GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De werkwijze der Generatie Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De werkwijze der Generatie Synode.

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Reeds spraken wij in onze Synode-indrukken de gedachte uit, dat er aan de werkwijze der Synode iets hapert.

Dat de Synode van Utrecht niet zulk een bevrediging schonk, als gehoopt mocht worden, behoort voor een niet gering deel daaraan te worden geweten.

Nu waren we voornemens tegen de volgende Synode D.\'. dit punt nog eens te berde te brengen.

Maar inmiddels werden er vele redactiepennen in den inkt gedoopt om ideeën daarover ten beste te geven.

Daarom komt het ons 'niet onwenschelijk voor in aansluiting daarmee er thans ook iets over te schrijven, wat dan, zoodra de volgende Synode in 't zicht is, nog eens gememoreerd kan worden.

Het lijkt mij het best, da; t ik voor deze week eerst anderen het woord geef, opdat men van' de verschillende verbeteringsvoorstellen een overzicht krijge.

De oudste brieven heeft in deze Ds J. H. Landwehr van Rotterdam.

Hij schreef in zijn Kerkbode:

„De zaleen, rakende de Liturgie, zijn terwille van den weinigen tijd, die beschikbaar was, niet behandeld gelijk velen het we! wenschten.

Wij maken hiervan aan niemand een verwijt, maar meenen bij vernieuwing even de aandacht erop te moeten vestigen, dat de werkwijize der Synode zal moeten veranderd worden. Reeds vroieger schreven wij daarvan. In het nr van 26 Mei 1917 kwam o.m. dit voor:

„Wij zouden daarom het volgende onder de aandacht willen brengen. Is het niet mogelijlc, dat de scctiën in de eerste week alle haar toevertrouwde zaken afmaken? Dan zou er, na de opening en de eerste noodzakelijke werkzaamheden, in de eerste weck geen opienbare zitting moeten zijn.

In de tweede week kon men dan beginnen, het Agendum naar volgorde af te werken. Dat zou met het oog oip vele dingen uitnemend zijn. Dan zouden de Acta een beter aanzien krijigen en zouden gemakkelijker geraadpleegd kunnen worden, en alles zou meer ordelijk geschieden.

Onze Acta zijn van groote n^aarde voor ons kerkelijk leven.

Hoe voortreffelijker ze worden, hoe beter voor de toekomst.

Daarom wenschen wij een behandeling der zaken naar het Agendum. Dat zal de goede afdoening der zaken en op het gaede beschrijven der zaken zeer zieker van grooten invloed zijn. Natuurlijk • wordt ook deze manier van werken wel door enkele bezwaren gedrukt, maar lang niet door zoovele als de tegenwoordige manier.

Op de Generale Synode van 1917 trachtte men oenigszins dit doel te benaderen. Wij' leggen den nadruk op „eenigszins", want op het voornaamste, om n.m. eerst alle zaken in de section af te handelen, ging men niet in. Daardoor werd een halfslachtige toestand geschapen. De behandeling van zaken was nog lüet naar het Agendum, maar de Acta waren het grootendeels wel.

Nu had de Generale Synode van Leeuwarden het werk, in Rotterdam aangevangen, kunnen voltooien, maar in plaats daarvan ging men weer geheel tot de oude manier terug. Zonder motieven te noemen besliste de Generale Synode oim tot de oude manier van werken terug te keeren.

En wat is daarvan nu het gevolg geworden?

Zie het op deze Synode.

Eerst is lang en breed over tamelijk ondergeschikte punten gehandeld en toen het aan de belangrijke zaken toekwam, toen was er geen tijd.

Dat is een onvermijdelijk volgde werkwijze. gevolg' van de ge-/

Wij zullen ertoe moeten kamen, om eerst alle zaken in de seothin a£ te handelen. Dan kan elke zaak naar de noodige proportion behandeld worden.

Dan zal er niet eerst warden getalmd, omdat er geen piunten gereed zijn voor behandeling, en daarna worden gehaast.

Want er was in de laatste week veel haast. De Voorzitter moest de sprekers aarmianen tot kortheid. Men mocht maar leenmaal soms het waord voeren, n.m. in eersten termijn, enz.

Dat lag, ik herhaal het, niet aan den A''oorzitter, maar aan onze manier van werken."

Prof. Dr G. Ch. Aalders kwam in het Ouderlingenblad met een andoren voorslag.

„Djt laatste doet een vraag bij ons rij'zen in zake de werkwijze onzïer Synoden. Gelijk bekend worü'en afle zi'rken, die op het Agendum eene plaats hebban verkregen, verdeeld over een aantal praeadviseerende commissies, waarin de Synode zrch spCitst, om daarna op grond van het door de praeadviseerende commissie, uitgebrachte rapport en de daaraan toegevoegde conclusies in O'penbare behandeling te worden genomen. Nu is deze werkwijze uitnemend voor de groote en belangrijke zaken die aan de orde komen. Maar men kan het telkens waarnemen hoe daardoor voor allerlei aangelegen­ heden van minder gewicht veel kostbare tijd wordt in beslag genomen die zoa uitnemend voor belangrijker onderwerpen had kunnen worden besteed. In de commissie is dan over een anHergeschikt ofiderwerp breedvoerig van gedachten gewisseld, maar een lid der Synode, die tot een andere cammissio behoort, brengt in de publieke zitting noig eens • weer alles te berde wat in de commissie reeds was gezegd. Of, een lid van 'de Synode houdt in openbare zitting een vnj uitvoerige rede over een zaak, die, wanneer hij' in de piraeadviseerende commissie aan de behandeling had kunnen deelnemen, met een paar woorden ware af te doen geweest. Zou hierin riu geen wijlziging en verbetering te brengen zijln? Bij zaken van meer ingrijpenden aard zouden we aan de discussie van het in de conamissies voorbereide volle vrijheid willen laten; maar bij meer ondergeschikte punten is zulk een discussie-vrijheid toch werkelijk niet noodig, en daardoor zou vriji wat kostbare tij'd voor de' serieuze behandeling van gewichtige zaken kunnen worden uitgespaard. Men zou dan — ik aarzel bijna het denkbeeld te opperen in onzen demoicratischen tijd — aan den voorzitter meerdere macht moeten toekennen. Hij zqu vrijheid moeten hebben om bij verschillende conclusies eenvoudig geen discussie toe te laten, maar aanstonds tot stemming over te gaan; en ook, als hij discussie toeliet, onverbiddelijk het woord hebben te ontnemen aan ieder, die naar zijn oordeel niet zakelijk genoieg redeneerde of dingen ter sprake bracht die van geen voldoende gewicht waren. Ik stem aanstonds toe dat hier voetangels en klemmen 'lig'gen, maar is het, in het belang van eene afdoening van zaken op onze Syno; len, niet de moeite waard een p'Oging te doen om overtollige 'breedspraltigheid af te snijden? "

Dr J. C. de Moor legt in de „Utrechtsche Kerkbode" 'deze voorstellen in de weegschaal en oppert nog a, l bezwaren.

Tegen het eerste der drie voorstellen van Ds Landwehr: men handele alles eerst af in de secties, alvorens de behandeling in openbare zittingen begint, voert hij aan:

Het schijtat mij toe (met allen eerbied vooir het gevoelen van Ds Landwehr), dat hier toch niet de weg is gewezen, die tot verbetering 'der Synodale werkmethode zou kunnen leiden.

Wat het eerste punt betreft, het alles eerst in de secties afhandelen, dit zou m.i. op allerlei practische moeilijkheden afstuiten.

Om enkele te noemen: de eene sectie is veel vlugger met haar werk gereed dan de andere; men zou dan moeten wachten met de pileno-zittingen tot ook de laatste sectie gereed kwam. Dat zou veel geld en tijd. kosten, die beter besteed kunnen worden. Meermalen gebeurt het, om een tweede bezwaar te noemen, dat een zaak bij' de behandehng in de Synode wederom naar de sectie verwezen wordt voor nader onderzoek of beter overweging. Dat is slechts zelden , , strafwerk" omdat de commissie de zaak niet voldoende had behandeld; meestal is het, dat de gedachtenwisseling ter Synode nieuw licht doet opgaan, nieuwe vragen aan de orde stelt, nieuwe besprekingen wenschelijk maakt. Ook gebeurt het herhaaldelij'k, dat de nacht beraad brengt. Bovendien zou het voor tachtzaken, • die het verhooren van personen noodig maakt, meermalen onmogelijk blijken, in de eerste week der Synode alles zoo te regelen, dat ieder gehoord kon zijn en daarna de commissie haar rapport in gereedheid zou kunnen brengen.

In 't algemeen genomen acht ik het onmogelijk, dat de secties in de eerste week' alles afmaken, zooals D's Landwehr het wil. DIat was ook in 1920 volstrekt onmogelijk geweest, zooals reeds de zaak-Netelenbos afdoende bewijst.

Daarom meen ik, 'dat dit middel zou "blijken, erger dan de kwaal te zijn.

Tegenover de tweede gedachte van Ds Landwehr laat hij als zwaarste bezwaar wegen:

De Agenda moet zoo worden^ saniengesteld, dag aan dag, dat de Synodeleden in staat zijn, volle aandacht aan haar te blijven wijden. Dat is onmo^ gelijk, wanneer men punt voor punt afhandelt.

De kunst van den praeses lijkt me o.a. ook daarin te bestaan, dat hij een. goed kok is voor den geestelijken maaltijd van eiken dag. Hiji moet de punten met zorg zoo verdeelen, dat er geregeld afwisseling is in de te behandelen onderwerpen en de meer en ]ninder genietbare schotels zoodanig verdeeld worden, dat men niet van het goede of het kwade te veel krijgt. Synodeleden zijn ook maar menschen, en hun uithoudingsvermogen heeft grenzen, 's Avonds en een deel van den nacht zijn ze ook al in het touw, zoodat men over dag den boog niet te strak voor hen. moet spannen. Een der beste middelen om hun aandacht levendig te houden, is een goede schikking der Agendapunten, en ik heb wanneer mij die taak was toebetrouwd steeds veel zorg eraan besteed om den maaltijd zoo goed mogelijk in te deelen en te ordenen. Men neemt bij een diner toch ook niet eerst alle vleezen, dan alle groenten, dan alle aardapipels, enz. Een goed ingericht menu is zoo veel waard.

Hij licht dit toe met de voorbeelden va.n ^de toespraken der Ruitenlandsche Afgevaardigd.en en de Zendingszaken.

Omtrent het derde voorstel van Ds Landwehr, n.l. om in de Acta, niet de historische, maar dei zakelijke orde te volgen, merkt hij op:

De derde' gedachte: het volg'en in de Acta van de Agenda, zoodat deze niet meer de historische orde der dingen weergeven doch alleen de genomen beslissingen, is toegepast in 1917, doch heeft in de practijk niet voldaan. Die Synode van 192'0 b'esloiot dan ook — ik meen: zelfs zonder bespireking — tot de oude methode terug te keeren. Het alphabetisch register achter in de Acta maakt, dat' men voldoende kan vinden wat men zoekt, en evenals in het bloeitijdpierk onzer kerken ziet men gaarne in de Acta rüel alleen wat besloten is doch ook welken gang de Synode daarbij volgde. Haar historie moet beschreven worden en is niet steeds zonder beteekenis voor de beoiordeeling van haar besluiten. Intusschen kan ik dit punt laten rusten, niet alleen omdat het feitelijk dooir het besluit van 1920 reeds beslist werd, doch ook omdat het ópi de werkwijze der Synode geen invloed uitoefent.

Over het voorstel-Pxof. Moor: AaMers oordeelt Dr De

Ook met dezen raad zou .ik niet kunnen medegaan.

Vooreerst omdat hierdoor de Synode in vele za.ken practisch uitgeschakeld zou worden. Prat. Aalders wil een scheiding maken tusschen zaken van meer en minder ingrijpenden aard; doch wie zal de grenslijn daarvoor, trekken? Blij'kt ook niet dikwijls, dat schijnbaar minder belangrijke zaken toch wel iels bevatten, dat de moeite van het bespreken alleszins waard is? In elk geval: de afgevaardigden der Particuliere Synoden zijn niet ter vergadering gezonden alleen voor de behandeling der meer gewichtige aangelegenheden, doch om over alle zaken, die ter Synode komen, 'te beslissen. Prof. Aalders ontkent dit niet, doch wil hun den mond snoeren bij kleinere zaken. Ik meen. dat dit niet kan en mag. Wanneer bij hen vragen op'komen of bezwaren rijzen, mogen en moeten z!ij die in 't midden brengen. Daar zijn z, e voor afgevaardigd. Zij kunnen een groot vertrouwen in de commissie, ? stellen, maar ten slotte rust de verantwoordelijkheid toch op degenen, die het besluit nemen. En die verantwoordelijkheid moeten zij kunnen dragen. Ook is het wenschelijk, dat de gansche • Synode, althans eenigermate, op' de hoogte is van alle zaken. Wanneer men den commissies een andere dan voorbereidende macht geeft, zulten ze een pilaats gaan innemen, die haar niet toekomt en die voor de Synode schadelijk wordt.

Mijn tweede bezwaar geldt de macht, die 'Prof. Aalders den voorzitter wil' toekennen. Deze lijkt me zoo in strijd met de rechten der vergadering, welke door iederen voorzitter streng gehandhaafd moeten worden, dat ik zeer betwijfel, of iemand zich bereid zou verklaren, een Synode te piaesideeren met zulk een mandaat. Hij zou dan de afgevaardigden moeten beletten, hun mandaat opijehoorlijke wijze te vervullen. Hij zou hen in de uit oefening hunner rechten moeten belemmeren. Weliswaar zouden zij hem z'elf daartoe gemachtigd hebben — doch met een onbehoorlijke delegatie van macht.

„Overtollige breedsprakigheid" wil Prof. .Aalders afsnijden — doch wie spïeekt vindt gemeenlijk nimmer, dal hij zich daaraan schuldig maakt. Het is nü reeds moeilijk, sommige sprekers wat in te toomen. Wanneer een praeses een bescheiden en vriendelijke poging daartoe aanwendt, krij'gt hij!'den wind van voren en verliest soms meer aan Synodalen lijd door het tegensputteren van. den spreker dan wanneer hij' zijn opmerking niet giemaafct had. Het voorstel van Prof. Aalders zooi veel te voel macht in één hand leggen, en de voorzitter zou toch telkens heel wat tijd moeten besteden — afgedacht van het verdriet en de vervvijiten die het hem zou kosten — om zich te verweren tegen degenen, die meenen, dat juist deze zaak wél besptoken moet warden of dat deze spreker wél zakelijk en niet te lang redeneert. En wanneer Prof. Aalders den voorzitter misschien het recht wil geven, zelfs daarover geen woord te laten spreken, dan schept hij toch al te Russische toestanden en legt, hij op één persoon een verantwoordelijkheid, te zwaar om te dragen.

