GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

aan den heer N. Baas, inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

aan den heer N. Baas, inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Geachte Broeder Baas!

Ge zult begrijpen, dat ik' over het grootste deel van uw derde stuk een eerbiedig zwijgen bewaar. Ge hebt immers .daarin^.: CJ: itjf'i-: uitgebracht op "onze prediking; dan moet er al een bijzondere reden zijn, wanneer men als predikant d.aaropi gaat antwoorden. Ik meen, dat de juiste weg is, zulke dingen in de stilte te overdenken en te gebruiken bij zijn zelfco.ntr61e., doch overigens het-zwijgen er toe te doen. Alleen het slot van dien brief geeft mij reden, u iets te schrijven, oim'dat het niet meer critiek oefent doch een objectieven voorslag doet aiangaande de inrichting van onz'en eeredienst, waarvan gij verbetering verwacht. Over dit uw reformiatorisch voorstel moge ik met bescheidenheid iets in het midden brengen.

Laat me u eerst lechter de wellicht niet door u verwachte verzekering geven, dat het mij tot troost was, dit voorstel eerst aan h'et einde van uw derde artikel, dus over de helft van luw reeks, te - vinden. Ge moet weten, dat men Van onzie preeken weleens zegt, dat ze manfc gaan aan het euvel, te gelijken op een kind 'met een waterhoofd. Wij z'o.uden onze inleidingen, naar verhoudinigi, veel te groot maken, en zoo' lang knet ons eerste punt bezig blijven, dat we al meer dan halverwege zijn voor we goed a.an ons eigenlijke .onderwerp loekwamen. Nu was het mij tot troost, te zien, dat een befaamd straatprediker als gij hüet eenzelfde moeilijkheid hadt te worstelen. Het bbhoeft dus niet alleen aan óns te liggen, wanneer de intelleotueelen wel eens reden Jiebben om over dit ons euvel te Klagen.

Uw voorstel dan hondt in, dat we voortaan onze preeken in tweeën Iztallen deelen. Eerst een stu'k uitlegging van de onderscheidene Bijbielboeken. Daarna een korte toespraak tot stichting, 'een woord uit het leven en voor het hart. Van deze meuwe methode, die ge een reform'a.tie der prediking noemt, koestert ge de verwachting, dat leeraar en gemeente misschien er mede gebaat z'uUen zijn.

Houd mij ten goede, dat ik dit uw oordeel in het geheel niet kan deelen, en U uiteenzet, waarom dit zoo is. Ik zou echter willen bieginnen met een wat angstige vraag. Broeder Baas! is dit nu alles, wat ge aan refo'rmatorische wenschen hebt kenbaar te maken onder het z'oo Veelbelovende hoofd

„Naar het Woord terug"? Zou dan deze mast niet veel en veel te groot zijn voor zulk een notedopje en zijn dan geen ongelukken te vreezen?

Weet ge, welke ongelukken ik zie aankomen, wanneer uw wensch in vervulling gaat?

In de eerste plaats, dat we een zeer merkwaai'dig doch weinig stichtelijk schouwspel in o-nze kerken te zien zullen jkrijgen. Een deel der gemeente zal bij het aanvangsuur aanwezig zijn en met aandacht de uitlegging der H. Schrift volgen. Is die gereed en wordt .de tusschenzang opgegeven, dan gaan deze menschen weg, want het stichtelijke praatje (z, oo zeggen , zij), dat nu volgt, kennen zij reeds lang en (het is hun niet de moeite waard, de koffie er voor koud te laten worden. — Eeii ander deel der gemeente evenwel moet niets hebben van die „intellectualistische" Schriftuitlegging, bovendien dikwijls handelende (naar uw voorstel) over gedeelten, die hun geenerlei belang inboeze-• men. Zij genieten nog een paar kwartier langer van hun bedrust en komen dan juist op tijd om zoo'n warm woord uit het hart tot' h.et hart te beluisteren, dat voor hen het een en het al is.

Voor gemeenten, die, gelijk zoo dikwerf (gelukkig!) hij o.ns het geval is, te worstelen hiöbben met gebrek iaan plaatsruimte in de kerkgebouwen, zou dit ploegenstelsel nevens het blijvend gedeelte, dat men overal en bij 'alles heeft, wellicht een vernuftige oplossiüig zijn. Maar ik zou die methode toch weinig stichtelijk vinden! Er zou geen gemeente meer zijn 'doch alleen een gehooi r, onder hét Shakespeareaansche motto „as yo.u lik'e it!". En ziulk ©en leuze behoort in Gods kerk met thuis, vindt ge wel?

