1907-1908 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 35

23

is het echter, dat zoo menig Indische grootheid der meening toegedaan blijft, dat het beste is den Javaan in zijn zieleleven niet te storen, daar zulks hem ongelukkig zoude maken, en waar hij nu eenmaal niet geschikt is, om tot den vollen wasdom van menschelijke zelfstandigheid te komen, zoude het immers onbarmhartig zijn, hem dat zalig kindschap te ontnemen. Hoe vreemd ons zulk eene meening ook in de ooren mogen klinken, 't is eene bewering, die bijna burgerrecht heeft verkregen, en zelfs gehoord wordt uit den mond van mannen, die anders niet gewoon zijn zoo oppervlakkig te denken, 't Is volkomen waar, dat de Javaan in menig opzicht vergeleken kan worden bij een kind, dat zich beangst maakt voor allerlei spoken en geluiden, en in een oogenblik van opwinding de domste dingen gaat doen, of eene kinderlijke blijdschap vertoont, 't Is niet te ontkennen, dat de Javaan dikwijls eene zekere luiheid openbaart, die hem ongeschikt maakt met overleg voor de toekomst te zorgen. Maar mogen wij daaruit nu besluiten, dat het een onbegonnen werk is, hem op te heffen uit dien toestand van kinderlijke onverschilligheid ? Integendeel. Wij zijn geroepen alles aan te wenden om hem, als Schepsel Gods, te brengen tot die zelfstandig-heid, waardoor hij weet in diepe afhankelijkheid zijne vrijheid te bezitten. Hoe wordt ons harte met deernis vervuld, wanneer wij Dr. Kohlbruggo liooren verhalen, van die bestendige vrees, waarin dat zieleleven door ngelmoet en geestenvereering gebracht is. 't Was goed, dat Dr. K. de pen ter hand nam, om ons, in eenvoudige en duidelijke taal, dat zieleleven van den Javaan te schetsen ; doch waar hij dit deed, daar vergat de schrijver in den Javaan een gevallen schepsel, een zondaar te zien. Vandaar dan ook, dat de door hem gemaakte conclusies geen voldoende antwoord geven op de vraag — Van waar dat donker zieleleven, vol angst en vreeze ? — Van waar dat zoeken naar rust, in allerlei geestenaanbidding? — Van waar die geringe verstandelijke vermogens en wonderlijke verbeeldingskracht? Van waar die onnatuurlijke phantasie en abnormale suggestibiliteit ? — Hierop gaf Dr. K. ons geen antwoord. Toch is 't noodig, dat wij dit antwoord kennen, zullen wij, naar waarheid, dat zieleleven van den Javaan kunnen verstaan en beoordeelen. 't Is oppervlakkig zich alleen met cenige eigen gemaakte conclusies tevreden te stellen, waar Gods Woord ons in

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen