1939 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 13
9
Op overeenkomstige wijze is ook het agglutinogeen P bepaald, dat echter niet steeds bij den mensch aanwezig is. Anti-P testvloeistof wordt bereid op soortgelijke manier als zooeven aangegeven voor anti-M en anti-N: echter komt ook in normaal paardenserum dikwijls een P-agglutineerend lichaam voor. De factor P wordt veel gevonden bij Negers, maar is ook bij niet gepigmenteerde personen niet zoo heel zeldzaam. De belangstelling voor den P-factor blijkt de laatste jaren verflauwd te zijn. In particuliere correspondentie schreef Pondman mij, dat hij zich ter zake gewend had tot Landsteiner Thompson te New-York, die echter geen voorraad van anti-P meer hadden aangehouden. Pondman tracht thans zelf uit bloed van een 5-tal Negers dezen factor te vinden. Er blijken nog meer hetero-agglutinaties te bestaan. Schi ff (1932) vond bij onderzoek van sera van 12 schapen er een. dat na absorptie aan een menschelijk bloed O, dat bovendien voor M. N en P positief was, nog een agglutinine bezat, dat met het meerendeel van andere O-monsters reageerde (bij 68 % van 127 personen). Het voorkomen van dezen factor bleek erfelijk te zijn en hij kreeg den naam van H. Op soortgelijke wijze heeft Schiff met behulp van een bepaald konij nenserum anti-N een factor geconstateerd, die zeer veel zou voor komen in menschelijk bloed en met G betiteld werd. Er is geen reden om aan te nemen, dat hiermede de agglutinogenenreeks zou zijn uitgeput. Wellicht zullen nog meer van zulke factoren voor den dag komen. Dit is voorloopig niet belangrijk, daar te beginnen met P deze stoffen voor de practijk nog in ’t geheel geen toepassing vinden. De mogelijkheid bestaat alleen om de menschheid serologisch te gaan classificeeren en dan zijn met de nu besproken factoren al heel wat klassen mogelijk, wanneer men de tenminste alle vereischte sera en testvloeistoffen bij de hand heeft, alsmede het noodige geduld om de talrijke manipulaties uit te voeren. Tellen we en A2 mede, en zoo ook AjB en A2B. alsmede het criterium van al of niet uitschei den van de stof A in urine en speeksel, dan komen we reeds tot enkele honderden serologische typen. De beteekenis van de bloedgroepen zou nooit zoo groot geworden zijn als zij thans is voor de anthropologie, wanneer niet op overtui gende wijze de erfelijkheid van het bezit dezer factoren was geble ken. Reeds in 1910 vonden von Dungern S Hirszfeld in 72 families met 348 personen, dat de groepsstoffen A en B alleen bij een kind voorkwamen, als tenminste één van de ouders deze bezaten. Al dadelijk werd getracht Mendel’s regels toe te passen en de moge lijkheid daarvan bleek alras, wanneer aangenomen werd, dat het voorkomen van de eigenschap A dominant was over het ontbreken en evenzoo de aanwezigheid van B over de afwezigheid. Het bestaan van erfelijke factoren bij den mensch is in latere jaren telkens weer aangetoond voor tal van kenmerken. De overgroote
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1939
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 190 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1939
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 190 Pagina's