1918 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 43

35 haarcellen, dezelfde functie bezitten als bij andere dieren de witte bloedcellen. ^) Ook instinkten in engeren zin zien wij allerwege bij de meest uiteenloopende diergroepen aanwezig. De zelfde wijze van prooi vangen, van vluchten („death-feighning instinct") van nestbouw treden telkens weer op. Vanwaar deze gelijke vormings- en gebruiksinstinkten ? Voorloopig is het een onoplosbaar mysterie. Maar dit is zeker dat een theorie, welke pretendeert eene verklaring te geven van het ontstaan der soorten, ongetwijfeld met deze belangrijke feiten rekening heeft te houden. Niet minder belangrijk zijn de feiten der ortogenese. THOMAS HUNT MORGAN -) stelt de ortogenese op een lijn met wat hij noemt „little more than a mystic sentiment" which goes under many names as „Bildungstrieb" nisus formatis, vital force and ortogenesis. Dit is echter historisch en natuurwetenschappelijk verkeerd gezien. „Ortogenese heiszt die wichtige Tatsache, zegt K. C. SCNEIDER ^) dass bestimmte Charactere der Organisation innerhalb des Systems eine Steigerung erfahren, sich also in der Umbildung der Organismen bestimmte Richtungen erkennen lassen, die als der Ausdruck innerer Gesetzlichkeiten erscheinen." Behalve de bekende onderzoekingen van EIMER *) omtrent de vlinderteekening noemt SCHNEIDER een reeks verschijnselen op, waarbij ortogenetische wetten slechts de verklaring kunnen geven o. a. de symmetrie-verhoudingen van het lichaam, de metamerie, het ontstaan van steeds hooger individuëele eenheid in de organisatie, de ontwikkeling der teekening in de sutuurlijn en vorm der ammonitenschaal, de toename der lichaamsgrootte in stijgende rijen, de excessieve zelfs het lichaam schade doende ontwikkeling van bepaalde lichaamsdeelen, de progressieve reductie der variabiliteit (z.g. wet van ROSA). Verder vermeldt SCHNEIDER nog het uitsterven van sommige diersoorten, hetgeen niet door uitwendige oorzaken te verklaren is. ') BuYTENDijK. Zur Physiologie der Urnen von Sipunculus nudus. 2) T H . H. MORGAN. A critique on the Theory of Evolution. 1916. p. 34. 3) K. SCHNEIDER, Einf. i/d Descendenz theorie p. 317 u. f. ••) EiMER, Orthogenesis der Schmetterlinge (Tell II der Entstehung d. Arten) Leipzig 1897.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen