1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 27
19 We hebben U hiermede een overzicht gegeven van de resultaten, die de sterrenkunde de laatste kwarteeuw bereikt heeft. Of we in de samenstelling van deze resultaten reeds een compleet wereldbeeld mogen zien, is een vraag, waarover verschil van meening mogelijk blijft. Misschien heb ik den toestand te rooskleurig voorgesteld en den indruk gegeven, alsof alle astronomen eenstemmig en met volle zekerheid alle vragen kunnen beantwoorden, die zich hier voordoen. Dit is echter onjuist. Vooral de eenstemmigheid is soms ver te zoeken. Wanneer b.v. INNES, de directeur van het Union Observatory te Johannesburg, mij hoorde spreken over de door KAPTEYN gevonden verdeeling der sterren in de ruimte en den gemiddelden afstand van bepaalde groepen sterren, dan zou hij schouderophalend verklaren, dat deze onderzoekingen van geen beteekenis zijn en dat alle sterren practisch op denzelfden afstand van de zon staan. Nu staat deze verdienstelijke astronoom met deze opvatting vrijwel alleen; maai toch bestaat er veel verschil van inzicht, vooral wanneer het aankomt op een verklaring der waargenomen verschijnselen. Om dit nader te demonstreeren willen we iets uitvoeriger spreken over een viertal kwesties, die in de astronomie aan de orde zijn. We kiezen daartoe de vraag naar 1". het wezen der sterrenstroomen, 2". de uitgebreidheid van het Melkwegstelsel, 3. de beteekenis der spectraalklassen, 4". het ontstaan van zonnen en planeten. In de eerste plaats vragen we uwe aandacht voor een bespreking van het probleem der sterrenstroomen. KAPTEYN ') heeft, zooals v/e reeds opmerkten, in 1904 ontdekt, dat de eigenbewegingen der sterren niet in alle richtingen met dezelfde frequentie voorkomen. Zij prefereeren twee richtingen, die in den Melkweg liggen. Nu beteekent dit niet dat alle leden van één stroom precies dezelfde snelheid zoowel in richting als in grootte hebben. Er zijn afwijkingen; maar toch is er een opvallend sterke voorkeur voor de twee genoemde richtingen en richtingen die er zeer weinig van afwijken. Bij de Heliumsterren zijn afwijkingen van 5" nog tamelijk frequent, die van 10 komen al zeldzamer voor; en afwijkingen van 20" zijn al uiterst schaarsch. -) ') Report British Association 1905. ') KAPTEYN, Hand XlIIde Ned. Natuurk. Congres, 1911 bl. 23.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's