GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mahler's 2e te Utrecht.

IX.

Chronologisch deugt deze orde natuurlijk niet. Dan zou men eerst de Tweede en later het Lied von der Erde moeten geven. En chronologie heeft bij zulke werken meestal geen geringe 'beteekenis, omdat een toonkmistenaar zich hoe langer hoe meer ontwikkelt en rijper wordt.

Mahler schreef deze tweede symphonie tijdens zijn verblijf te Hamburg, waar hij van 1891—1897 werkzaam was. Ze kwam gereed in zijn 34ste levensjaar. Het Ljed von. der Erde is uit • 1908, dus toen hij 48 jaar was, en 18 Mei 1911 stierf hij. Wie wat van Mahler weet, ziet, welk een afstand tusschen deze beide werken ligt. Dit is heel wat méér dan 14 jaïen; ! Hij is geweest als meerderen, die 'kort leven en toch veel vrucht dragen, omdat de Beschikker aller dingen in een kortere tijdruimte bij zulk'en samenbracht wat anderen over veel langer levensduur soms op verre na niet bereiken.

Toch heb ik niet het minste 'bezwaar ertegen, dat deze volgorde werd gekozen. Want al is het Lied von der Erde rijper en al vallen doodsscha, duwen er over, die het een wonderlijke schoonheid verleenen, deze Tweede Symphonie staat op een onbegrijpelijke hoogte. Men kan het zich bijkans niet indenken, dat iemand van ruim 30 jaar zóó het leven kende en weergaf in zijn ontzaglijken strijd en zijn rijke overwinning. Neem het eerste deel, dat in een klein half, uur afloopt, maar een levensworsteling verhaalt, en ge staat verbaasd: 'hoe is het mogelijk, zooveel te zeggen reeds op'.dien leeftijd!

Bovendien: deze Tweede is de volle en zuivere uitdrukking van Mahler's idealen, welke door zijn afscheidslied allerminst worden verloochend, doch wier verkondiging dan in den scheidenden dag geschiedt met den weemoed, die den avond kenmerkt. Het tweede werk van dezen Zomercyclus is anders dan het derde in de w ij z e, waarop' de dingen gezegd worden, doch niet anders in het wezen der zaak zelf. Het is alsof Comelis ons wil leeren: deze Mahler kwam uit boven het persoonlijtee, en de man, die in de Kindertotenlieder de eigen smart tot wereldsmaxt wist te verbréeden, heeft in het thans gegeven werk e& n belijdenis afgelegd, die door zijn zwanenza.ng en zijn sterven alleen kon worden bevestigd maar niet weersproken.

Want de Tweede is een belijdenis. Ik zal ook nu niet herhalen wat ik in S temmen des Tij ds 1919 over dit werk' schreef. Laat me ditmaal liever eens vertellen, hoe Mahler aan het slot ervan kwam, 'dat door het koor wordt gezongen; een koor al wederom, waarin de menschelijfce stem niet afzonderlijk optreedt en de sopraan en alt nog minder als „solisten" fungeeren, doch dat een vervolmaking door aanvulling is van wafhet odiest aan het einde te zeggen heeft. J. B. Foerster, componist en vriend van Mahler, heeft ons deze geschiedenis verteld.

Hoe zou het mogelijk zijn, "tegeno'ver het geweldige eerste deel, na het zeldz'aam liefelijke tweede en het hoogst merk'waardige de^de, een slot te vinden, dat niet alleen een einde ma'ar ook een bekroning, een hoogtepunt was ? M-ahler wist het zelf niet en worstelde ermede juist zoo als ik het u van Beethoven vertelde.

Daar kwam het schokkend bericht, dat de groote musicus Hans von Bülow 19 Febr. 1894 in Caïro was overleden. Zes weken later liet de Hamburgsche Senaat een lijkdienst voor hem houden in de groote Michaehs-kérk. En nu'verhaalt Foerster dit: , , Iioe de kinderstemmen als engelenstemmen klonken, hoe diep geroerd de vergaderden luisterden, dat kan ik niet vertellen; het wiais bet meest aa.ngrijpende, w.at ik ooit iDêleëM' neb.' lïet 'klonk als de verkondiging van een heilige hoop, het had de wij'ding van een gebed, de ma.cht van een wonder en de betoovering van een sprookje. En het klonk daar — alle harten zongen mede —:

Auferstehn, ja anferstehn, wirst du, Mein Staub nach kurzer Ruh. ünsterblich Leben Wird der dich schuf dir geben. Wieder • auf zu blühn werd' ich gesat; Der Herr der Ernte geht ünd sammelt Garben Uns éin, die starben...

Ik had Mahler vóór 'den rouwdienst niet gesproken. Maar des middags dreef mijn gevoel me naar hem toe. En toen ik de deur zijner eenvo'udige studeerkamer 'opende, zat hij aan tafel, draaide zich om en riep. me toe: „Fo'arster, ik heb heit!" En ik zeide: „Auferstehn, ja a.uferstehn." Toen zag hij mij verwonderd en verward aan, want ik had zijn geheime gedachten geraden."

Merkwaardig is de zelfs letterlijke overeenstemming met Beethoven's uitroepi. De schoone verzen van Klopstock inspireerden hem tot de grootsche gedachte: 'dit aardsche leven is het grootste en meeste niet. Er is een o'pstandingsleven, en daarin wordt pas de oogst ervan vergaderd. Niets gaat verloren:

O Glaube, mein Herz, es geht dir nichts.verloren, ' Dein ist, wat du gesehnt, geliebt, gestritten. En ten slotte vindt deze idee haar hoogtepunt in het

Sterben werd' ich um zu leben.

De gedachte van het sterven om ^ te leven is een recht christelijke, evenals de idee, dat alleen hierdoor het leven waarde krijgt en den strijdenden mensch ' rust en vrede wordt geschonken in dit tranendal. Slechts één ding bedroeft: dat niet van den Christus wordt gesproken. Die door Zijn lijden en sterven dit mogelijk heeft gemaakt en Wiens gemeenschap de Zijnen in staat stelt. Hem in dezen weg te volgen. Er is dus wel de vrucht, niet de boom; wel het licht, niet de lichtbron. Dit bezwaar blijft, hoewel het veel en veel minder groot is dan wat ik tegen Beethoven's 9e gevoel. Maar hoe schoon is in deze symphonie de uiterste ontplooiing van de natuurlij'ke Godskennis, in het licht der Christelijke levens-en wereldbeschouwing, als' b.v.' in het 4e 'deel de alt-solo dat verlangen naar God uitdrukt, 't welk zelfs de afwijzing der engelen niet duldt:

Ich bin von Gott und wilt wieder zu Gott! Der liebe Gott wird mir ein Lichtclien geben, Wiird leuchten mir Bis in das ewig', selig' Leben.

Ik moet mijn beschouwing over het werk eindigen, niet om een gebrdk. doch om een te veel aan stof; en ook omdat ditmaal breeder over de uitvoering zélve behoort geschreven te worden. Dat-verdient 'deze reusachtige p'ra, estatie ten volle.

Het was voor ni'ij de zevende keer, dat ik deze Auferstehungssymphonie hoorde. Tevoren steeds van het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg. Thans van het Utrechtsch Stedelijk, versterkt door het Arnhemsch oiiï'est. Want de bezetting, die Mahler voor deze symp'honie eischt, is zoo groot, dat die belangrijke versterking bepaald noodzakelijk was. '

Toen ik van de pla.nnen voo'r deze uitvoering' indertijd vernam, heb ik wel eenige vrees gekoesterd, of dit zonder ongelukken zou afloopen. "Wiant men moet de Tweede goed geven of men moet haar veel Hever niet geven: een matige uitvoering, die juist nog erbij door kan, is in dit geval een groote 'kwelling voor den hoorder, die liet hoogste verlangt. Ik WSLS niet zonder zorg over de vraag, hoe de samenwerking van twee aan elkander niet gewone orkesten zou gaan. Ook: hoe "Toonkunst het slotkoor eraf zou brengen. Die uitvoering onder Wiagenaar b.v. van Brahms' Requiem, dat in de idee verwant is aan deze symphonie van Mahler, had me allerminst den 'indruk! gegeven, dat de noodige bezieling aa.nwezig was om die muziek te zingen met de overgajve, die zij vereischt..

De eerste en tweede avond hadden echter mijn 'zorgen reeds zeer verminderd, want het bleek', dat Evert Cornelis den toren niet was galan bouwen zonder de geestelijke kosten te overrekenen. Wilt ge het anders gezegd: dat in hem voldoende geestelijke kracht was om alles uit zijn medewerkenden te halen, zoodat ze zichzelf overtroffen en Mahler in al zijn grootheid zO'U spreken.

Daarom deed de inzet me niet aangenaam aan. ' Het eerste thema had niet de kracht, het scherp gemarkeerde, dat ge ervan verwacht. Het was niet het van groeven geploegde gelaat van den worste-/ laar met het leven, m.aar een gewoon .gezicht van iemand, die het nogal hard te verantwoorden heeft. Het tweede thema, in E-dur, dat daarna een oogenblik de zon door de wolken doet breken en hemelsch licht over alles werp't, ging even correct als het eerste. 'Geen noot was fout, dat spreekt; maar het beroerde ook de ziel niet, en wekte een weemoedige herinnering aan Mengelberg en zijn zingende violen, , die daarbij werkelijk-als den he

mel deden opengaan.

Doch het werd hoe langer hoe beter. Het was alsof 'de musici zich eerst wa, t moesten inspelen, en alsof Cornells hun de geestdrift moest mededeelen, zonder welke ze een luidende schel en een klinkend metaal waren. Maar toen de doorvoering' kwam, werd alle vrees bij me weggenomen. 'De inspiratie was er. Wia, t strak's alleen in orde en af, maai' niet geestelijk vol was, werd nu gespeeld naar den aard van het wei-'k-en den geest van den meester. En zoo is het doorgegaan, ; al verder en verder in steeds grooter geestdrift en schoonheid, tot het overweldigend slot toe. Waren dat soms nog wel menschen, ' die zoo speelden en zongen? Een vreemde vraag, en toch was er af en toe reden.voor; zóó grootsch was het.

Dat is Cornells' adelbrief. Miaar het is ook een hooge eere voor wie zich zoo door hem lieten gebruiken tot dit verheven doel!

Er waren slechts enkele tekortkomingen, die ook niet zullen kunnen opgeheven worden, omdat ze liggen aan de zaal van „Tiv.oli". — Vooreerst het orkest in de verte. Dat leek vrijwel naiar niets. Alleen op het laatst in zijn aifzonderlijk spiel beteekende het iets, maar toch lang niet wat het moet zijn. De oorzaak' is, daf geen goede' opstelling er voor kan worden gevonden, zoo het schijnt. Het stond nu in de boven-zijfcaail, doch al gaf het contact met den dirigent weinig bezwaar, het geluid beantwoordde absoluut niet aan den eisoh. — Ten tweede: het orgel. „Tivoli" heeft geen concertorgel, en dat blijft bij allerlei uitvoeringen een groot bezwaar. Ditmaal had men een concert-orgel van Sauer geplaatst, doch de moeite en kosten had men kunnen besparen. Op het oogenblik, waarneer het de apotheose volledig moet maken door zijn zwaar dreunend geluid, orkest en koor zelfs overstemmende en (zooals bij Bach in de Mattheus-Passion en bij César Francto in zijn derde) hèt allerhoogste weergevende, waarvoor het tot dien tijd gespaard werd, — zie, op dat .oogenblik, waarop' ge zit te wachten als op' hèt moment' van deui avond hoorde men niets. Het was in de verste verte niet opgewassen voor zijn taaik, zooals reeds te vreezen was. Doch ook' hier treft den dirigent geen verwijt. Zonder een orgel als het Concertgebouw heeft, is het onmogelijk', aam dezen elsch te voldoen. — In beide stukken zal een uitvoerig zooals het behoort in Utrecht onmogelijk zijn en — vrees ik — blijven.

