1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 153

145

derden, een predikant, die ter wille van de onpartijdigheid zijn naam niet noemt, door onbeduidendheid. Uitgangspunt van deze drie is, dat de inenting een zedelijk kwaad is, en daarom nooit tegenover een ander kwaad mag gekozen worden. Gemakkelijk ware aan te toonen, dat een niet goed begrijpen van de quaestie, dit standpunt verklaart. Nadere bespreking zou vereischen, hoe te verdedigen het gevaar, waarin men anderen bracht. Zoo zegt Ds. DAVID SOME in zijn preek: „Het inzicht van een bijzonder voordeel geeft iemand geen vrijheid, om een ander te benadeelen. Derhalve, wanneer de inenting niet kan geschieden, dan met groot gevaar voor mijne naburen, als dan moet ik besluiten, dat God mij weigert deze wijze van behoeding toe te staan, hoezeer zij ook anders wenschelijk voorkomt". Waar dit gevaar bij de inenting met koepokstof buitengesloten is bij eenvoudige toepassing der hygiëne, ga ik hierop niet nader in, liever eindig ik met een poging te wagen om het medische vraagstuk en het theologische denken met elkaar in verband te brengen. Al moet toegegeven worden, dat vooral in Nederland religieuse overwegingen schade berokkend hebben aan de waardeering der vaccinatie, toch geeft dat geen recht dit aan de religie zelf te wijten zoomin men om de dwalingen der geleerden de wetenschap verwerpen mag. Zijn er vromen, die spotten met de geneeskunst, als ze de vaccinatie toepast of ook morphine voorschrijft, dan bewijzen zij hun eigen onkunde op dat gebied. Zoo ook zijn er geneesheeren die spotten met het praedestinatie geloof, dan toonen ook zij de beteekenis van dat geloof, voor het geestelijk leven, niet te verstaan. Waar door allerlei oorzaken het geestelijk leven dreigt verstoord te worden, werkt dat geloof nog als een palliatief, „het maakt in voorspoed dankbaar, in tegenspoed geduldig, en in alles dat ons overkomen kan, wekt het een goed toevoorzicht op onzen getrouwen God en Vader. (Heidelberger ^) J. R. E. De overweging van de geoorloofdheid der inentingen door den Hoogeerwaarden Hoogyeleerden Heere G. J. NAHUIJS, professor en predikant te Rotterdam in zijn H. E. W. werkje over Job. 3 : 21ó en 1 Cor. Vil : 25, en 35 nader overwogen en briefwijze getoetst, 1777. ^) De inenting der kinderpokjes getoetst aan het gezonde oordeel en de voorschriften van den godsdienst. Uitgegeven te A'dam bij IZAAK DE JONGH, 1780. Orgaan lOMj'lS

10

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen