GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet uit den weg.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet uit den weg.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is een moedig woord van Dir De Moor in „De Reformatie" van 7 April ji.l.; „Maar voor vrees ga ik niet uit den Wegj." Ik mag wel herinneren, dat Div De Moor de oude manier van psalmgezang weer wil zien invoeren, en als dan een briefschrijlver vreest voor „stormen van verontwaardig'ing, tegenstand, enz.", daa antwoordt de doctor: „Ja, dat argument kennen we. 0)p die manier kan men alles tegenhouden wiat tot verbetering der liturgie kan dienen. Maar voor vrees ga ik niet nit den weg."

Nu (geldt het hier geen onverschillige zaak: verbetering van het kerkgezang.. Zelfs .als iem'and beweert, dat hem die verandering koud laat, dan kan toch terecht daartegenover gesteld Worden, dat een goed kerkgezang op allen invloed jiitoefent, zelfs op z.g|. o n muzikale menschen. Toch kan men niet beslist zeggen, dat we hier met een Bijbelsch voorschrift te doen hebben.

Hoeveel te meer is die moed, voor vrees niet uit den wegl te feaan, noodig, rüaar ook op zïij'n plaats, wanneer het gewichtiger zaken betreft, waarin de Schrift, wèl leiding geeft. Dir De iVIoor bespreekt de vraag, hoe wij in de samenkomsten der gemeente zingien; ik wensch iets teizegjge'n over , \v at wij' daar zingen. H o e wij zingen, hier de luitwendige vorm, is lang niet zonder beteekenis; evenmin het begeleidend orgelspel; voor-, tusschen-, naspel en de harmonisatie der melodie. 'Ma, a.z: ^0: SfJt, , , wij zingen is toch nog veel gewichtiger.

Natuurlijlk de Psalmen en „Eenige Gezangen". ' Als wij evenwel geen sleur-Christenen zijn en voor vrees niet uit den weg gaan; als wij aan de hand der Schrift de zaak indenken, dan zullen wij zien, dat daarin een stuk o n natuur steekt.

In de eerste plaats behooren lang niet alle psalmverzcu bij den Nieuwtestamentischen eeredienst; èn ten tweede hebben Wij aan de overblijvende Psalmen en „Eenig-e Gezangen" niet genoeg. Ik zal beide nader aantoonen.

Onze Psalmbundel behoort ontegensprekelijk bij den Oludtestamentischen eeredienst. Dlie eeredienst is verouderd en verdwenen. Dat getuigt de Schrift. Lees maar eens aandachtig Jer. 31:31-34. Wat daar door een profeet des Ouden Verbonds Wordt voorspleld, wordt als in vervulling gegaan vernield in den 'g'eheelen Brief aan de Hebreeën, vooral ïn hoofdst. 8:8-13. Ik kan hier niet nader op deze zaak ing|aan, ik moet toch al op de goedwilligheid der Redactie rekenen, als ik wat veel plaatsruimte vraag.

Nu ligt het toch voor de hand, dat een liederenbundel, die bij den Ondtestanientischen eeredienst paste, niet zonder meer ook bij den Nieuwtestamentischen voegt. Evenmin als de Mozaïsche Wet eenvoudig in de Kerk van Christus wordt overg|eplaatst. Al wat bij het Sinaïtische Verbond behoorde, w'as type van het Genadeverbond; maar een type is niet de persoon of zaak zelf. Hagar is niet Sara.

Ik zal enkele voorbeelden noemen. Wij zingen, b.v. Ps. 118:13.

„Gezoend zij de groote Koning, Óie tot ons komt in 'sHeeren naam. Wij zeegnen U uit 'sHeeren woning; Wij zegenen U al te zaam'. IDe Heer is God, door wien we aanschouwen Het vroolijk licht, na bang gevaar."

Maar dan worden we op-eens Joden en gaan „offerdieren binden met touwen tot aan de hoornen van 't altaar", leder moet het ongerijmde daarvan voor de Kerk van Jezus Christus gevoelen, tenzij hij^ zonder nadenken, . uit sleur, meezingt. Men heeft er Wat op gevonden, om het goed te praten. „Diat inoet je geestelijk verstaan." De oude Ds Donner van Leiden zeide eens: Kinderkens, jelui behoeft den Biij!bel niet to vergeestelijken; hij is geestelijk genoeg." Wie zingt of laat zingen Ps. 132:1—4? OSE Ps. 3:1, tenzij men werkelijk koning is en in gevaar verkeert, zijn kroon te verliezen. Of Ps. , 20:4; Wie is die vijand 'met wagens, en paarden, in vredestijd? Of Es. 35:1, enz, ? Of Ps. 66:7.

Wie laat Ps. 137:5 zingen of zingt die zelf? Waar is •dat Babyion, en me zijn die kinderen, die wij zouden wenschen, dat „Avreedelijk aan de rotsen verpletterd werden"? Ja toch, ik heb het bijgewoond, dat dat vers in een samenkomst der gemeente Werd opgegeven'. Want „het staat in den Bijbel" f Dat schijnt vroom.

Dan kan men evengoed b-y. Lev. 11 off 15 laten voorlezen, of Lev. 18. Dat alles is Gods Woord, en wij verstaan, dat het onder Israël noodig w'as, zulke dingen te verordenen.

Zoo zou ik kolommen kunnen vullen met psalmverzen en - regels, die bij' onzen Nieuwtestamentischen eeredienst niet voegen, maar onder het Sinaïsch verbond op hun plaats waren. Hoe kan iemand voor dat onderscheid toch moedwillig' de oogen sluiten? En nu spreek ik nog niet eens van het verschil, dat - er tusschen de Psalmen in den Bijlbel en onze berij'ming bestaat. Wat heeft b.v. 'ps. 22:9 (ber.) van Ps. 22: 18, 19 (onb.) gemaakt?

Natuurlijk denk ik er niet aan, den - Psalmbamdeluit te bannen! Qud en Nieuwi Verbond staan niet tegenover elkander, maar het eerste is de voorbereiding tot het tweede geweest; de Wet de tuchtmeester tot Christus. Eenzelfde, onveranderlijke God heeft beide opgericht. Er blijlft nog een rijke schat over, die door geen gezangen is te vervangen. Ik noem' geen enkel voorbeeld; ik zou niet weten waar te beginnen noch waar te eindig'en. Paulus noemt ook in Ef. 5:19 en Col. 3:16 Psalmen eerst. Ik spreek dit oplzettelijk uit, omdat er, helaas! ook lezers zrja, die niet goed lezen.

In de tweede plaats hebben wij voor onzen Nieuwtestamentischen eeredienst aan psalmen niet genoeg. Het moest in kerken, die luide gjetuigen: „D-e Bijbel is Gods Woord, het eind van alle tegenspraak, w'aaraan wij ons gevrillig, onderwierpen", voldoende zijn, aan te halen wat de Heilige Geest, door de pen van den Apostel Paulus, in beide zooeven genoemlde teksten zegt: „Sprekende onder malkanderen '(leert en vermaant malkanderen) met Psalmen en lofzangen en g e es t e I ij k e liederen, zingende en psalmende den Heere met aangenaamheid in uw hart." Hier is geen sprake van alleen zingen, maar juist in gemeenschap. Het getuigenis: „er staat geschreven!" heeft op velen vat, naar het schijnt, w^ant „zi| hebben het anders geleerd". De beeldstormers hebben met de beelden in de Roomsche kerken meteen heel Wat orgels vernield; onze vaderen hebben met het misbruik van het muzikale element in den eeredienst ook de lofzangen en geestelijke liederen verbannen, op enkele na, en die enkele half onwillig getolereerd. Heel begrijpelijk, actie en reactie, maar ook Schriftuurlijk ? Ik wiil gelooven, te goeder trouw, maar het feit blijft, dat de voorgangers, hoe lang wel? de gemeente hebben misleid, door te leeren, dat eigenlijk alleen de Psalmen in haar samenkomsten mochten gezongen worden. 'Oök de 'leuze: „In Gods Huis niets dan Gods Woord!" heeft kwaad g; edaan. Wanneer „niets dan 'Gods Woord" in dien strikten zin moest verstaan worden, dat een gezang, hetwelk niet letterlijk Gods Woord bevat, contrabande is, dan m'oesfc ook niets gepredikt, maar eenvoudig uit den Bij'bel voorgelezen worden. Dan ook geen berijmde, inaar de onberijfmde Psalmen.

Dr A. Kuyper, die aanvankelijik ook tegen gezangen in de kerk ijverde i), heeft later zijn opinie gecorrigeerd. In „De Heraut" van 30 Maart 1913 schrijlft hij: „Zoo moet het persoonlijk met ons zij'n, maar ook in 't algemeen bij heel Christus' kerk, en in zooverre is 't te betreuren, dat we slechts 't eene lied: ^, 0! groote Christus, eeuwig Licht" hebben, om in onze tempelzangen rechtstreeks tot den Christus op te heffen. Liefde Wil zich, uiten, en de liefde voor Christus, die in 't hart der verkorenen bloeit, kan er geen vree Ttiee hebben, zoo men die liefde niet ook in het lied Hem betuigen mag. Gij kent het schoone lied:

„Middelpunt van ons verlarigen. Trooster van 't ontrust gemoed, Jezus, onze dankbre zangen Loven Uwen liefdegloed."

En:

„Liefde, - in ü is dï^OT^"^'leven; Gij, Gij zijt het hoogste goed. Ja, Uw kruis heeft ons gegeven Wat ons eeuwig juichen doet. D', hoe z^ifn we aan "U verbonden, Jezus, Redder, 's Vaders Zoon; ' Onze harten, onze monden Juichen dankbaar tot Uw troon."

Toch moest men den gezangenbundel ^) wel uitbannen, daar hij ons door onbevoegden opgedrongen Was, en er zoo menige misgreep in ïe betreuren viel. Maar hoe moeilijfk het ook zijn mqge, om Wat men toen misging te herstellen, het blijlft toch een leegte voor ons g, evoel, dat 't lied der eere en des danks niet meer in vollen toon aan Jezus kan Worden opgedragen, 't Laat den liefdedrang naar Jezus onvoldaan." Tot zoover Dr Ku'yper.

De groote heilsfeiten, ons in het Nieuwe Testament verkondigd, vinden in de Psalmen geen uitdrukking. Alles is hier nog profetie, geen vervulling. Wie gezangen, niet enkel „Evangelische", kent, gevoelt dat gemis, meer dan Wie nooit anders dan Psalmen heeft gelezen en gezongen. Wij hebben juist 'sHeilands opstanding herdacht; zeg mij', woorden er dan niet voor 't grootste gedeelte toepasselijke verzen „als m'et de haren bijgesleept"? _ .

„Jezus leeft en Wij met Hem! Dood, waar is uw schrik gebleven? Jezus leeft en Zijne stem Roept ook ons eens Weer in 't leven. Gij, o Heiland! Gij alleen, 'Gij zijt onze troost alleen."

Is dat niet echt schriftuurlijk? Geen schaduw, maar heerlij'k licht!

Bovendien, behalve de uiting van het gem'oed, in klare woorden, tot lof en prijs ook van onzen Zaligmaker (wat in den Psalmbundel nog, niet mogelijk was), zonder „offerdieren met touwen te binden"; er. is wederkeerig een invloed, dien het gezang der gemeente op haar geestelijk leven uitoefent. Al staan de Psalmen hoog, hun uitsluitend gebruik verhindert den vollen zegen van het verbond der genade. Wij spreken ons uit in het lied, maar het lied spreekt ook tot ons. Dr Kuyper heeft ineer dan eenmaal betuigd, dat 'wij. Gereformeerden, veel te 'Oudtestamentisch zijn.

Wat mij hoofdzaak is, de uitdrukkelijke verklaring in Gods Woord, weegt bij velen, vrees ik, niet zwaar. Sleur is hun krachtiger argument. Dr De Moor schreef van „stormen van verontwaardiging, enz.". Die ver-Wacht ik ook, als er ernst gemaakt wordt met een Gereformeerden zangbundel. Maar voor vrees gaan wij niet uit den 'w^eg, vooral niet, als we de Schrift aan onze zijde hebben.

H. M.

De Redactie zond mij dit soh, rijven ter inzage, opdat ik desgewenscht een aanteekening erbij ^ou kunnen zetten. Het onderwerp lijkt me echter belangrijk genoeg om een artikel eraan te wijden; en om' dus niet te veel ruimte in één num'mer in "beslag te nemen, laat ik ditmaal den heer M. aan het woord, om dan in het volgende numm'er mijn gevoelen over deze dingen te ontwikkelen.

De M.

Een stem uit Canada.

Woonachtig zijnde in Canada, en door een elfjarig verblijf aldaar bekend zijnde met heerschende toestanden, werd schrijver dezes verzocht, ten behoeve van diegenen van ons Nederlandsch volk, welke plan hebben om te emiigreeren, een korte beschrijving te geven van Canada.

Aannemende dat lotsverbetèring het motief is, hetwelk menschen doet emigreeren, volgt daaruit dat de mogelijkheid om dat doel te bereiken moet .worden vastgesteld.

Canada dan, deelt in de algemeen heerschende malaise en gaat gedrukt onder zware belastingen, welke welvaart voor het algemeen onmogelijk maken, en armoede scherpelijk doet gevoeld worden.

Het is een land dat groot is van uitgestrektheid, met betrekkelijk weinige inwoners, waardoor het spoorwegverkeer duur, en de vrachttarieven hoog zijn. Vele districten worden zoodanig geteisterd door droogte, dat de oogst jaar op jaar mislukte en duizenden gaarne izo'uden vertrekken indien hun de middelen daartoe niet ontbraken. (In 1920 vertrokken van 'uit Canada 143000 personen naar de Vereenigde Staten van Amerika, velen niet in staat zijnde hier ' in hunne behoeften te voiorzien.)

Velen zijn hier gekomen in de hoop^ hun lot te verbeteren, maar talloos velen hebben, na alles te hebben gewaagd aan den landbouw, alles verloren, en velen verkeeren in benarde omstandigheden. Lange winters, strenjge koude, en de moeilijkheid om voedsel voor het vee te verbouwten, m^ken veeteelt en zuivelindustrie moeilijk. Thans liggen' op het erf van schrijver dezes meer dan 20 stuks !vee, bezwteken aan de koude op 15 Maart 1922.

Land is hier vruchtbaar en goedkoop, maar zonder regen baat dat niet.

Deze toestanden worden meest gevonden in de' zuidelijke gedeelten der provinciën Hanitoba, Taskatchrwan en Alberta, In de noordelijke gedeelten valt meer regen, maar daar is men meer onderhevig aan vroege en late vorst, zoodat ook daar menigmaal des landmans hoop verijdeld wordt.

Waar nu iemand om lotsverbetèring wil verhuizen, daar 'diene men rekening te houden met 't voorgaande, aangezien dit feiten zijn, en welke naar waarheid met veel donkerder tint BO'uden kunnen worden gekleurd.

Ook is hier voor ons HoUandsch volk op kerkelijk gebied niet veel dat bemoedigt.

Naar ons beste weten hebben .we slechts één Hollandschen Zendelimg-Leeraar in Canada, wiens traktement voornamelijk wordt opg]ebracht door broeders en zusters 'in de "Vereenigde Staten van Amerika. Wel izijn hier eenige' kleine gemeenten, welke waarschijnlijk worstelende zullen ten onder gaan (daar telkens gezinnen welke daartoe in staat zijn, het land verlaten). Maar het vooruitzicht is duister.

De Ver. Staten, waar schrijver ook een zeventiental .jaren woonde, bieden naar zijn meening, beide op maatschappelijk en geestelijk gebied, den landverhuizer beter gelegenheid tot verbetering van zijn lot en dat der izijnen, dan Canada. Vele gemeenten der Geref. Kerk zijn daar gevestigd, waar met raad en daad den emigrant hulp kan worden geboden. Zeer veel emigratie-literatuur over\ Canada wordt er verspreid, maar zaken en toestanden worden daar veelal te rooskleurig voorgesteld en de volle : Waarheid niet gegeven.

Daar schrijver ook de dupe van die misleidende propaganda werd, liet hij zich geredelijk vinden dit woord ter waarschuwing aan ons Nederlandsch volk te doen toekomen.

E. K. S.

(Ds John de Jong te Granger, Washington, verzocht om opname van dit stuk in „De Reformatie". Hij blijft voor de waarheid borg. Red.)


¹) Ik laat de ongemotiveerde onderscheiding van „thuis wei en in de kerk geen gezangen, zingen" rusten, pvpiiiuJlsi d'i eigenlijk nietszeggende kantteekening in dgn Statenbijbel. „De Remonstranten hebben de gezangen ingevoerd!" zegt men. Alsof daarin het bewijs lag, dat ze niet kunnen deugen. Zie If Kroii. 35 : 22, middengedeelte.

²) NI. de „Evangelische Gezangen". Dien b u n d e 1 wil ook niemand in onze Geret. Kerken invoeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Niet uit den weg.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's