GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 23

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 23

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

kuyper en het theologisch hoger onderwijs

kuyper en het theologisch hoger onderwijs

22

De stichting van de vu, in het bijzonder van de Faculteit der Godgeleerdheid, kan gezien worden als een antwoord op de ontwikkelingen in de theologie in Nederland. Om goed te begrijpen welk antwoord dat was, is het van belang een blik te werpen op het theologisch hoger onderwijs zoals dat in 1876 bij wet opnieuw was geregeld.11 Deze wet verving het Organiek Besluit van 1815. In het Organiek Besluit werd ten aanzien van de Faculteit der Godgeleerdheid vastgesteld dat deze moest dienen tot ‘vorming der kweekelingen der hervormden godsdienst’. De overheid bekostigde deze faculteit en had daarover de volledige zeggenschap. Van kerkelijke invloed op de predikantsopleiding was geen sprake. Een en ander paste geheel in de verhouding tussen kerk en staat zoals die vanaf het begin van de negentiende eeuw vorm had gekregen. Kerk en godsdienst werden gezien als nuttige instrumenten bij de opbouw van het nieuwe vaderland.12 De overheid regelde de benoeming van de hoogleraren en stelde vast in welke vakken moest worden onderwezen.13 Wel werd de vrijheid geboden ook andere vakken te onderwijzen. Daarvan werd druk gebruik gemaakt.14 De vervanging van het Organiek Besluit was noodzakelijk geworden omdat de Grondwet van 1848 een nieuwe verhouding van kerk en staat kende, waarbij, anders dan in 1815, de vrijheid van godsdienst uitdrukkelijk werd vastgelegd.15 ‘Ieder belijdt zijn godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid.’16 Daarmee was de macht van de Koning om in te grijpen in kerkelijke zaken aanzienlijk beperkt. Daarnaast bleef het beginsel van de gelijke bescherming van alle kerkgenootschappen in het Koninkrijk gehandhaafd. Dit riep de vraag op of de overheid nog langer de ‘openbare’ theologische faculteit aan de universiteiten in stand kon houden. Immers, deze leidde op voor de functie van hervormd predikant. Was dit niet in strijd met de gewenste verhouding van kerk en staat? Bovendien, als de wet de mogelijkheid bood dat kerken hun eigen opleiding stichtten en in stand hielden, waarom moest de overheid dan de opleiding van de hervormde kerk bekostigen? Naast staatsrechtelijke bezwaren tegen de bestaande situatie rezen er bezwaren van wetenschapstheoretische aard. Na een mislukte poging tot reorganisatie in 1849 werd de zaak pas weer in 1868

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 23

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's