Over het algemeen genomen acht ik het ook niel wenschelijk, dat men opi een Synode geen gelegenheid 'krijgt, zich uit te spreken. Zelfs al kost dit wat meer tijd dan strikt noodig zou zijn — men is dan toch beveiligd tegen de overheersching van invloedrijfce personen; men is tegen latere verwijten van onderdrukking der gevoelens gewaar borgd; en men vergele toch niet, dat herhaaldelijk ook iOver kleinere zaken bij het debat opmerkingen gemaakt worden, die niet zonder beteekenis zijn, terwijl ook d.e kleinere zaken recht hehben op oen ernstige behandeling.

Daarom: geen dictator-voorzitter. Wel een vaste hand en de noodige gestrengheid, die geleid wordt dooi' volstrekte rechtvaardigheid, zonder aanzien des persoons. En va.orts zelfbeperking der leden. Aan een voorzitter opdragen wat men zelf kan doen, is zich ongeschikt verklaren am zich zelf in te toornen. En wel kan men hierop antwoorden; ik doe dat niet voor mezelf, maar voor de breedsprakige broeders. Doch gemeenlijk ziet men den balk in eigen oog niet zoo' goed als den splinter in des broeders oog. Degenen, die soms heel wat afkeuring hebben voor anderen, gaan vaak .aan dezelfde kwaal mank, doch vinden wat ze ^Self zeggen natuurlijk uitermate belangrijk.

Ik kan dit gerust schrijven, omdat ieder weet, dat het niet voor Prof. Aalders geldt, die weinig en kort pileegt te spreken. Ik meen echter, dat de wijze, waarop hij de rechten der vergadering zou willen handhaven — die zeker erkend en geëerbiedigd moeten worden — aan te veel bezwaren lijdt dan dat het aan te bevelen zou zij'n. zulk een meer dan aartsbisschoppelijke macht aan den praeses der Synode te verleenen.

Het eigen voorstel van Dr De Moor luidt:

Het zou aanbeveling verdienen, dunkt me, wanineer een volgende Synode eenigermate den kant uitgiag van het eerste voorstel, door Dö Landwehr gedaan, en besloot, na de opieningszitting niet meev in p'.eno te v.ergaderén vóór Vrij'dagmorgon,

zoodat de connmissies van 'Dinsdagmidclag tot en met Donderdagavond kunnen doorwerken.

De Synode zou dan met zulk een besluit blijven in de historische lijn en die geregeld doortrekken naar de eischen der practijk.

Vroeger was het gewoonte, dat de Synode van de opiening af terstond ia plena vergaderda en dit bleet" doen De Synode van Amsterdam (1908) heeft met deze methode voor het eerst gebroken en besloten, des Woensdags niet samen te komen, opdat de commissies gelegenheid ontvingen om < le zaken voor te bereiden. Alle volgende Synoides zij'n in dit spoor gegaan.

Een tweede slap in die richting' werd gezet , ten opzichte van den Dinsdagmiddag'. Na het afdoen der formeele werkzaamheden werden vroeger dan verschillende rapporten gelezen om den tijd te vullen tot het sluitingsu'ur. • Die Synode van Leeuwarden (1920) heeft die gewoonte veranderd en is des Dinsdagsmiddags reeds direct na 't afhandelen der formeele pianten in de commissieis gaan vergaderen. Nu zou men, dunkt me, deze lijn kunnen doortrekken en ook den Donderdag' aan de secties kunnen geven. Ik had zulks reeds nu willen voorstellen, dosh heb het nagelaten, omdat er eenige praealabele quaesties waren, die allicht des Donderdags reeds beslist moesten worden. Later, bleek, dat dienaangaande geen voorsleflen werden gedaan en de wind gunstiger richting had dan ik verwachtte. Doch het zou m.i. zeker aanbeveling verdienen, wanneer de Synode van Assen een piroef nam met het boven aangegeven denkbeeld.

Wellicht vraagt men: waaróm dan ooik niet den Vrijdag, zooals Dis Landwehr voorstelt? Ik antwoord: schijnbaar • is het verschil niet groot. Maar het onderscheid zit daarin, dat Ds Landwehr eerst alle commissiewerk afgedaan wil hebben alvorens in pleno te vergaderen. Dat is m.i. onmogelijk, ook als men den Vrijdag erbij neemt voor de secties. En voorts blijven de bezwaren van kracht, die ik de vorige week heb ontwikkeld.

Derhalve is de eenige verbetering, die ik mogelijk acht, dat men van Dinsdagmiddag tot Donderdagavond in de commissies het voorbereidend werk verricht en dan des Vrijdags de eerste gewone pleno-zitting gehouden woicdt. Die agenda zal dan stellig groot genoeg zijn; terwijl nu voor den Donderdag soms slechts juist mondjesmaat gekookt is.

In de „Ger-ef. Kb. voor 's-'Grav " Iaat Dr K.DiJfc ich dus over dit onderwerp uit:

Een punt wil ik echter even naar voren brengen, en dat is dit, dat deze synode ons de naodzakeüjkheid van wijziging der werkwijzie duidelijk geleerd heeft. Doordat de subcommissies niet gereed waren, kon de synode in de eerste dagen niet opschieten, en zijn aan het eind veel belangrijke quaesties te haastig afgehandeld. Ik weet (wel, dat het niet anders ko'O, maar deze onevenredigheid moet terdege onder de oogen worden gezien. M.i. zou het veel beter zijn, wanneer de commissies eerst afwerkten, en alle rapporten in gereedheid brachten. Dian kon een geregeld agendum woi'den afgewerkt; werden verrassingen vermeden, want zelfs een .synodelid weet doorgaans 's morgens oöi 9 uur niet, wat er dien dag zal behandeld worden; zou men oip de hoogte zijn met de conclusies, waarover men nu moet stemmen, na ze slechts even gehoord te hebben, en was een regelmatige en rustige gang van zaken gewaarborgd.

En om nu met Prof. Dr F. Wl. Grosheide in Noord-Hollandsch Kerkblad" te besluiten:

Wat zij en anderen ten beste, hebben gegeven, verdient zelcer alle overweging, maar het enkele feit, dat er geen volledige overeenstemming bestond, toont ons, dat er nog wel iets over het onderwerp mag wOrden gezegd.

Wat ons vrijmoedigheid geeft om er ook iets over te schrijven.

Want men 'ko'mt er niet met aan te dringen op kortheid in het debat. VoO'reerst is het merkwaardig, dat zij, die naar het oordeel van anderen te veel lijd in beslag nemen, doorgaans zelf meenen verp'licht te zijn om te spreken, gelijk ze doen. In de tweede pilaats komt het op élke Synode voor, dat losweg . in het debat gemaakte opimerkihgen de instemming ontvangen van de geheele vergadering. Het zou oök daarom reeds niet goed zijn de debatten al te zeer in te korten.

Met binger vergaderen komt men er ook niet. Op zichzelf kan oen Synode evengoed vier als drie w-eiken duren. Maar als men vier weken verga, dert, zal men niet des morgens, des middags en des avond in volledige vergadering of in oomniissie kunnen samenkomen. , Diat zou boiven de kracht gaan van meer dan één. Vooral degenen, die veel te doen hebben, ik denk aan de leden van hot moderamen, zijn na drie weken vergaderen te vermoeid om er ap dezelfde wij'ze een vierde week aan vast 'te knoopen. Djan zoiu men het dus anders mo'eten doen en warden de vier weken vijl.

Doch er ds , nog een kant aan dit vraaggituk. Drie weken achtereen van huis, is voor meer dan één reeds te lang. We zien dan O'ok, dat er oinder de ouderlingen nogal afwisselipg is en telkens secundi opkomen. Voor de predikanten ligt de zaak anders. Maar in den tijd, dat ze ter Synode zijn, staat het wer'k thuis stü. Ze kunnen zich niet • behoorlijk voorbereiden voor hun preeken en trachten dus te ruilen met een collega. Van catechisatie en ziekenbezoek komt niets. •

Zal er wat gebeuren, dan moeten we zoeken ia andere richting.

Voor mijn besef zijn volstrekt niet alle zaken, die op de Generale Synode komen, van dezelfde beteetenis. We hebben stukken als — om nu maar bij de laatste Synode te blij|ven — de liturgie, de Taelijdenisvragen, de gezangen, die inderdaad van beteekenis zijn voor heel ons kerkelijlic leven.

We hebbeu zaken als de zonding, die ons voor oen groot deel boiven het hoofd gegroeid is. Er zullen niet veel leden der Synode zijin, die zelf-' standig een oordeel kunnen vellen over alle zendingsaangelegenheden.

We hebhen tuchtgevallen, grensregelingen, enz., waar alleen de commissieleden, die nauwkeurig al de stukken hebben gelezen, soms personen hebben geboord, : enz., een oordeel over vellen kunnen.

Nu zoiu ik de zaken niet alle opi dez'elfde wijze willen behandelen. De twee laatstgenoemde 'groepen zou ik willen laten afdoen door de commissies, die daartO'B dan — voarzoover het niet over tuchtgevallen gaat — O'pk publiek zoiuden moeten vergaderen. Deze virjze van handelen zöu vele voordeelen hebben. ïwee commissies konden tegelijk samen komen en zaken afdoen. Na de beslaten zittingen der commissies konden hare ' openbare samenkomsten snel afloapen. Voorkomen werd, dat in de dus behandelde gevallen een lid der commissie in do volle vergaderingen der Synode herhalen gaat, wat hij reeds in de com'missie heeft betoogd, 'bok dat ten gerieve van een lid buiten de commissie allerlei, dat reeds in de commissie te berde kwam, weer moet worden vermeld.

Er zouden ook andere voordeelen zijn. Met alle waardeering voor de bekwaamheden van de leden der Synode vraagt men toch of in tuchtzaken, grensregelingsgevallen en'dergelijke een oordeel van een commissie, dat berust op nauw'keurige overweging van alle stukken, niet van meer waarde is, dan het oordeel van een vergadering, die de stulcken niet heeft gezien. Men vraagt, of bij! de zending de uitspraak van een klein aantal deskundigen niet meer waarde heeft, dan die van een volle Synode.

Maar natuurlijk zo'ttder meer kan de hier gegeven voorslag niet worden aanvaard. Art. 30 en 31 onzer Kerkenordening zal niemand oip' zij: willen zetten. D'aarom moet gehandhaafd, dat de Gererale Synode zelf behandelt, wat in mindere vergaderingen niet' is afgedaan en wat tot de kerken der Svnode in 't algemeen behoort, en evenzeer moet gehandhaafd worden het recht van beroep'.

Een algemeene bepaling, dat die en die onderwerpen niet door de volle Synode behoeven te worden behandeld, is onmogelijk. Te minder, waar, wat het eene jaar weinig de aandacht heeft getrokken, door allerlei omstandigheden een volgende maal op aller belangstelling beslag zou kunnen leggen.

Het zou daarom zóó moeten, dat de roepende kerk terstond bij do opening der Synode een voorstel aanhangig maakte, om die en die onderwerpen aan de commissies ter afdoening over te laten. D'cbat zou daar niet over moeten worden gevoerd. Hoogstens zou bij bep.'aalde onderwerpen de Synode 'kunnen stemmen vóór of tegen.

Natuurlijk veranderen de commissies eenigermate van karakter. Ze worden dan niet meer alleen praeadviseerend, d.w.z. de zaken voorbereidend en er een voorstel over doende, maar ze krijgen tevens' het fcara.kter van deputaatschappen der Generale Synode, aan wie opgedragen is bepaalde zaken af te doen.

Ook zou de samenstelling der commissies wellicht iets anders moeten worden. Nu worden in elke commissie afgevaardigden genomen uit zooveel mo.gelijk'alle provincies. Dian zou het beter zijn meer opi deskundigheid te letten.

Natuurlijk heb ik op' de bovengenoemde artikelen moeten besnoeien.

Toch 'heb ik over het geheel hiet citaat zóó ruim genomen, dat niemand mij zal verwijten tegen de objektiviteit te hebben gezondigd.

Naar ik meen is 'dit alles, wat onze pers er over geschreven heeft.

Mocht ik iets hebben overgeslagen, dan verzoek! ik beleefd desbetreffende bladen, zoodra men dit leest, mij toe te zenden.

Bij voorbaat mijn vriend'elijfeen dank.

Er is n.l. veel aan gelegen of zich reeds zekere eenstemmigheid in de opinie begint af te teekenen.

Voorts hoop ik de volgende week' ook wa, t iiï de collecte te doen.

Hoe lichten wlj het Mtenland over onze kerken In?

Op ons lijstje van onderwerpen hadden we ook staan het artikel van Prof. Dr H. M. van Nes over de vergadering van de Presbyteriaansche Alliantie, dezen zomer te Zurich gehouden.

Prof. Bouwman was echter met zijn bespreking in „De Bazuin" ons voor.

Wat hij daar schreef, heeft zoo goed als geheel onze instemming, zoodat we veel achterwege laten van wat wij naar ons oorspronkelijk' plan hierover wilden zeggen. (

Toch zou ik er gaarne nog iets aan toevoegen.

Te Zurich gaf men volgens Prof. van Nes zijn verwondering er over te kennen, dat onze Gereformeerde Kerken zich niet hadden daten vertegenwoordigen en dat men gaarne ook over onze kerkengroep-inlichtingen had ontva, ngen.

Naar het oordeel van Ptof. Bouwman kunnen onze kerken niet met de P: resbyteria, n Aiüance in vast verband treden. Daarvoor is de grondslag te wankel. Dit werd reeds op onze jongste Genera.]e Synode uitgesproken en daarmee zijn we het hartelijk eens.

Dit neemt, zoo merkt Prof. Bouwman op, niet weg, dat vooraanstaande personen in onze kerken er zeer gevoeglijk kunnen optreden en dat dit zeer wenschelijk is. Hij wijst op de voorbeelden van wijlen Prof. Bavinck en Prof. Van Gelderen. Niets is er tegen, da, t een onzer Gereformeerden het, licht laat vallen op onze kerken. Het kan F '^ slechts worden toegejuicht. We gaan hierin met Prof. Bouwman gaarne accoord.

Maar nu doet zich een moeilijkheid opi. In welke kwaliteit zal die persoon daar de ver­gaderingen bijwonen?

Als officieel afgevaardigde van onze kerken kan dit niet.

Welk lichaam moet hem dan < leputeeren?

Zulk een lichaam bestaat er o.i. niet. Dan zou hij uitgenoodigd moeten worden door de Alliantie zelf.

Vroeger is dit, naar ik meen, wel geschied.

Maar dit jaar voorzoover mij bekend is niet. Die pas werd alzoo afgesneden, waarvan we natuurlijk 'de Alliantie geen verwijt kunnen maken, daar deze niet begrijpt, waarom onze kerken zich bij (haar niet aansluiten.

