GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

gelijk onderwerp minder gelukkig noemen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

gelijk onderwerp minder gelukkig noemen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

gelijk onderwerp minder gelukkig noemen. Zij betwijfelen de belangrijkheid van zulk een onderwerp in onzen veel-bewogen tijd, en leggen dit artikel als zijnde minder „actueel" spoedig ter zijde. Ik geloof, dat hier een misverstand in het spel is; de geheele bedoeling van mijn artikel is juist aan te toonen, dat het onderwerp wel degelijk van groote beteekenis is, ook en vooral in den tegenwoordigen tijd.

Ik vermoed, welke de bezwaren zijn, die tegen de keuze van mijn onderwerp zullen worden ingebraclxt. „D-e vorm", wil men onder ons graag hooren, „is van weinig beteekenis; het komt aan op den inhoud." God ziet (het hart aan; Hij hecht weinig waarde aan den uiterlijken vorm. Ook de Zoon des menscihien had geen uiterlijke gedaante of heerlijkheid. Heeft Hij niet Zijn banvonnis geslingerd tegen de sohoon-gepleisterde graven, tegen hen, die het buitenste van den drinkbeker reinigden en van binnen waren vol venijn?

Ik spreek dit alles niet tegen, maar h'eb toch ernstige bedenkingen tegen dergelijke argumenten, zooals straks nog nader zal blijken.

Ik wilde eerst den kring wat wijder trekken, en ter inleiding iets zeggen over de „vormen" in het dagelijksch en maatschappelijk leven; straks gaan wij dan den cirkel weer vernauwen, en keeren wij terug tot ons onderwerp.

Wij spreken in het dagelijksch leven van omgangs-vormen. Deze vormen zijn onmisbaar, en zijn er zelfs voor hem, die ze totaal negeert; want ook hij moet omgaan met menschen, en doet dat in zekere vormen, 'hoe primitief, en ongecultiveerd deze overigens ook zijn mogen!

‘De vorm is dus onmisbare voorwaarde voor samenleving. 'Ja, in nog algemeener en in wijsgeerigen zin gesproken is de vorm voorwaarde voor alle werkelijkheid. Al wat in. de werkelijkheid is, heeft een vorm; inhoud, materie op zichzelf zonder vorm of gestalte is voor ons iets ondenkbaars. Voor een wijsgeer als Aristoteles was dan ook de ware werkelijMieid te zoeken in den zuiveren vorm, in iGod, terwijl de materie op zich^zelve alle „mogelijkheden" in zich bevatte, die daar in verwezenlijkt werden door inwerking Van den vorm.

Dit is een echt Grieksche gedachte. De Grieken, de naar schoonheid smachtenden, hadden open oog voor den sohoonen vorm; zij hebben dezen vorm tot op 't hoogst gecultiveerd in de heerlijke zuiverheid van hun beeldhouwkunst.

Al onze uitingen in woorden, gebaren of daden laten zich onmiddellijk omvangen en grijpen door den vorm, die zelfs de eerste voorwaarde is voor elke uiting. Alles wat wij buiten ons plaatsen, zien wij onmiddellijk in een bepaalden vo rm buiten ons; en een plan, dat, zooals wij ons plegen uit te drukken, nog geen vasten „vorm" gekregen heeft, is nog voor geen verwezenlijking vatbaar. Nu is het de vraag, of deze vorm van ioó weinig beteekenis is„ dat wij hem mogen verwaarloozen. Mogen wij, wanneer wij ons uiten in den vorm van het woord, woord-en zin-vorm verwaarloozen, bijv. door slordige uitspraak of door onordelijken „rammelenden" zinsbouw? . Ik geloof het niet, al wias het alleen maar om het feit, dat al zulke ongerechtigheden zich wreken. Iemand, die slordig spreekt, heeft geen macht over zijn gehoor, — zal het niet tot enthousiasme bewegen voor zijn denkbeelden, — en wat 't allerergste is, hij geeft aanleiding tot misverstand, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn.

Zoo wreekt zich het opzettelijk verwaarloozen van den vorm.

Ik kom al dichter bij. Wij hebben onze , , omgangsvormen"; schrikken wij niet van het woord!

Hebben wij die te verwaarloozen? Geheel negeeren kunnen wij ze niet, zooals we reeds z, agen. Als ze er dan moéten zijn, is er daji niet alle aanleiding om voor zoo iets noodzakelijks een meer dan voorbijgaande belangstelling te tooonen?

Juist het innig verband tusschen vorm en inhoud, moet ons tot nadenken stemmen. Voor velen is dit verband te loor gegaan, en ik geloof, dat het hieraan te wijten is, dat de vorm al meer in sommige kringen zijn beteekenis ging verliezen en ten slotte als geheel bijkomstig beschouwd werd.

Ook waar het de omgangs-vormen betreft spreekt het feit alleen, dat het noodig is boeken daarover hét licht te doen zien, voor zichzelf. Het wijst er - op, dat er is „something rotten" in onze beschaving.

Trouwens het woord „beschaving" alleen reeds is een hoogst oppervlakkig wéinig-zeggend woord. Hoeveel meer diepgang hleeft een Latijnsch woord als „erudire"; uit het ruwe uithalen, ontbolsteren! Vergelijk daarmee nu ons slappe woord „beschaven"; met de schaaf ergens, over heen gaan, blijkbaar om de „ruwe kantjes" er af te slijpen!

Hier is zoek geraakt hét besef, dat ware bescha-ving niet van buiten af haar beslag krijgt, maar van binnen uit moet groeien! Al wat leeft groeit van binnen uit, maar een dood stuk hout wordt van buiten af met de schaaf bewerkt!

Deze verkeerde opvatting, die 'in het leelijke woord „beschaving" reeds aan den dag treedt, is nu de oorzaak van de geringschatting van allen uiterlijken vorm. Beschouwt men de omgangsvormen als zinledige mooi^doenerij, dan zouden ze ook inderdaad uit den booze zijn.

Worden ze v; an buiten af den mensch opgeplakt en aiangeleerd, dan is het zoo iets onwaarachtigs, dat we hoe eer hoe liever onze samenleving van dit kwaad dienen te bevrijden.

Het staat er echter anders mee.

Ware „beschaving" uit zich spontaan in den „goeden vorm". Deze echte „beschaving" is niet afhankelijk van rijkdom of andere uiterlijke omstandigheden (hoewel deze zeer zeker kunnen meewerken, maar uitsluitend dan, wanneer de aanleg aanwezig is), maar is iets geheel innerlijks.

Natuurlijk kan deze aanleg ontwikkeld en tot ontplooiing gebracht worden, maar de mogelijkheid moet in elk geval aanwezig zijn. Hoe vaak zien we immers, dat menschen, die ruimschoots in de gelegenheid waxen zich te ontwikkelen tot waarlijk-beschaafde menschen, het niet verder gebracht hebben dan tot een zekere oppervlakkige moeizaamveroverde welgemanierdheid, wa, arvan de onwaarachtigheid en schamelheid onmiddellijk in het oog valt, ~ terwijl men in een omgeving, waar men zoo iets allerminst verwaichtte, vaak getroffen wordt door een wellevendheid, die in haar ongekunsteldheid en spontaniteit des te aantrekkelijker is.

Met deze gdheele uitweiding bedoelde ik dus dit: de „vormen" ook in den omgang van menschen onderling zijn niet van onwaarde, maar hebben wel degelijk een dieper beteekenis.

Evenals de kleeding, wanneer ze niet al te onpersoonlijk is, eenige aanwijzing kan geven omtrent het karakter van den mensch, die ze draagt, zijn de goede vormen (voorzoover ze tenminste 'zinvol zijn, en geen willekeurige bep, alingen) de 'Uiterlijke kenteekenen van innerlijke beschaving. Is het nu in het maatschappelijk leven, waar we alleen maar met menschen te maken hebben, ongewenscht en uit practisch oogptmt bezien bovendien nog nadeelig den „goeden vorm" te ver-. waiarloozen, hoeveel te meer geldt dit in ons kerkelijk leven, waai-we behalve met menschen, ook nog met God te doen hebben!

Heel veel van wat wij zooeven zeiden, kan regelrecht toegepast worden op ons kerkelijk leven; . zelfs is de vorm op dit terrein van nog dieper beteekenis!

Realiseeren wij ons, wat het samenzijn der gemeente in haar openbaren eeredienst beteekent. Hier is het geen ontmoeten van menschen onderling, maar een ontmoeting van God en de gemeente! Ik gelooof, dat het noodig is hierop allen nadruk te leggen, omdat onze godsdienstoefeningen wel eens den indruk geven, dat dit besef aan het kwijnen is. Men schijnt om allerlei bijkomstige redenen samen te komen, bijv. om een „goed spreker" te hooren.

Ik concludeer dat hieruit: het valt mij op, da, t allerlei gewoonten, 'die in een vergaderlokaal op 'haar plaats zijn, op brutale wijze onze kerken zijn binnengedrongen. Ik zal maar een paar dingen noemen: de lijst is lang niet volledig, en kan zonder veel moeite nog aangevuld worden.

Vóór den dienst nemen wij de gelegenheid te baat den tijd te korten met hinderlijk praten, waarbij men dikwijls anderen in zijn onmiddellijke nahijheid stoort in hun gebed. Zelfs wanneer de dienst begonnen is, probeeren wij nog wel eens, als wij de kans schoon zien, onzen buurman iets in het oor te fluisteren. Het hinderlijk beweeg en de riimoerigheid vermindert eerst, naarmate het den predikant gelukt zijn gehoor te „boeien". Gelukt dit niet, dan worden houdingen aangenomen, die minder, aesthetisch zijn naarmate ze „gemakkelijker" zijn!

Hoe geheel anders zou het zijn, wanneer we eens werkelijk allen te zamen leefden in het besef van Gods tegenwoordigheid, die beloofd heeft in het midden te zijn, waar men in Zijn Naam vergaderd is.

Wij weten wel eens geen raad met ons „figuur", wanneer wij ons in het dagelijksch leven moeten bewegen in kringen, die de onze niet zijn, maar wij weten wél raad wanneer wij ons moeten stellen voor Gods aangezicht.

Waar is ook hier het geneesmiddel te zoeken? Ook hier weer mogen wij geen vormen van buiten aan ons kerkelijk samenzijn opleggen, maar zij 'moeten spontaan geboren worden!

Zoo min als men in het maatschappelijk leven, gebaat is met het boek voor „goede vormen en beschaalde manieren", evenmin is hier heil 845 te wachten van een reglement van orde voor de gemeentelijke samenkomsten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's

gelijk onderwerp minder gelukkig noemen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's