Overigens was alles wonderbaar schoon. ' Ik • weet geen woorden te vinden om te zeggen, hoe 'aangrijpend .de hoqgtepmiten van dit werk' waren en hoe heerlijk het tot de ziel sprak'. Ik ben ook stil van bewondering voor het machtig talent van Cornells om zooveel medewerkenden van zijn geest te doordringen en reeds bij een eerste uitvoering van zulk een werk deze geweldige hoogte te bereiken. Daar behoort wat toe in de voorbereiding om 'het ZOO' ver 'te sturen! Miaar toen ik' naar huis ging, vielen mij de klanken der 8ste van Mahler te binnen, als die jüngerén Engel juiöhen:

Jauchzet a-uf! es ist gelungen!

en ik dacht: dat kan Cornells nu zeggen 'Aan de samenwerking der orkesten ontbrak niets. De solo-violen waren subliem (b.v. bij de altsolo Urlicht). De rythmus, waaifop het bij deze symphonie zoo bijzonder aankomt, wa.s schitterend. Het slagwerk verdient b'ijzonderen lof voor de vervulling zijner z.ware taak. Merkwaardig hoe Mahler in het derde deel zelfs een bezemroede wist te gebruiken om zijn gevoelens te vertolken I En als ge het hOort, zegt ge: ja, , hoe vreemd ook, maaï bet moest zoo!

Het koor heeft met groote overgave des harten gezongen. Natuurlijk, de voorafgaande symphonic leidt voor goede hoorders reeds daartoe; wie dat recht verstond moet, dunkt me, nu zóó zingen. De uitvoering was volkomen aan den eisch beantwoordende en boven eiken lof. Het was geen „mooi" zingen: neen, hier sp^rak de geest van het meesterwerk, waaraan allen zich gewillig dienstba, ar stelden.

Solisten, als men daa.ïvan spreken kan, waren Mevrouw Menage—Challa, als naar gewoo^nte, •en Mej. Versteegh. De eerste is de ideale vertolkster dezer partij, de tweede sloot zich uitnemend bij haar aan.

Utrecht toont steeds meer toenadering tot Mahler; het zal, evenals Amsterdam vroeger door Mengelberg, thans door Cornells voor Mahler veroverd worden. De zaal was — op' een warmen avond in de tweede helft van Juni, denk het u toch eens in! — stamp-en stamp-vol. En hoe enthusia, st het publiek ook was, ditmaaJ was een enkel afwerend gebaar van Cornells voldoende om de weinige klappende handen zelfs na het tweede deel te doen ophouden. En dat zegt iets, want dat tweede deel is zoo in het gehoor hggend, en zoo aller-bekoorlijkst, dat zelfs de meest onkundige op. dit gebied daardoor nog onmiddellijk wordt ingepalmd.

Smnma summarum: Cornells heeft zich hier getoond als een man, van zijne schouderen en opwaarts hooger dan al het volk en geschikt om in den hoogsteri zin des woords onze muzikale voorganger te zijn. Dit muziekfeest zal in blijvende gedachtenis gehouden worden. — Ook': wie in zoo korten tijd dit bereikt, bij orkest, koor en hoorders, , die kan meer. Blijde wachten we dat meerdere ïaf; 'ea waar 'Mengelberg helaas veramerikaniseert en steeds meer aan den dollar zich schijnt te offeren, daar vragen we ons af: is Cornells de komende man, 'die de artistieke w.aarden zal redden? Hij. blijve zijn ontzaglijk kunnen in den dienst der schoonheid stellen, en worde niet afgeleid, her-noch 'der-waarts.

Zou de begeerte te stont zijn, om nu te zijner tijd de 8ste van Mahler eens van hem te hooren? Ik weet, dat nog veel meer kO'mt kijken om dat te kunnen doen. Ik wéét ook, dat hier vooral het gemis va'U een orgel zich pijnlijk zal doen gevo.elen; denk alleen maar eens aan 'den'inzet'van het eerste deel. Doch dat is nu eenmaal niet anders; het overige lijkt me toch niet meer zoo onmogelijk nu ik dit gehoord heb.

Cornells late zich niet door den lof bedwelmen doch stelle zich nederig in den dienst van Hem, Die in de schoonheid Zijner werken Zichzelf verheerlijkt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's