Ja, maar zegt ge: zóó [héb ik' hét niet bedoeld en nu toekent ge toch een carricatuur van 'mijn voorstel. Ik Iklan u antwoorden, dat zooveel dingen in het leven niet zoo bedoeld worden en toch zoo gebeuren. Men moet zich de uitwerking van wat men voorstelt nauwkeurig voor den geest brengen, wil men geen fiasco maken of schade a.an.richten. Echter: zelfs |al was.mijn kijk' op deze zaak te donker en mijn vrees niet gewettigd, dan zou ik toch, ook al vervielen dus deze praktische bezwaren, om principiëele redenen mij er tegen moeten verzetten. Laat me dat in de tweede plaats u mogen verklaren.

Wat gij wilt, is: losmaken van ellcaar van de uitlegging van Gods Woiord en de stichting der gemeente. En dat lijkt me heel gevaarlijk. Want indien Gods volk w.aarlijk gebouwd zal worden in het geloof, iOnderw.ezen, vermaand, vertroost, bestierd, — dan kan zulks .alleen geschieden door het Woord Gods. De prediker heeft dat te ontsluiten allereerst zoo, .dat de hoorders den letterlijken zin er van leeren verstaan; daarna zoo-, dat het tot h'nn ziel gaat spreken en, met onderscheiding bediend, waarlijk blijkt te zijn levend en krachtig, en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en doorgaande tot de verdeeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en een oordeeler der gedachten en der overleggingen des harten. En zie —• nu zoudt gij w.aarlijfc die twee v, an elkander willen gaan scheiden! De uitlegging Ziooi met meer het hulpmiddel zijn .om tot de rechte prediking te komen, doch een zelfsta.ndig deel van den eeredienst, en daarnaast zou dan 'komen de korte toespraak...

Laat ik uw woorden op hét gunstigst uitleggen en aannemen, dat 'ge die toespraak oioki uit een tekst wilt doen opkomen. Moet dan eerst die tekst weer worden uitgelegd ol mogen alleen zulke gekozen worden, die Volstrekt geen uitlegging noo.dig hebben? En moeten we dus eigenlij'k telkens twee (in plaats van één) teksten behandelen, ' waarvan de eerste alleen exegetisch, de andere alleen practisch?

Ik zal u eens wat vertellen. Er zijn hier en daar, naar men 'zégt, dominees, die al jaren lang uw methode volgen, zonder dat zij het weten of gij het wist. Zij leggen in het eerste deel hunner preek den tekst uit zoo goed en kwaad als het gaat. Dan Men ^e zingen en komen aan de toepassing toe. Verband van deze met hun tekst mo-et ge maar met moeken; de armen schijnen de gave te missen om het Woord, - én het Woord alléén, te laten spreken. Ze doen nu nog ©en beetje van hun eigen vinding er bij: „een woord uit het leven en voor het hart". Omdat de zioo veelzijdige Schrift hen daarbij niet bestuurt, vervallen zij zoo onge-

veer week' ia, an week ia hetzelfde babbeltje. En zoo is daar practisch reeds lang werkelijkheid wat gij nu als zeer reformatorisch oAs voorhoudt.

En zoudt ge dat nu in werkelijkheid willen noemen: „Naar het Woord terug!" Il< : zou geneigd zijn, juist den tegenovergestelden naam er aan te geven: „Van het Woord af!" Zoo 'zlouden we helaas verliezen wat nu in jaren lang van verbeterde theologische opleiding te .Amsterdam en Kampen is gewonnen, en zouden we de kerken ontvolken en de gemeenten verarmen. Het gezonde begrip van Gods Woord, dat onder de predikanten en de overige gemeenteleden hoe Jang'er hoe meer verkregen is, mede door den arbeid van mannen' als Sikkel, Hoekstra, Klaarhamer en dergelijken, zouden we weer moeten uitruilen voor het om. princdpiëele redenen verlatene? Dat nooit! Ge zöudt ons daarmede onder • de leuizle Van reformatie in het zog der jhevigste reactie brengien. Nu zou dat niet voor het - eerst gebeuren. D'e ménschen, die het hardst om reformatie roepen, zijn soms de krachtigste bevorderaars van den teruggang. Maar gij zijt toch' beter dan zulken, en hebt blijkbaar zelf reeds iets gevoield van wat ik boven tegen u aanvoerde.

