1940 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 77

61 matie tot stand hebben gebracht en daarop hun verschillend stempel hebben gezet, dit verschil komt nog heden ten dage tot uitmg m het onderscheid tusschen de Luthersche en de Calvinistische kerken en volksgroepen D a a r n a a s t komt men bij de studie van de psychiatrie en met name die van de neurosen met opvattingen m aanraking waarbij de religie gezien wordt als product van den menschelijken geest we leeren de lehgieuze belevingen van den pathologischen kant kennen ( ,zondew a a n " , , profetenv^ aan hystensch-getinte exaltatietoestanden en ongezonde mystiek) en telkens komen we daarom voor de vraag wat is nu het echte religieuze leven'' W a t heeft hiervan absolute w a a r d e ' en wat is product van menschelijke a b e r r a t i e s ' Er waren vroeger psychiaters die het geheele religieuze beleven beschouwden als een onderdeel van de paranioa E n later tracht F r e u d op zeer scherpzinnige wijze te laten zien dat de religie eigenlijk een neurose IS, en dat de werking van de religieuze troost gelijk gesteld kan worden met die van een narcoticum ') De medicus en de psycholoog die van uit de menschelijke ziel alle verschijnselen tracht te verklaren loopt het gevaar dat hij de religie ook gaat relativeeren Hij komt voor vragen te staan zooals H a n g t het godsdienstig geloof samen met een bepaalde psychologische a a n l e g ' Is het al of niet godsdienstig zijn afhankelijk van aard en karakter van een bepaald m e n s c h ' Zijn de verschillende godsdienstige schakeermgen zoowel m als buiten het Christendom uitingen van de verscheidenheid m ras en volk en hebben ze als zoodanig slechts een menscheliik-relatieve w a a r d e of zijn ze menschelijk-relatieve uitdrukkingsvormen van absolute w a a r d e n e n van metaphysische waarheden, die ver boven onze beperkte menschelijkheid u i t g a a n ' In verband met bovenstaande vragen interesseert het ons dus m hooge mate wat Prof R u m k e zegt over .Karakter en aanleg in verband met het ongeloof N a het motto Ik geloof kom mijn ongeloovigheid te hulp zegt de schrijver in de Inleiding, dat hij bij het onderzoek den weg gevolgd heeft van de subjectieve beschrijvende en genetisch begrijpende psychologie Ieder mensch zegt hij is geloovig op een bepaalde wijze Geloof is iets dat ons in onze ontwikkeling en rijpmg begeleidt, de voimen waarin geloof doorleefd wordt maken een ontwikkeling door — Ongeloof is een ontwikkelingsstoornis" Dit IS de werkhypothese die den schri)ver als uitgangspunt dient D a a r n a zet hij uiteen, dat het onderzoek van de religieuze ervaringen die hij verzameld heeft hem een leeks belevingen Iaat zien die in een welhaast vaste volgorde optreedt Deze trappen van religieus beleven geeft hij als volgt schetsmatig weer 1) S F r e u d , Die Zukunft einer IlluMon, 2e druk 1928

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen