1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 78
72
chemie eenerzijds en van de psychologie anderzijds. De keninhouden der biologie behooren dus tot het terrein waar de genoemde twee methodologische vormen moeten saamwerken. De wijze waarop 't psychische en 't physische op elkander passen ontgaat aan de ervaring: we kunnen alleen zeggen dat de aanpassing bestaat. Haren aard te bepalen is zaak van de metaphysica, die op dit punt niet slechts in de leer van den mensch, maar ook van plant en dier ingrijpt. Maar dat deze saamwerking besiaat kunnen we constateeren bij ons zelf en door analogie (door 't niet-uitkomen met een van beide en 't wel uitkomen met de beide methodologische vormen) ook bij de biologische ken-inhouden. Daardoor omvat de biologie in dezen ruimeren zin dan ook niet alleen een botanie en zoölogie, maar evenzeer een anthropologie. 't Verschil tusschen 'deze drie bestaat dan niet daarin, dat bij plant en dier de materie met het leven, en bij den mensch met de psyche is verbonden, want 't laatste is krachtens 't uitkomen met de twee methodologische vormen, op de beide andere onderdeden der biologie evenzeer 't geval, 't Verschil moet dan ook gezocht worden óf in de factoren (b.v. de psyche is bij den mensch anders dan bij 't dier, hoewel beide onder 't begrip „'t psychische" zijn samen te 'nemen) ^) of in de wijze van hun verbinding. De organische vorm is dus niet iets dat men bij dier en plant alleen moet aannemen ; 't is de vorm van de materie in wisselwerking met de ziel; bij dier en plant is deze vorm dus 'n bepaalde verbinding, waarvan 't specifiek verschil behoort te worden vastgesteld ten opzichte van de andere verbindingen. Daarmee ') Mits men dan 't psychische niet als DESCARTES beperkt tot 't bewustzijn. Allerlei onderscheidingen zijn hier mogelijk en — gewenschl! Om voor 't begrip geheelheid — organisme — individu nu ook nog met DRIESCH den term „persoon" in te voeren, schijnt me wel wat weelderig omspringen met de kleine copia vcrboiuni. „Geheelheid" ziet op de eenheid tegenover de Umwalt „organisme" op de immai.ente saamwerking der leden, „'ndividu" drukt uit dat de substantie als exemplaar staat tegenover de soort. Onherhaalbaarheid komt dan de historische functie van 't individu toe. Persoon en persoonlijkheid kun.ien dan evenals bij WINDELBAND (Einleitung in die Philosophie, 1914, pag. 337) den karakteristiek-menschelijken sarnenwerkingssphaer aanduiden, terwijl bij dier en plant 't onpersooniijkpsychische ('t instinct) 't kenmerkende is. Ook persoon en persoonlijkheid behoeven niet vereenzelvigd. Persoon kan dan beteekenen 't organisme dat voor zichzelf object kan worden (wat bij plant en dier niet 't geval is), of persoonschap „bezit"; persoonlijkheid 't ideaal waartoe deze eigenschap kan ontwikkeld. (De laatste onderscheiding bij J. D. BiERENS DE HAAN, Wereldorde en geesteslevens, 1919, pag. 91.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's