzame vogel over de wijde vlakte. Maar het is dan ook de eisch van het oogenblik dat onze Gereformeerde wetenschap zich met kracht werpe op de bestudeering van de vraagstukken des O. T. Daarbij heeft zij natuurlijk haar eigen weg te gaan. Ea bizonder heeft dit hierin uit te komen dat zij, die ook het O. T. erkent als openbaring Gods, het begrip openbaring formeel en materieel in ernstige studie neemt. Formeel, om het begrip zelf zoo na mogelijk te bepalen, materieel, om eene geschiedenis der openbaring te lëvereB. Daartoe moet naar het devies der Vrije Universiteit, onze hulpe zijn in den naam des Heeren. Hierop volgden de gebruikelijke toespraken.

Ongetwijfeld beantwoordt deze rede aan de hooge verwachting, die we van het optreden van Prof. Aalders hadden. In korten, maar daarom geenszins gedrongen vormt, deelt Dr. Aalders hier uit den rijken schat van zijn litteratuurkennis ons mede, hoe ten opzichte , van de meest gewichtige problemen, die op het gebied der Oud-Testamentische wetenschap zich voordoen, in onzen tijd wordt gedacht. Na een periode, waarin bandelooze critiek hoogtij vierde, is men, zooals uit dit. overzicht blijkt, tot meerdere bezonnenheid teruggekeerd, en al kan er daarom nog volstrekt geen sprake van zijn, zooals Dr. Aalders terecht waarschuwt, van een terugkeer tot het standpunt door de geloovigen tegenover het Oude Testament ingenomen, toch biedt de geheel andere dispositie der geesten wel hope, dat de studie onzer mannen niet meer uit de hoogte zal.worden voorbijgegaan, en versterkt het ons in elk geval in onze eigen opvatting, dat de vroegere negativistische critiek op het Oudj Testament uitgeoefend, op den duur voor de rechtbank der wetenschap geen stand kan houden. Een dergelijke oratie kan dan ook uitnemend dienst doen om degenen, die nog min of meer onder den indruk zijn van de vroegere critische beschouwingen, te doen zien, dat zelfs onder degenen, die aan het Goddelijk karakter van de Schrift* niet gelooven, toch de historische waarde van het Oude Testament thans veel meer erkend wordt.

Dr. Aalders heeft echter volkomen terecht er op gewezen, dat ook in deze nieuwe geestesrichting, hoezeer ze ons schijnbaar in * 't gevlij komt, gevaren schuilen, waarvoor we niet blind mog» zijn. En bovenal heeft hij getoond te beseffen, dat de Gereformeerde Theoloog, die aan deze studie zich wijdt, hier een eigen weg heeft te volgen en een eigen taak voor hem is weggelegd. In zooverre is deze oratie dan ook niet alleen uitnemend alg apologetisch verweer, maar geeft ze ons ook een program van eigen studie, dat voor den arbeid van dezen hoogleeraar zeker veel belooft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Inaugureele oratie  van Prof. Dr. G. Ch. Aalders.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's