Betrekkelijk of volstrekt - pagina 35
Redevoering ter gelegenheid van de 80ste Dies Natalis der Vrije Universiteit te Amsterdam
Het is de staat die straft door zijn rechters. Ook rechters zijn mensen, met alle aankleve van dien**). Wanneer men tegenwoordig wijst op de betekenis van het elkander als mens ontmoeten in de rechtszaal, op de deernis die naar hen die berecht worden, moet uitgaan, op het soms schuldig staan van de gemeenschap welke sommige harer leden aan te grote verzoekingen bloot stelde, heeft dit waarde. Toch bevindt de rechter, wat men ook beweren moge, zich niet naast de verdachte, I maar tegenover hem. De rechter is drager van een ambt. Hij neemt I afstand. Niet dat hij onbewogen mag zijn; de niet bij tijd en wijle voor zijn arbeid terughuiverende magistraat is zijn hoge stelling onwaardig. Hij hoort echter aanklacht en verdediging, de weegschaal houdend in onpartijdigheid. De verdachte mag en moet zelfs weten tegenover een mens te staan. Hij behoort begrip te vinden als verdachte, als schuldige mens, wiens menselijkheid niet mag worden beledigd. Niettemin verschijnt hij voor de rechter die over hem, het is iets anders dan naast hem, recht spreekt®^). De staat heeft om de dader te straffen, zijn strafmiddelen. De Nederlandse rechter kan, behalve van de vrijheid beroven — door gevangenisstraf en hechtenis — of een geldboete opleggen, ook uit bepaalde rechten ontzetten, voorwerpen verbeurd verklaren en een gerechtelijke uitspraak doen openbaar maken; tenslotte heeft hij nog de rijkswerkinrichting als bijkomstige straf van zeer twijfelachtig karakter. Lijfstraffen, verbanning, eerverhes en burgerlijke dood gingen in de loop der jaren verloren of kenden wij nimmer. Rondom de gevangenisstraf beweegt zich in feite de nationale penale problematiek, en over haar is niemand tevreden: de gevangenen niet — wat geenszins doorslaggevend is —, het ondeskundig publiek niet — wat nog minder betekenis heeft — en tenslotte de bevoegde beoordelaars niet, wat enig gewicht heeft. Men moet zich hoeden voor te sterke veroordeling. Dat het gemiddeld peil der bewakers lager zou Hggen dan dat der gevangenen, moge de uit^*) Verkeerd is het over ressentimenten en beperktheden van rechters te zwijgen. Werkelijk onbevangen en verantwoord rechtspreken is een hachelijke aangelegenheid. Vergelijk W. F. C. van Hattum, But for the grace of God there goes John Bradford. Rede 18e dies natalis. Rijksbelasting academie Rotterdam 1957, 6—9; zie ook C. Bronkhorst, De strafrechter en zijn werk, in Strafrechtspraak, Assen 1959, 45-47. ®°) Dit gezichtspunt is niet te verwaarlozen bij het overwegen van de door P. A. H. Baan overtuigend voorgedragen beschouwing omtrent de verhouding tussen rechter en verdachte als die van mens tot medemens. De psychiater in forum, Utrecht 1952, 12—13. Terecht heeft Eduard Kohlrausch, Ueber Strafrechtsreform, Berlin 1927, 19, gewaarschuwd tegen een „verstaan" dat „Versicht" op het „waarderen" worden zou; vergelijk ook de onderscheiding tussen paedagogische en rechterlijke taak bij A. Kuyper: Ons program, Amsterdam 1879, 753.
33
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1960
Rectorale redes | 56 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1960
Rectorale redes | 56 Pagina's