GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1922 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 13

Bekijk het origineel

1922 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 13

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

5

zou zijn te zeggen, dat er dan geen levensverschijnselen meer aantoonbaar zijn. 't Zou zeer wel aan onze grove methoden kunnen liggen, c.f, sommige chemische processen. Stond het leven absoluut stil, dan is geen terugkeer te verwachten. De heer DE GAAY FORTMAN zegt ook te bedoelen, dat 't niet aantoonbaar meer is. De heer REITSMA meent echter, dat de inleider wel stellig zei, dat bij een bepaalde temperatuur geen leven meer mogelijk was en de dood toch niet intrad. De heer DE GAAY FORTMAN: „ja, v r i j w e l onmogelijk, zóó gering is het, dat er niet te zeggen is, dat 't er wel is, onbegrijpelijk weinig." De heer KRAMER gevoelt niet die moeilijkheid ter verklaring van den dood als de heer Buytendijk, Hij meent, dat met de schepping als 't tijdelijk-zijn, ook de dood gegeven is. Die beteekenis van het tijdelijke komt ook uit in de geologie. Het was Agassiz, die op grond daarvan komt tot z ij n biogenetische grondwet, als vertolking van de gedachten Gods in de schepping. De heer BUYTENDIJK zegt, dat de theologen hem altijd hebben gezegd, dat het zeer moeilijk zou zijn om den dood van dieren vóór den val aan te nemen. T o e n is de dood gekomen voor de geheele materie en hij kan niet als Kramer den dood aannemen als iets, dat is gegeven met het tijdelijke. De heer KRAMER zegt, dat koralen, de snelste groei als maatstaf nemende, geologisch op zijn minst op 70.000 jaren geschat moeten worden. Dat nemen de theologen niet voor den mensch aan, Kuvoer liet met 't oog op de geologie 't oude theologische standpunt ten slotte varen. De heer REITSMA meent ook, dat er wel dood in 't dierenrijk was, zonder en vóór den val. Calvijn en Bavinck o.m. nemen ook wel aan, dat de mensch vóór den val zich met dierlijk vleesch voedde. De theologen bedoelen met den dood echter niet in de eerste plaats den dood door slachten, als einde van 't leven, maar als ontbindingsproces in tegenstelling met het leven. De heer BUYTENDIJK gelooft ook, dat vóór Adam er lange tijdperken zijn geweest, dat diersoorten geleefd hebben en gestorven zijn. Echter; de theologen zeggen hem, dat de dood zóó vast is verbonden met de zonde, dat hij er iets zéér fundamenteels in zag. Een antithese als tusschen Christus en Satan zou er tusschen leven en dood zijn. Hij vraagt of de meening der theologen zich wijzigt. Het eten van dieren vóór den val is in zooverre iets aparts, als dat toch eigenlijk een overwinning van 't leven is; 't leven bestaat daar in een hoogeren vorm voort.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1922

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 138 Pagina's

1922 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 13

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1922

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 138 Pagina's