STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Hooggeachte Redactie,

Zou ik nog even plaats mogen vragen vo-or een nadere opmerking over de stelling van Dr De Moor, dat de georganiseerde gemeente gel ij kis aan den kerkeraad?

In „De Reformatie" van de vorige week merkte ik reeds op, dat mij die stelling veel te eng voorkwam, omdat er naast het bijzondere ambt Van den kerkeraad ook nog een ander ambt is, nJ. het ambt der geloovige n. : 'W> iWM-

Het komt mij echter bij, nader • overweging voor, dat we het veel sterker mogen uitdrukken, en wel zóó, dat die stelling principieel onjuist is. De term „georganiseerd© gemeente" is de gemeente gedacht als een „organisme", of nog duidelijker, als een lichaam, waarin alle leden organisch verbonden zijn. Vroeger paste men dat beeld-wel op de verhouding tusschen de gemeente en den kerkeraad toe. iVlen zei dan: gelijk de mensch ziet door het oog en boiort door het oor, zoo kiest de gemeente door het orgaan van den kerkeraad. Dr De iMoor heeft bij het formuleeren van zijn stelling

blijkbaar aan dat beeld gedacht. Maar is het wel juist? Gaat dat beeld hier wel op? Want een oog en een oor zijn toch oi'ganisch (krachtens inwendige levenswet) met het lichaam één! Het o'og is later niet mechanisch (van buiten af) in het lichaam ingevoegd en het oor er later niet aangehecht! In gelijken zin is toch een kerkeraad geen orgaan ran de gemeente! Eer integendeel: et algemoene ambt der geloovigen komt organisch uit de gemeente op, maar het bijzondere ambt van den kerkeraad is door Christus mechanisch (van buiten af) aan de georganiseerde gemeente toegevoegd. Dit blijkt duidelijk uit Ef. 4:11 v.v.: En Deze heeft gegeven sommigen tot apostelen .... en sommigen tot herders en leeraars", enz. Het buitengewone a, mht der apostelen en het gewone aiubt van de herders en leeraars zijn wel onderscheiden, maar ze zijn hierin toch ook weer één, dat ze beide zijn ingezet en een tijdelijk karakter dragen. Het apostolaat was voor de eerste eeuw en van grondlegigende beteekenis; de gewone ambten tot aan het einde van deze bedeeling en van voortbouwende beteekenis; terwijl het ambt der geloovigen eeuwig-blijvend is. De geloovigen zullen eeuwig profeten, priesters en koningen zijn.

Daarom zou ik het liever zoo willen zeggen, dat hel ambt der geloovigen op organische wijze in de gemeente ligt en dus in eigenlijken zin een orgaan der gemeente is, terwijl het ambt van den kerkeraad niet in eigenlijken, maai-zoo men wil slechts in overdrachtelijken zin een orgaan van de gemeente kan genoemd worden, n.l. in zooverre de kerkeraad de gemeente vertegenwoordigt. Op het vraagstuk der verkiezing toegepast kom ik dan tot de slotsom, dat de algemeene regeermacht, die organisch uit het koningschap van het ambt der geloovigen opkomst en aan de leden der gemeente toekomt, door Christus gesteld is onder de leiding van de bijzondere regeermacht van den kerkeraad, dien Hij mechdnisch (van buiten af) aian de georganiseerde gemeente heeft gegeven.

Voor deze gelegenheid tot nadere verklaring ook mijn harlelijken dank.

Met hoogachting,

Uw dw.,

Hmuiden, 21 Mei 192.3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen