De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 49
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
47 Wat nu den decaloog betreft, dan kiest VOETIUS in de oude controvers der
Scholastiek, of alle geboden positief zijn, zooals de nominalisten
beweerden, dan wel natuurlijk, gelijk THOMAS leert, een middenweg. Ue A vraag hangt voor hem saam met die andere, of God van de geboden der zedewet dispensatie kan geven, d. i. hic et nunc van de verplichting er toe kan ontslaan. gebod nooit kan. ontheffen
VOETIXJS acht, dat dit van het eerste en derde
God toch kan, omdat Hij God is, Zijn schepsel nooit
van de verplichting Hem als God te eeren, lief te hebben
en zijn Naam te heiligen.
Daarentegen van het tweede en vierde wel.
Hij bedoelt dan, dat b. v. de wijze en den tijd van eeredienst positief zijn. Ook
in
de geboden der tweede tafel vindt VOETIUS een
dergelijke
onderscheiding. God had b. v. in betrekking tot het vijfde gebod, en in betrekking tot de drie volgende, het Overheidsgezag ook n i e t kunnen . gebieden. Hij beval aan Abraham zijn zoon te dooden, Hij had de procreatie van het geslacht ook anders dan in het monogame huwelijk kunnen bevelen en het privaat bezit ook n i e t kunnen voorschrijven.
En
wat is van deze onderscheiding nu de bedoeling ? Geen andere dan Gods recht, Gods souvereiniteit te eerbiedigen, en daarom geen zedewet die boven God staat en Hem als zoodanig bindt, maar eene die, door Hem
—
aan Zijn schepsel gegeven, dat schepsel bindt, en alleen voor zoover zij voortvloeit uit Gods natuur door Hem juist daarom niet kan veranderd. Maar staat die zedewet o n d e r (lod, zij staat, ook bij VOETIUS, b o v e n den mensch.
Juist omdat zij wortelt in het recht Gods om te gebieden,
en in den plicht des menschen om te gehoorzamen. VOETIUS drukte men dit op deze wijze uit:
In de school van
„Voluntas Dei est quidem
summa iustitiae regula ab extrinseco et respectu nostri, non vero ab intrinseco et respectu Dei."
Gods wil, geopenbaard in zijn Woord, is de 3.
norm voor ons zedelijk leven.
De mensch blijft altijd, zooals VOETIUS
zelf zegt, „sublex Deo". Het is de schriftuurlijke gedachte van: „De Heere is onze Rechter, de Heere is onze Wetgever, de Heere is onze Koning" i ) ; of:
„Er is een eenig Wetgever, die behouden kan en verderven."
Aan Gods natuurlijke of positieve geboden kan niemand zich onttrek-
1) Jesaja 33 : 22, S) Jacob, 4 : 12.
'^)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's