GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Overhaasting in het gebed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overhaasting in het gebed.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal (eigenlijk wil) zeggent'|oJJjG^|(ia.^s|^^ vvaiu'om .wei-g'eel Gij mij? N, • i^S0tp' Vsiüa-i 42:10

De nieasch die bidt töt God In de gejaagdheid van 'zijn ziel, is niet de mensch , tan rustige bazinning, die van de oiverdenkingen van Gods 0n 'smensdhen binnenste opmaakt de slotsom miet voilkonnen zekerheid. Hij wil ieder oogenblik „zich verzamelen" en uit de veelheid zijtoer overleggiingen ; grij'pen de ééiie grondgedachte, opmaken de onaanvechtbare oonclusie. Maar: zooveel gedachten, zooveel haastige stellingen soms bij hem. Nii eens weet hiji: zöó is het — en h ij wil dat zeggen tot God en inensch. Maar straks weet Mj het anders — en dan wil hij wederom tot God en mensdhen zeggen: ik heb gevonden. Ik aseide in mijn haasten — zoio klaagt hij dan, als hij de haastige slotsom van zooeven herroept. Maar ach-— iMji ziegt wederom in zijn haasten.., . len wie wöet, hoevele malen hij' wederom zich overhaasten z'al len wederom' op den weg zijner haastg'edacbten zal terugkeer en, in boietödoen'ing ?

En toch — als in hem bidt de Geest met onuitsprdkelijke zuchtingen, dan streeft de bidder wel vele malen zichzelf voorbij, maar in zijn haasten laat hem zijin diepste geloof so vert'^liging niet lois. In ïiem blijft zöó sterü de waarheid getuigenis geven, dat hij; , zoodra hij in zijnhaasten bij een eindpunt in zijn denkön gekomen is; waarvan hij voelt, dat hij daaj' niet zijn imoet, hij met Inóg grooter 'haast, dan waarmee hij tot zoover gekomeii is, vliedt vandaar, om' opnieuw te zto-éken naar de rust zijner gedachten en de „vereeniging" van z'ijn hart.

Het ïSvïiQióÉ'*''daarvan, dat Psalm - 12 getuigenis aflegt.

Onze dichter is heen en weer geslingerd en heeft vele male'n zich afgevraagd, wat hij tot al de dingen in en om hem zeggen zou. Hoor: nu weet hij het: IK .5i|: ||g|0t God zeggen: waarom vergeet Gij mij?

Dat is een soort c'onclusie. Daarop wijst ons allereerst het woord, dat blij'lcens den grondtekst de dichter kiest, en waarmee hij te kennen geeft, ' dat, wat hij nu zeggen zal, niet maar iets-is, dat zij'n tong ontglipt, eer liij erop bedacht is, doch wel waarlijk rust op een vast besluit; jwat hij zegt, dat zegt hij bewust eri niet zionder erover nagedacht te hebben; het is de 1otsom.

Tiu*!ns, - oök de gedachtengang" iii den psalm wijst erop, dat deze m'an met zijn onrustig hart tenslotte weten wil, wat hij' aan de dingen heeft; dat hij wat zegge'u wil, om toit 'klaarheid te komen. In hem was tot nu toe wel het smachten (vs. 2), het dorsten (vs. 3), het weenen (vs. .4^), het gedenken (vs. 5), het zichzelf veroordeelen (vs. 6), len in hem was ook het klagen over den nood, die blijft (vs. 8) en het vluchten tot Gods genadewoord (vs. 9), maar... tot éénheid van overtuigiinig kón hij nolg niet komen: het lij-den is ook zoo zwaar i0ii, ^de, .'gedadhten zijn ook zoo tegenstrijdig.

Maai-hu — 'hu .iqOmt het: hij weet het! Ik wil zeggen!/Het raadsel is Oiverwonnen, zijn geheim verklaard: nu weet hij, wat hij heeft aan-zijn God; ön hij wil Hem' dat wel zeggen, ook. Ik wil zeggen..

Maar, wie 'z; ijt gij, lüiéiïgfenJ'-We ifver God en Gods houding tegenover u htet uw povere denken nu al klaargiefcomen zijt? 'W^eet gij het al? Ach neen, gij vveet er nog niets van. Üw gedachten zijn nog niet tot rust gekomen en uw raadselen nog niet opgelost, 'üw slotsom is te haastig. Neen, dat is het geheim niet, dat God a vergeten heeft. D'urf dat eens volhouden

Houd die slotsom' nu eens vast en zeg het anaar eens hardop: iiu weet ik het, nu heb ik gieen waarom meer! Zeg het nu eens: daarom gia ik in het zwart; dat. is, .het, ; dat God~mij'. vergeten beeft? Houd nu eens? ^Q^|pij: , die zeggen wilt tot God

