GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog eens: „Vorm en Geest”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens: „Vorm en Geest”.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu Dir V. d. Vaart Smit zijn vijftal artikelen hierover heeft geëindigd, zij het ondorgetftekende geoorloofd hierover ook iets in hei midden te brengen. De zaa.k is inderdaad gewichtig genoeg.

Al terstond moet ondergeteekende het uitspreken, dat hij niet gelooft, dat wij de door dien hooggeachte, n sdhrijver gemaakte tegenstelling van vorm en geest, welke beide dan een compromis zouden moeten aangaan! mogen aanvaarden.

De werkelijkheid is immers deze. Diaar is het Woord Gods, de H. - S., de icoepihg dus die van Godswegcs in Christus tot ons komt, bestemd voor ons gansch© leven, en in veelvuldigen voröi gedurig ons voor de Voeten gelegd. De Gemeente heeft dit Woord Gods voor baar leven aanvaard. Daardoor is zij Gemeente Gods. En haar lidmaatschap bestaat ook daarin, dat mien dit Woord Gods voor eigen leven beeft aangenomen. Doch hoeveel' dit nu ook i n n e r 1 ij k waar is, is - van buiten niet precies controleerbaar. Eerstens fvalt onder de aandacht of het leven uitwendig naar het Woord is. Daarop moet ook eerst gelet worden, want zonder dat is het innerlijke ook onbestaanbaair. Maar waar nu het leven uitwendig in het algemeen genomen naar het Woord geleid wordt, moet steeds daarbij de aandacht er aan gewijd worden, wat nu van den innerlijken hand aan den Heere en Zijn Woord terecht komt.

M.a.w. de vorm, het „voorbeeld der leer", Rom. 6:17, moet gelden uit-en inwendig, of anders gezegd : de uitwendige gehoorzaamheid moet ten diepen achtergrond hebben de inwendige gehoorzaamheid daaraan. ; En het ware leven bestaat , tiiet in een compromis tusscben vorm en gQest, maar in een gehoorzaamhieid aan dien heiligen vorm, dat zuivere Goddelijke voorbeeld uit-en inwendig, ©en gehoorzaamheid of aanneming van het gansche Evangebe en Woord Gods niet alleen naar het uitwendige, maar ook naar het verborgen leven. En terwijl de Kerk ziet naar de uitwendige gedaante, zoo moest bet bij elk lidmaat zoo wezen dat de ïnwendige oveireenkomst met den waren vorm, die uitwendige droeg.

Doch ais vormen geen waarheid hébben, omdat zij niet uit het WooïÜ zijn, dan moeten zij geheel vallen, niet om wat toe te geven aan den „geest", maar omdat zij geen--'recht van bestaan hebben. En ook de geest moet niet iets to^gfeven of opgeven, opdat ook de vorm eenig te: rrein zoude behouden. Neen, gelijk ds rechtmatige vorm onbeperkte heerschappij behoort te hebben, zoo ook de gfeest; de ware geest en inhoud behoort den géheelen vorm te bezielen, te vervullen. En wat daarmede strijdt, beeft geen recht tot den „vorm" gerefcsnd te wötfden. Onze dienst Gods moet waar zijn, ©n zij is waar, indien zij is naar den norm van de H. S., len indien zij bestaat uit-ten inwendig.

Daarom gaat het ook niet aan, om te zeggen, dat de „vormen" en , , uitgestippelde lijnen" bij de groote mannen van ons geslacht bijzaaJc waren, en slechts middel. Neen, de waarlijk in Gods Woord gevonden lijnen en vormen voor het leven zijn geen bijzaak, maar juist waar bet op aan komt. In de hartelijke ondei-werping aan de regels en lijnen die Gods Woord voor geloof en .leven geeft, ligt juist het leven; en het afwijken daaïvan is juist de dood.

Het is juist dat recht nadruk leggen op de H. 3. en op deze alleen tegenover alle afwijking en gevaar, wat m.i. in deze stukken va.n Dr v., d.: .J, S. te veel gemist woWdt. - ^^M^

Laat mij op enkele uitspraken wijizen. 6e' stiak, eerste kolom:

„Een boog doorgevoerde formuleering en een „breed uitgestippelde belijning zijn alléén goed, in-„dien een boog opgaand geestelijk leven en breed „uitdeinend zielsieirVaren zulks als vanzelf opwellen „doen uit de mysterieuise diepten der werkelijkheid."

Is bron en norma hier de H. Schrift, als Gods onfeilbaar Woord, oif het genoemd „geestelijk leven" en „zielseirvaren" ?

Verder lees ik in de vieirde kolom:

„Lijnen zijln ör wel, maar lelke lijn rust mtet beide „einden in het onbelijnde van bet zieleleven, en „laat zich nimmer restloos op begripmatige wijze „met eenige andere „lijn" verbinden. „Lijnen" zijn , ; slechts tijdelijke en betrekkelijke „veruitwendigjn-„gen van het eigenlijk geestelijke leven en rusten der-, , halve ook niet in elkander, maar in de diepte „van het zieleleven, waaruit lijnensystemen opwellen „als golvingen en deiningen van dat wat bruist en „opwast, vloeit en w'egvloeit en zinkt in de ziel. „En de ziel ïUst in God, die het leven en den „adem en alle krachten geeft."

Dus de diepe grond, wa, arait de dogmatische lijnen opkomen, is God, en we! niet zoozeer als Hij; zich geopenbaard heeft in de H. S., maar^ gelijk Hij zich openbaart in onze ziel. , , Lijnen zijn immers slechts „veruitwendigingen" van bet geestelijk leven!

Nu weet ik wel, dat Gods Woord in ons leven ook in , , lijnen", op allerlei gebied, vruchten heeft, alleen door het intermediair van ons zieleleven, ons fgeloovig denken, doch dat de H. S. hier de bron en 'regel is, daarvan gevoel ik hier niets. In de 2de kolom lezen wij dit:

„En zoodoende moiet eerst en voorop komen „'de. accentueering van de zielsgesteldbeid, van bet „Öirbelijnd geestelijke (Joh. 8:8), - van het CWristelijk „persoonlijke. Dat is het stuk der verlossing. Pas „daarna en in de tweede plaats komt de onderhou-„ding van vormen, foiTnuleetingen, belijningen, or-„ganisaties, sfewn, enz. in het stuk der dank-„baa'rheid." 179 N'u dacht ik dat de rechte inleiding pp het Evangebe is de wet, die ons feen tuchtmeestet is tot Christus, en lévens de regel der dankbaarheid. Doch bier moeten wij eerst daarmee komen na 'het stuk der verlossing. En toch die zelfde regel der dankhaariheid is het die mij gedurig de verlossing zoo onmisbaar maakt ten gedurig daair weer doet inga, an! Waarop ik maar wijzen wil is die „spanning" tusscben , , geest" en , , vorm", dat te veel dualistisch tegenover eUcander stellen van die twee.

A. M. DIERMANSE.

(Slot volgt.)

[Wij ontvingen meerdere zendingen over dit onderwerp en in dezen geest.

Laat ons echter volstaan met dit stuk op te nemen.

Redactie.]

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog eens: „Vorm en Geest”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's