Ik leid dat tenminsl; e hieruit af, dat ge schrijft: , , Een herleving van de oude, „toiepassing"^ maar dan in anderen geest." En: „Misschien zouden leeraar en gemeente bij eene reformatie der prediking in dezen geest gebaat zijn." Ge zaagt dus zelf a], welken kant het uitging; en wanneer een man van besliste uitspraken als gij „misschien" zegt, ligt daarin, dat ge toch tamelijk wankel staat in de overtuiging van de juistheid uwer gedachte. Misschien (dat woord heeft bij mijn „mentaliteit" een andere kracht dan bij de uwe) is het bovenstaande dus wel voldoende geweest om' u te overtuigen, dat het kleine scheepje met den'te grooten mast, genaamd „Naar 'het Woord terug", zooals te vreezen was is vergaan. Geluklkig was er geen mensch , a, an boord, want zelfs de reeder zag nog te rechter tijd in, dat het niet ging en heeft het verlaten alvorens het 'zonk. In dat geval: gelufc'gewenscht!

Uw tweede reformatorische leuze was: „Naar het Sacrament terug." Ik heb.^me ten zeerste verbaasd over wat ge onder die geweldige leuze hebt geschreven. Het loopt laf in even een halve kolom, gaat enkel en alleen over de grootere kerken, en raakt slechts een quaestie van practijk, die gemakkelijk kan worden opgelost. Maar broeder Baas, nu bebt ge toch een langen 'mast willen zettenzelf s niet op een notedopje maar op een afgevallen blaadje, dat dreef op de wateren. Natuurlijk plonsen dan mast en blaadje onder zoodra ze elkaar raken.

We hebben hier in Utrecht nooit moeite met het naderen en verlaten van de tafel des 'Heeren, omdat wij de volgende regeling toepassen: Een paar ouderlingen posteeren zich in de zijgangpaden der kerk, en dragen zorg, dat de Avondmaalgangers beurtelings, de eene maal van rechts, de andere maal van links, naderen tot de tafel. Bank voor bank worden de leden toisgelaten; en is het getal, dat kan plaats nemen, bereikt, dan geven zij dit door een wenk te kennen. Bij 'ihtet afgaan der tafel kunnen dus tegelijk inaderen, die van de andere zijde komen en nu de bieurt hebben. Zoo gaat alles zeer ordelijk en tot stichting. Als ik het me goed herinner, werd in sommige kerken in Amsterdam ook reeds eenigszins in die richting gewerkt. Dan is er geen gevaar, dat de groote stadskerken , , het Avondmiaal verliezen".

Maar is een nuchtere, ©envoudig© qualestie van orde, die, zooals ge ziet, veel gem'akk'elijker op' te lossen is dan gij Üaciht, nu werkelijk' de moeite waard om daarvoor de leuze op te heffen: „Naar het Sacrament terug!"?

Weet ge, eerlijk gezegd, wa, t ik van zulke leuzen denk? Dat ze gevaarlijk zijn voor de echte reformatie.

Vooreerst omdat ze den indruk makten van een humoristische voordracht op een bruiloft of jaarfeest, die iemand een groot lachsucces bezorgt, doordat hij b.v. met geweldige stem zegt: „En Octavio riep. met rollende oogen en donderende stem-: " om dan fluisterend, zoo-zacht mogelijk, te doen volgen: „Amarinda, uw hoed zit wat scheef."

Ten tweede omdat 'zie, vaak opgeheven, gevaar opleveren, dat het zal gaan als met den joingen man, die telkens riep alsof hij in nood was door wild gedierte, zonder da, t het waar was; doch toen het eenmaal wel het geval was, omkVam zonder h, ulp, aangezien toen zijn geschreeuw weer voor een 'misplaatste grap' hield.

Ten derde omdat leuzen als , , Naar het Wo'Ord terug", „Naar het Siaicrament terug'" enz', den indruk' hioeten vestigen bij anderen, dat naar het getuigenis van een onzer uitnemendste en meest geachte mannen we eigenlijk Van het Woord en Sacrament reeds niet onbedenfcelijk zijn afgeweken en daarom' nu door iemand van de echte reformatie-mentaliteit er toie teruggeroepen moeten worden. Lezen zulken nu ook verder wat ge schreeft, dan is het natuurlijk niet zoo erg, want dan zien ze hoe weinig' ge eigenlijk te reformfeeren-ihebt. M^aar blijven ze bij uw leuzen, zonder verder onderzoek' — een niet denkbeeldig gevaar — dan moeten z!e toch' een geheel verkeerde geda: chte' van onz'en k'eïkelijken toestand krijgen, en wie zou dat meer betreuren dan gij ? Maar ige z'oudt ér toch', aanleiding toe gegieven hebben. ,

Nu, tot de volgende week, D. V. Djan neem ik afscheid van* u met een woord over het tweede deel .van uw vierde en over uw vijfde artikel.

Met broederlijken groet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

aan den heer N. Baas, inzake zijne artikelen over „Reformatie-Mentaliteit”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's