Maar de man, die wat zeggen wilde, die al klaar meende te zijn met zijn gedachten hij durft niet volhouden. Hij-wil zeggen, wat hij weet — laat Go'd zich maar voor een antwoord gereed houden! (vgl.-Job 31:35). Maar vóórdat hij zijn mond tot 'God opeiigedaan heeft om Henï te zeggen wat hij dan weet, om te verklaren: aarom is het, dat hebt Gij gedaan, daarom en daarpm ga ik - in het ziwart, heeft hij^... zijn besluit herroepen, zijn donclusie al weer teruggenomen, •V\^at er overblijft is' niet het parmantige: aarom, maar opnieuw het „waaroni? " van den man, die niet weet, die alleen maar voelt die schrijnende pijn daarbinnen, den doodsteek, de brijzeling 'in zijn gebeente (vs. U). '-ipéAmm'-Hij wist het, dacht hij.. Zijn yerstarid

MêS^^'eiikent, 'eir%a^^^^^^faast, dat hij nog niets weet. 'Waarom' buigt Gij u nedei; mijn ziel? Zoiu God vergeten, zou Hij schuld heb-.ben? Ach neen — haast u terug van het eindpunt uwer opgejaagde aedaciöten.--Veirbeid God en loof Hem wi\\ ; : ^? «^^^lip^Pip Wacht e|3.„ verb6id; , i-i? ^ffi#'ïièvei-dart te 'Kaasfjig te zijn.

Die eerste Kaast, waarmee hij den mijlpaal zijner gedachten bereiktie, zie — dat was van hem. Maar die nog veel grootere haast, waarmee }ïij: terugkeert tot het standpunt, waarop hij niets weet, veel liever dan iets te weten, dat zijn Icinderhart pijn doet door de smading zijns. "\''aders — ]zie, dat is nu van 'den Heiligen Geest, die in Jiem bidt met zuchtingen, - onuitsprekelijk;

Zoo !zal nog steeds in eiken waarachtigeh biddietr overblijven de te groote haast, het te vroeg - gegrepen woord, de al te snel gegrepen overtuiging. Ook wij; zlullen met ons: ik wil zeggen" maar, al te vaak gereed zijn vóór den tijd. Tegenover Christus' „wat 'zial ik' zeggen? " (Joh. 12:27), d.e iVraag van Christus' ontroerde ziel, plaatst in - z^jéi'jgintroiering vaak de christen te spoedig zijn: „ik wil zegfgen". En dan meenen we, - dat oriizie ontroering iSjngevoeligheid, teederheid is. En toeh hebben we het zwaard in de hand, waarm^ee de knboij der verwarring wordt doorgehakt.

Dat is ziondie. Dat is niet fijngevoeli'g. Dat is ruw, dat is grof, dat is oineerbiedig.

Maar in wien de Geest bidt, in dien miensqh wordt die zonde toch wel overwonnen. Zijn overhaasting zal op den duur blijken te zijn geen vruchit van-den afkeer, tegen den arbeid van biet denken, doch alleen-van het opzien tegen de'smart in zijn denken, dat hém verwart en vermoeit. Wie den knoop doorbakt, om af té zijn van de dingen Gods, die kan niet blijven , bidden. Maar wie haastig jaagt naar het: „ik wil 'zeggen", om' dan, zoodra hij de rust gevonden heeft, de vracht van (zijn denkarbeid te genieten. in gedenken, die wil niet af zijn van den naar God strevenden denkarbeid, doich die wil juist wegslhigeren al, wat hem' , nog tegenhoudt op den haastigen gang naar den vaderlijken Groid, bij • 'Wien hij' zich na het denken jgjederikend kan veriheugen.

Als twee hetzelfde doien is het niet hetzelfde. De een besluit te haastig, uit afkeer van, de ander. uit liefde tot het - peinzen over God.

In den onrustigen arbeid der naar rust zoekende ziel zal zich menigm'aal die ziel overhaasten.. Diaih 'komt ze helaas imiet het rawe gebaai', dat van de ineenloopende draden van Gods bestuur den knoop doorhakt: ik wil zidggen, ik heb nu gezegd!

Dioeh weenend zal ze keeren en boete doen. Haar zoin.de wordt haar tot schuld. Maar God, die scherp ziet, Hi| leest toch in haar tranen ooki iets van die groote begeerte, om van de zijden draden, die Hij geweven heeft te zien de schoone 'wegen. Die God zal de overhaasting in de liefde niet verschoonen, maar Hij zal de liefde ïn de overhaasting niet vei^geten; is' ze niet zijti werk'? Ook zal 'Hij de liefde haar maat wel leeren. iEn als Hij een volgenden keer weer ©en knoop le|gt op den 'wèg der Igiedachten en der gebeden, dan zal de ziel, die van Hem geleerd is, straks liever bet kluwen moeizaam ontwarren, dan.schade doen aan' wat God gemaakt' heeft, A1 ZOU het alleen maar schade zijn in de sdhromehde gedachten. En kan zij de draden niet ontwarren, welnu: zij zal Hem toidh loven voor de menigvuldige verlossingen Zijns aan, gezlichts (vs. 12). Dat is odk haast maken. Dat is ook een zeer haastige spronig der gedachten. Maar het is ditmaal de 'haast van weder'keerend geloof. Het is ditmaal een haastige sprong niet in het duister in den naam yan het weten, doch' in het - lioht naar de zekierheid van het gelooven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Overhaasting in het gebed.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's