GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 43

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 43

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

35

in 't boven-plioceen de zeer groote. Zoo zou men op veel meer voorbeelden kunnen wijzen. Het plantenrijk daarentegen biedt voor de hypothese geen steun. Fritz Muller was wel botanicus, maar hij heeft in zijn beroemd geschrift: ,,Für Darwin", de wet beter kunnen aantoonen met Crustaceeën-Iarven dan met planten. Deze ontwikkelen zich direct. Een plant uit de hoogste groep zou in haar ontwikkeling achtereenvolgens de vormen moeten vertoonen van de lagere. Dit is geenszins het geval. Men vindt in de ontwikkeling van een lelie of tulp geen stadia van wier, mos, varen enz. Zooals dus de regel geformuleerd wordt, vindt hij in 't plantenrijk geen steun. Von Wettstein spreekt trouwens ook in dezen geest, als hij zegt; ,,Dieses Gesetz drückt, so weit die Pflanzenwelt in Betracht kommt, die verhaltnisse nicht ganz richtig aus, indem von einen algemeinen Wiederholing der phylogenetischen Entwicklung in der Ontogenese der Pflanzen nicht die Rede sein kann". Het is evenwel mogelijk enkele feiten te memoreeren, welke wijzen in de richting van de hypothese. Lotsy ^) en Von Wettstein bespreken beide zulke gevallen. Bij onze opmerkinj^en over homologie der organen hebben wij reeds gewezen op het feit, dat in de stuifmeelbuis der bloemplanten een kern (vegetatieve) voorkomt, welke een prothallium der lagere planten homoloog is. Het bij de Angiospermen voorkomende verschijnsel der dubb^'le bevruchting door twee kernen herinnert ons aan twee generatieve kernen der Gymnospermen. De mannelijke voortplantingscellen van Ginkgo dragen ciliën, iets wat o.a. bij de varens ook voorkomt en hetwelk wijst op beweging in water. Deze gevallen betreffen organen ,,die der Anpassungsnotwendigkeit ganz entzogen sind". Verder zien we bij bepaalde planten, als ze haar eigenlijke embryonale ontwikkeling achter den rug hebben en nog niet tot fructificatie gekomen zijn, dus als jeugdvormen, ook wel verschijnselen optreden, die aan verwante vormen herinneren kunnen, Von Wettstein beeldt b.v. af een jeugdvorm van een Ulex soort, waarvan de eerste bladeren typisch vlinderbloemachtig zijn, n.I. drietallig, en vele van de daarna verschijnende gewoon stekelpuntig zijn. Hetzelfde is te zien bij een met geveerde Acacia-soort, welke volwassen phyllodiën vormt. Geheel overtuigend vinden wij deze voorbeelden niet. Het kan toch evengoed dat deze z.g. ,,atavistische" kiemplantbladeren, evenals andere

^) Dr. J. P. Lotsy. Vorlesungen ueber Deszendenztheoriën. J^na 1906. S. 272.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 43

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's