GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OUD EN JONG IN VROEGER EEUW. ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OUD EN JONG IN VROEGER EEUW. ¹)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In mzB dagein, pu de strijd zich aangekondigd heeft tusschein ouid en jong, ook in onze kerkelijk© samienleving^ kan het zijn nut hebben, terug te zien op het verleiden, dat onder cuidere omstandigheden in 't wezen der zaak denzelfden strijd der geesten heeft aanschouwd. Het js o.m. Prof. Bavinck geweest, idie, gelijk in mjeer gevallen, zoo ook hier, in een van zijm lezingen over oudöre en jonger© generatie, ons geleerd heeft terug te gaan van het speciale op-h©t algomieeine ©n uit de hij'zondere' ziekteveTSCliijiaselein, die de „jongepen" èn de „ouderen" van onze dagen vertoonen, af te lezen de algemeen geldig© wet van het conflict tusschen gaand© en komende generatie. Want dat conflict komt onherroepelijk, overal waar zioh de jnettiscihheid overwerkt' heeft en zichzelf schier voorbijgestreefd is.

Wijs is daarom, wie uit vervlogen tijden zich laat waarschuwen door den goeden raad der historie; dez© goed© yaad is imlmers nog nooit duur geweest.

Niet tevergeefsch zal daarbij de moeite zijn van wie zich 'miet ee-niigien nadruk rekenschap geeft van het vej? haald© in .Zacihaïia 7:1—6.

Deze perikocp' verplaatst ons in de dagen van Darius. Of, wat hetzelfde is, x^re zijn hier, in |d© eerste jaxen na het beëindigen der ballingschap vam het heilig© volk in Babel.

Het waren tijdden, waarin licht en duister elkaar bekamptetn en nog niemand wist, welk© macht de sterkste was: ^ d© diang der nieuwe geboorte van geloutend leven en gezuivenden ©eredienst, dan wel de bittere nawerking vaia~het doorstane leed^ dat eerst na den terugkeer uit het vreemde land zich in al zijn felheid toonde, toen de naakte stompen van in puin gelegd© gebouwen zich somber afteekenden tegien Jienisalems avondhemel.

Wie kon ontkennen, idat gróót nog was de ellende van 't heilige volk? De muitende herinnering aan de opgelegde veitaedering kon kwalijk troosten het zoo licht opstaindige hart. Te minder was hiervo; Oir katis, omjdat dan toch nog steeds ©en vreem'de, onbesneden heiden zijn ^il oplegde aan het zich bewuste volk en de herbouw, van de in de asdhl gelegde gebouwen in 'staid en dorp allerminst den axmelijfcen schijn van noodzakelijkheidswerk kon bedekken achter het fraai© gebaar van schoonhedidsherstel, zoiolang al wat men deed en doea mocW als gunst van ©en vreemideling op profanen troon moest erkend-blijVen in stillen wrok.

En toch — 'twas toch ook ©en mooie tijd. Want er was ©en nieuwe lente en toch het heerlijke oude geluiid. Jerusalem! JerusalemI En de tempel! De restauratie, de groote, van hot heilig© huis! Eji hoe grootsch was ; die opzet! Hoe vrijgevig was Cyrus, de koning, geweest, hlijkens de in Babels boekerij nog steeds herusteinde oorkonde, volgens welke de nieuw te bouwen tempel in afmetingen en omvang dien van Salomio ver mocht overtreffen. En al zou het wel niet mogelijk blijken, die grootsch© plannjep. t© volvo©re|a, toich was het koninklijk edict waarborg, jdat d© verlangens van piëteit jegjens het verleden en aesth©tisc|hen zin in den tempelbouw bij hem, dien vorst, volle eerbiediging zouden vinden. Reeds was men meer dan twee 'jaar met den herbouw bezig; w, aarlijk, Jerusaleto' begon weer te leven!

Deze innerlijke strijd nu van zich zelf bekampend© vreugd èn over zichzelf ontevredien gevoel van depressie is in pnz© dagen opnieuw te speuren. Ook onze kerkelijke samenleving maakt soortgelijke crisis door. Uit den strijld der ideeën, die door het oorlogswe© te feller ontbrand is, uit den greep van den 'geest des tijds zijn we niet ongerept te voorschijn gekomen. Wij zijn in ballingschap toch ook geweest. En nu we vi-agen naar herstel, naar reformatie, naar reconstructie, nu komt ook ons jd© historie der laatste jaren vert©llen dat we, of we willen of niet, hebben rekening te houden in onzen tempelbouw met luim én gril van onbesneden harten. Dat .stemjt tot droefheid ©n bezorg'dhedd.

En toch.... Wie zou niet jdanken ? Tegenoveir het lijidien van veel verschrompelend kerkelijk leven staat, zelfs door buitenstaanders erkend, de betrekkelijke bloei van onze Gereform'eerde kerken. En terwijl bij velen om ons heen, die aan geen opbouw denken, winkelhaak en passer en beitel even stil liggen als in de versteend© symboliek van muffe vrijmetselaarsloges, daar heeft bij' ons zich meer dan één opgemaakt, om in het vrije metselaarswerk aan iden tempel d©r levende religie, al zoekend en schavenldj al beitelend en • metselend, den troffel niet muiider werk te geven dan het zwaard.

Maar in zulke dagen vallen er zweetdruppels.

En wajnineei", igelijik daar in Jerusalem, de troffel komt bij het zwaand, en dus het bouwwerk des vredes als een vesting gebracht wordt in staat van vendediging, dan komt daar in dubbele mate wajt in simpelen vo-rm achter jde schutting van elk karwei en achter den wal van iedere vesting zich afspeelt: het barsch© woond .tegen w''e zijn tijd verbeuzelt en de korte vermaning tot wie in verkeerden ijver of in gebrek aan ijlvelr den werker in den weg loopt. Dan komt daar het goedbedoelde conflict jder ge 1 ij'k gezin den; d© twieedracht der ©endrachtigen.

Zie het 'maar weer in Jerusalem. Daar komt op zekeren dag een gezantschap aan in dé stad van de bouwers. Aan het hoO'fd ervan staan Sarezfer en Regem-Melech. Zij' hebbén een wonderlijke opdracht. Hun missie heeft een godsdienstig-liturgiscih, ' doel. Ze komen vragen, of naar het oordeel van het priestercollege en den profetenraad in den Jerusatem^chen tempel het nu eieiis niet komen kan tot afschaffing van enkele boetedagen, die den laatsten tijd trouw gevierd jvaren.

In die ontmoeting van dit gezantschap met het officieel© profeten-en, priestercollege van Jerusa. lem zien d© jongere èn de ouder© generatie elkaan in d© oogen.

De jongeren..... ;

Als zoodanig openbaren z© zidh allereerst in hun vraag. Met idoode vormen hebblen z© niets op. Daarom willen 'z© ook biet weten van vastenidagien, als de ziel niet tot vasten gest©md is en tot geween. Moet daar jnog geweead woriden, zoo vragen ze, 'geweiend en gevast in publieken rouw in de 5© maand ?

In die vraag , spl!©©kt geen zucht naar revolutie, wel naar reformatie. Revolutie br©©kt met het oude, zonder te vrageju of 't wel mag. Dat do-en _Sarezer ien Regeim-Melech niet. Zij' hebbén met wie héh zonden, — ze zeggen 't zelf — trouw de dagien gehouden in vasten en weenen, die als vaste jaarlijksche rouwdagien waren erkend. Revoluti© gaat de profeten vo-orbijl en snoert den priesters den, mond. Maar dit gezantschap komt met zijn vtaiag aan het goede adres. Neen, dat is geen revolutie).

Maar het is w-el reformatie.

Want reformatie, dat is het vragen naar nieuw© vormen vo-or het oude wezen. Reformatie, jdat is het loBwikkelen der zuivere idee uit onzuivere belichaming en het ontwikkelen van '^e idee in nieuwen, passenden stijl. Zo-ó is het hier. Waarom nog 'die vastendag van d© 5e maand? Zeker, daarvo-or was plaats gedurende de 70 jaren der ballingschap!. Want in d© 5© maand h©rdacht men, al di© jaren, - door, hoe in dat zwart© jaar, g© weet wel, tempel en stad in brand .gestoken zij'n op den lOen ida, g. Dat verschrikkelijk© gebeuren werd jaarlijks weer opgehaald; de harp ging dan weer van de wilgen, maar vraag niet, wajt er dan biji gez-ongen werd. > ; ', .. Die vastendag van ]de 5e miaand was de grootste, die door heel het volk trouw in ©ere gehouden werd. En daaro-mheen had men ook in sommlig© kringen nog een anderen cyclus van vasiend-agen gegroepeerd: er was zoo'n boetedag geweest , inl de 4© maand; want op den 9en van d© 4e maand was indiertijd Jerusalem door Nebukadnezar ingenomen; in 'de 7e maand, want op 'den 3en van de 7e maand was Gedalia vermo-ord. „en dat was O'Ok een nationale ramp geweest; en ook in de 10e maand, want op den lOen van de 10e maand was de belegering der heilige stad door Nebukadnezar begonnen. En zoo hadden al die jaren door deze vierdagen - den rampspoed van Juda's val en den smaad van Davids huis weer in den volksgeest dom opleven. Nu, dat had ook zin. 't Was toen de tijd van de antithese. Maar nu ? Nu dan tocih bet heilige land rnet zijn tempel en stad, met zijn wijnbergen en akk-ers, was teruggegeven? Was 't nu niet de synthese, die riep om positieven arb-eid? Voorbij was de tijd van 't klagen, van 'tdoleeren over oude grootheid, die verschrompelde; en wel mo'gen de ouderen weenen, weenen omdat de tempel, 'die daar opjrijtet, toch niet Salom'o's tempel is, taaar te'genover de dro-efenis der ouderen^ die hoofdschuddend over verval en acMeruitgang strotoipfel'den naar het gïaf, stellen deze jongeren den roep, om, nu dö nieuwe tijd noesten arbeid vraagt, te bo-uwen, t© werken; niet langer t© vasten om wat toch voorgoed voorbij is, maar te zo-eken de 'vreugde van deai arbeid voor de reconstructie van de - groote tokomst.

Wie durft hier dézen vragers den rug verachtelijk toekeeren? Wie? 't Is toch immers ook wel te begrijpen, dat ze zoo spre'k-en? Let er op, die eene woordvoerder heet Sarezer. Een hebreeuwsdhe naam is dat niet, w-el is 'teen uith-eemsche, assyrische naam (vgl. Jes. 37:38, Jer. 89:3, 13). Blijkbaar is hij' geboren in Babel; 'tis voor het eerst, dat hij' thatois Jeruisalem ziet. Kunt ge 't dien maii nu kwalijk nemen, dat hij' niet de tranen der ouderen mee kan schreien? Hij' heeft toch nooit gezieai 'den ouden, heerlijken tempel; en wat hij er nog van zag^ dat war^n verbrokkelde ruïnes, meer kiiet. Hij' kan idaarbij' Iniet staan mtet dtoef gelaat; hij wil vooruit; hij wil wat nieuws zien bouwen. Volkomen terecht is de opm'erking gemaakt 2) dat jde vraag, die door Sarezer met zij!n mannen hier gesteld wordt, bewijis is, dat .ze niet veel óp hebben met de somber-ernstige, zwaar-gedrukte stemnaling van vastendagen in dien tijd, die na de ballingschap hien riep tot daden. Maajr. izonder ernst 'zijh ze evietemin als de oiuJderen, di© hun ti-anen schreien om wat niet weerkeert.

Trouwens, daar ligt, als die ouderen hun blik niet laten ben'evelen door korzeligen onwil, zelfs reiden tot blij'd'schap in. d© aankoms-t van deze deputatie. Inün©rs, vanwaar is z© afgezonden? Het tweede vers (mits getoea niet naar onze onjuiste statenvertaling 3), - doch naar den eigenlijken zin van idien oorspronkelijkén tekst) zegt ons, dat ze uit B-iethel kw, am|en. Biethel komt naar Jerusalem; wachter, durft g© nu nog zeggen, dat de dag niet komt? Bethel moest toch immers vroeger niets hebben van Jerusalem; sedert Jerobieam te Bethel zijn stierkalverendienst had ingesteld was Bethel officieel jde concurrent van Jerusal-em; en Amos zegt het ons zelf, hoe daar vroeger in Bethel de ware profeten van Jahwe uit de stedspport verjaagd weriden naar het lanid van Juda, naar Jerusalem toe; want Bethel had inmiers zelf zijn koningsheiligdom, zelf zijn rijkstemped ? (Amos 7:12 v.).,

Ja, zoo w.as het geweest.

Maar d© ballingschap heeft ook in dezen goed werk gedaan; en het gemeenschappelijk lijden beeft

De Redactie.

dezen oniderlingen strijld beslecht. Nu ziet men gebcureoi, dat Bethel, de stad éeï godsdiensLige concurrentie, koimlt toL Jerusalem ein in wettigen weg den eeredi'smst wil kegelen onder Jerusalems leiding.

En dunkt u nu ni^et, dat pok in deze gegevens meer dam één moment is, dat heenwijst op punten van oviereeinkomst met de „jongeïen", die thans van zich spieken doen?

Neen, ik heb het niet over de revolutie-] ongeren. Die zijn meer jong dan Gereformeerd. Maar wie niet gegeneraliseeird beeft, die heeft er nog an'deïen gevonden onder hen.

Om slechts iets te noemen: is daar bij velen geen zoeken van reformatie geheel langs den wettigen weg? 't Is waar, daar zijn Sarezers onder de reformatorische geesten; 't zijn de geborenen ver van den ouden tempel. Zij hebb-en nooit gezien de wonderen van den tijd van gïoote daad en sterk geloof: alleen bij geruchte weten ze van '34 ten '86. ïoiïien aan wat is overgeleverd, dunkt hun dan ook geen zonde, mits het dan blijve bij 't program van Sarezier en Regem Melech, die immers niet disputeeren over wat God heeft ingesteld, maar over bijkomeinide menschelijke instellingen. En dan — ze overijlen niet. Ze vervoegen zich, waar ze moeten zijn. Ze verlaten niet den kerkelijken weg; ze weten den weg van Bethel naar Jerusalem. Ook keimen ze niet meer den ouden concurrentiestrijd; ooik bij ben heeft de doorleving van den ernst der tijden de bezieling voor binnenlandsch conflict gedoofd.

Dat nu de priesters en profeten er voor waken, deze menschen recht te beantwoorden. Want ? e doen niet assyrisch, al draagt dan meer dan één Sarezer onder hen ook een assyrisch-klinkenden naam. Zij hebben óók, gelijk de Bethelietische gedeputeerden verklaren, tegenover B a b e 1, tegenover de wereldmacht, getoond, te willen klagen mei, Gods volk. In Babel hebben ze geweend; ze schaamden zich niet. Maar nu Babel ze niet ziet, nu vragen ook zij.. i..

Ja, wat voor v/onderlijks vragen ze eigenlijk ? Hoor: Moet ik weeaen? Hoort ge? Moeten, Idal is het objectieve; weenen is het subjectieve. Weenen, och, dat gaat niet op commando. Wel kan dat bij* de officieele mensciien, die loon betrekken van anderen of van zichzelf, voor een officieel in plooa gehouden gezicht; maar eerlijke zielen hebhen het te kwaad met de vraag: moet ik weenen? En toch is dat het altijd pijnigend paradox van allen waarachtigen eeredienst. Er is ©en moeten; God beveelt. En God heeft zijb. oride, zijin tijd; als |de klok slaat voor de liturgie, als de zon opgaat tot den vastendag, dan is daar het moeten; maar is daar het kunnen wel altijd van de tot weenen of tot vasten geroepenen? Wie, die eere'diensl oefent, waarachtigen eeredienst, kent niet die eerlijke belijdenis van de zwoegers onider den zwaren eisch van dien God, die nog voor weenen een moeten en voor het moeten een datum bepaalt?

En denk nu niet, dat ze niet willen. Als Goid zelf het weenen wil op boetedag en het jubelen op feestgetij, ze zullen meedoen, en ook wel zich zetten tot gewilde zielsuiüng. Maar, dan toch geen weenen, dat niet van Godswege een moeten is! Geen liturgische vormen, enkel om de traditie. Geen bestanddeel in den ©eredienst, dat enkel zijn periodieken terugkeer ontleent aan den wil eener conservatieve partij, in plaats van aan den levendmjar kenden wil van God! Moet ik weenen, of mag ik bouwen? Moet ik klagen over 't voorbije, oï mag ik juichen den nieuwen dag tegemoet?

Waarlijk, zulke jongeren verdienen een antwoord. Wie in het vreemde Babel wil weenen, maar op het eigen erf met vreugd wil bouwen, die openbaart naar buiten de antithese, en verflauwt de grenzen niet. Doch naar binnen zïoekt hij synthese en verzoent Bethel met Jerusalem; hij roept het tien-en het tweestammenrijk op tot bet ééne oöensief tegen den uitheemschien vijand; hij schaamt zich niet, eigen gewichtigheiid, die 'de promotie van zijh eigen kringetje, zijn eigen partij, zijn eigen „Bethel" tot een klein-„Jerusal©m" hem verleend©, , op te geven en |; e zoeken naar centralisatie, opdat het zwaarst weg©, wat het zwaarst ook i s. Die mensch zoekt ©en levenden eeredienst, waarbij het conflict tusschen moeten weenen en kunnen weenen voortaan alleen zal kunnen blijven voortduren krachtens de in het eigen vasten der naar God schreiend© ziel beweend© zondigheid van het eigen hart, zonder dat daarbij' nog komt de overbodigheid van gewoontögebod en conv^entiebevel.

Wat zult gij nu antwooTden, gij profeten en priesters, wat zult gij nu antwoorden aan deze eerlijk© boden van uw eigen volk?

K. SCHILDER.


1) Het voornemen bestaat bij, de Redactie, binnenkort een serie artikelen te plaatsen over „De beweging der Jongeren". Dit artikel moge als inleiding dienen.

2) Ed. König, Geschichte der altt. Religion, 2e Aufl. 1915 S. 566.

3) Op verschillende, hier niet nader te noemen, gronden meenen wij, onöanks de bezwaren van Nowack e. a., te inoeten vertalen ia vers 2: „dat Bethel Sarezer' en Regem-Melech enz. gezonden had".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

OUD EN JONG IN VROEGER EEUW. ¹)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's