Dan zou iemand of meerdere personen uit onze kerken op eigen gelegenheid moeten heengaan. Over !het financiëele bezwaar stappen we voor 't oogenblik heen. Voor een vergadering te Zurich zou dit bij sommigen wel te overkomen zijn. Anders is het, wanneer de Alliantie een plaats in' Amerika daarvoor uitkiest. Maar veel ernstiger bedenking hebben we. Een particulier persoon zou uit zelfrespect niet als spreker op zulk een vergadering willen optreden. Hij zou den schijn van indringerigheid niet op zich willen laden, de pretentie alsof hij de aangewezen officieuse representant zijner kerk is, niet willen voeren. (En ondersteld al, dat enkelen hierin geen been zagesn en er-ZOO' meerderen ter vergadering verschenen, wie zou er dan aan bod moeten komen?

Maar in deze behoort — als ik de Statenvertaling eens volgen mag — onze bescheidenheid den buitenlandschen kerken bekend te zijn.

Hiervoor zou dan een oplossing moeten wor­den gezocht.

Doch stel nu eens, d& ; t dit voor elkander kwam.Zouden we daarmee ons doel bereiken.

Zou daardoor het buitenland voldoende over ons zijn ingelicht?

Elen afgevaflrdigde mag slechts tien minuten het woord voeren. Dat is geloof ik de laatste jaren de regel. Toen Prof. Ba-vinck te Toronto zijn; rede wat langer wilde uitstrekken, werd hij eenvoudig afgeklopt. Ook in het verslag werd het opgekropte deel van zijn toespraak' niet geheel opgenomen. Wat nemen de afgevaardigden van zoo'n gesproken woord mee? Heel weinig. En wie lezen de verslagen? Stellig ook een niet belangrijikl per­ centage 'der predikanten in andere kerken.

En waar we nu als Gereformeerden een wonderlijken tijd beleven, mogen we ons weleens afvragen of we ten opzichte van het buitenland niet verder behooren te gaan.

Wanneer we zeiden: de Heere heeft voor onze Gereformeerde belijdenis een geopende deur gegeven, zou dit wellicht iets te sterk zijn. Maar het kan niet geloochend, dat in verschillende landen, zij 't misschien door een kleine groep, verlangend wordt uitgezien . naar nadere kennismaking met ons.

Uit de laatste weken nog zou ik daarover interessante mededeelingen kunnen doen. Ik zal daarmee evenwel nog wat wachten tot ik meerdere gegevens heb ontvangen.

Zouden we deze gelegenheid laten voorbijgaan?

We zouden ons daardoor zwaar bezondigen.

Waar er een deur opengaat, daar moeten weook binnentreden.

En dat niet uit zeker Ij'erkelijk of konfessioneelimperialisme.

Indien dit bij ons voorzat, zouden wij er onsvan moeten zuiveren.

Maar uit gehoorzaamheid jegens God.

Uit liefde tot 'Christus, die als Koning onze kerken zóó heeft geleid en zulk een eenige plaats in de wereld heeft gegeven.

Uit waarachtige dankbaarheid, die mededeelzaam maakt.

Hoe zijn wij tot, naar ons inzicht, belijden gekomen? zuiverder

Door treffelijke godgeleerden?

Weg met die gedachte!

We hebben het om niet ontvangen.

Maar nu vordert de Heere ook van ons, dat wij het om niet zullen geven.

Wij moesten alvast beginnen met naar doeltreffende middelen te zoeken.

En dan dunkt mij, dat de pers als een der sterkste machten op aarde moest te hulp geroepen.

Als no 1 op hét program zou ik willen zetten: een brochure, waarin in 't kort wordt uiteengezet de 'historie, de inrichting en de belijdenis onzer Gereformeerde Kerken. Deze zou moeten verschijnen in het Engelseh, het Pransch, het DuitscM en ihet Hongaarsch. Natuurlijk zou men alleen de 'hoofdzaken moeten vermelden. Geen uitgesponnen historie-studie b.v. zou men da.arin mogen geven, maar alleen dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben. Geen afdruk' van de drie formulieren van Eenigheid, maar om te beginnen een beknopte, populaire dogmatiek.

Allicht is voor de sa, menstelling dezer brochure iemand te vinden.

En indien niet, dan wil ik haar in een van mijn va.canties D.V. wel in gereedheid trachten te. brengen en tevens pogingen in het werk stellen

om liet door geoefende vertalers vertaald te krijgen, zoo mogelijk zonder eenige kosten.

Natuurlijk zou zij niet in alle deelen , gelijllvlui'dend kunnen zijn voor elk laird. Wat b.v. de kerkinrichiing aangaat, zaJ men rekening hebben te houden met 'de kerldnrichting van de bepaalde landen, waarvoor ze bestemd is en zich anders moeten» uitdrukken. ,

Dat hier groote moeilijkheden te overwinnen zijn, ma.g niet ontkend.

Maar moeilijkheden zijn er voor een deel juist om overwonnen te worden.

Doch vóór alles moet vaststaan, dat deze brochure op groote schaal in het buitenland verspreid zaJ worden.

En voor die kosten kan 'ik' vanzelf niet instaan. Men kan niet zeggen: stel die brochure tegen den kostenden prijs in het buitenland verkrijgbaai-.

Want dan zal het debiet gering zijn.

Dan bereiken we niet, die we bereiken willen.

Dan trekken we de aandacht van de reeds ontwaakten, maar we moeten trachten ook slapenden wakker te schudden.

Enorm behoeven de kosten niet te zijn.

Het best zou misschien zijn, dat enkele of vele kerken, die met dit plan sympathiseeren, aan de volgende iG-enerale Synode vroegen er een bedrag voor te voteeren.

Dan — dit is het eerste programpunt.

Er zijn er meerdere.

Het zou echter niet voorzichtig zijn alles tegelijk overhoop te halen.

Het ontwikkelde plan is m.i. het minst kostbare en het meest krachtige.

Een Brootsch plan.

Ik vraag wel excuus, dat ik van het eene plan in het andere val, maar ditmaal geldt het niet een plan van mij, maar van Prof. Sebestyen, bij ons allen bekend en geliefd.

In een der laatste nummers van de „Hongaarsche Heraut" herinnert hij aan den gezegender? geestelijken invloed, welkte ons land in de 17e eeuw op Hongarije heeft uitgeoefend en dat niet het minst door te zorgen, da, t Hongaarsche studenten hier konden studeeren. Eens is het gebeurd, dat er hier 31 tegelijk waren.

En nu wenscht Prof. Sebestyen:

„Dit tijdperk moet nu hernieuwd worden, nis wij zien willen, dat de G-erelormeerde' beweging tnet groote krachten en met een zekere-snelheid vooruit gaan zal. Want stelt u eens voor, wat er gebeuren zal als er jaarlijks of om üe twee jaar, niet één of twee, maar tien of vijftien studenten naar Nederland konden gaan en volgens de Gereformeerde beginselen opgeleid worden. Dan konden we binnen 10 jaar 100 of 150 predikanten in Hongarije hebben, die, zooals dat in de 17e eeuw gebeurde, de zuivere Geref. leer naar Hongarije zouden overbrengen, verspreiden en verdedigen ... Van deze jonge mannen zouden dan later zieker eenigen ook als theol. professoren aangesteld kunnen worden, en zou daardoor het geheele onderwijs aan de Hong. Theol. Hqogescholen volkomen in Geref. handen komen."

Hoe heerlijk zou het zijn, indien die wensch in • vervulling kon gaan!

Kon Hongarije overstroomd worden met Gereformeerde predikanten — 'Gereformeerd, niet in naam, maar in de daad — dan 'zou dit ongetwijfeld voor dat volk de belofte van Reformatie in zich dragen.

Nu worden de studenten door stipendia weggelokt naar Duitschland, vanwaar ze als volbloed Rilschlianen naar hun Heimat terugkeeren, naar Schotland, waar ook de Ritschliaansche zuurdeesem de Gereformeerde belijdenis veelszins verzuurt, naar Utrecht, waar ze slechts enkele Gereformeerde hoogleeraxen vinden en waartegenover het ethische gevaar hen bedreigt.

Zal dit gekeerd worden, dan zal er van onzen kant wat moeten worden gedaan.

Er zijn b.v. aan de Vrije Universiteit thans twee Hongaarsche studenten — of er aan de Theol.

School dit jaar ook nog zijn, weet ik niet.

Ma, ar als regel blijven die studenten slechts één jaar.

Dit is veel te weinig.

Vóór ze de Hollandsche taal goed machtig zijn, moeten ze weer weg, om voor • anderen plaats te maken.

Zou er geen middel zijn om te zorgen, dat althans veelbelovende studenten hier drie of vier jaar theologie konden studeeren?

Van één jaar zou men haast kunnen zeggen; het is geen jaar.

Maar Prof. Sebestyen (heeft een voorstel.

Kunnen, zóó vraagt hij, groofere kerken in Nederland niet één Hongaarschen student voor hun rekening nemen?

En wij vragen het hem na. Zouden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Leeuwarden en nog enkele andere kerken niet elk jaar voor dit doel f lOOO bij elkander 'kunnen brengen, f 1000 vertegenwoordigt in 'dit opzidht één student. Daar kan hij krapjes van leven en studeeren — maar dan toch leven en studeeren.

En zouden andere kerkten in combinatie oolj niet f 1000 bij elkander 'kunnen brengen ?

En zouden de Particuliere Synodes haar deputaten voor het Studiefonds niet kunnen opdragen om de ker'ken, die in deze nog niet de hand aan den ploeg sloegen, te verzoeken, buiten het Studiefonds om nog eens f 1000 bij elkander té brengen.

Hiervan zijn we overtuigd: het kan.

Men kan daarbij tien a vijftien gerust als minimum stellen.

Men behoeft zich ook niet voor goed te binden.

Voorloopig slechts voor tien jaar.

Dan kan men weer zien.

De velden, zoo gelooft Prof. Sebestyen, zijn er wit om te oogsten.

Lafen wij dan bidden, dat de Heere arbeiders in dien wijngaard uitstoote.

En laat het ons aangenaam wezen die arbeiders te mogen toerusten.

Wie bindt in de ker'kteraden onzer grootere kerken de kat de bel aan?

Wie neemt het initiafief tot combinatie van kerken voor dit doel?

op zijn Pjar-Wie brengt deze aangelegenheid ticuliere Synode ?

Men stelle niet uit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

De werkwijze der Generatie Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's