GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een mijner briefschrijvers — zijn naam en woonplaats behoef ik niet te noemen; ook zon-< ler dat, zal hij in het volgende het antwoord op zijn schrijven herkennen — klaagt, dat hij, ondanks veel gebed, niet komen kan „tot waarachtige verbrijzeling, tot zulk een droefheid over < le zonde, dat hij haar leert haten". Uit deze ervaring komen, zoo schrijft hij, „zöo hevige bestrijdingen voor hem op, idat hij somtijds twijfelt aan het bestaan van God. Intusschen wordt hij, „door aod bekrachtigd op zijn vereeniging andere jongens geestelijke leiding te geven en voelt hij gaandeweg de begeerte in zich groeien om predikant te worden".

Hij vraagt wat te doen, en — of hij misschien niets doen moet, maar lijdelijk moet afwachten. Ik beken, dat het me niet gemakkelijk valt hier raad te geven.

Het zieleleven van den vrager is blijkbaar vrij gecemplioeerd. Er zijn elementen in, die zich, bij eenvoudigheid des harten, moeilijk met elkaar verdragen. Het ware stellig natuurlijker, zoo onze jonge vriend, bij eigen gevoelloosheid over zonde, geen vrijmoedigheid vond anderen met geestelijke leiding te dienen. En het is moeilijk te verstaan, hoe, als hij bovendien ernstig aangevochten wordt door twijfel aan het bestaan van God, de begeerte naar de bediening des woords onder alles door in hem kan groeien.

Om dezen knoop te ontwarren, zou ik den vrager persoonlijk moeten kennen. Mogelijk verstond ik dan, hoe bij hem saam kan gaan, wait bij ernstige bekommering en bij eerlijkheid tegenover zichzelf, moeilijk vereenigbaar schijnt..

Nú kan ik de vrees niet van me zetten, Idat N. K-. óf oppervlakkig' is èn in zijn geestelijken strijd èn in zijn leiding geven aan anderen èn in zijn verlangen om predikant te worden, óf zich vergist in zijn zelf-oordeel.

In het eerste geval zou ik hem den raad geven, niet meer als anderer leidsman . opj te treden en de begeerte om dominee te worden op zij te zetten, zoolang hij niet met zichzelf in het reine kwam. Anders bedreigt hem het gevaar, dat er zich een leugen vastzet in zijn leven: Een gevaar, dat dubbel groot is, zoo hij in den kring van Jongelieden, waarin hij zich beweegt, uitblinkt door helderheid van hoofd, kennis van de waarheid en een vaardige tong. Want terwijl ze hem bij anderen op een voetstuk zetten, zullen ze hem op den duuV kunnen verblinden voor eigen geestelijke armoede. En doodelijker strik des .Safgms d-air. deze is er

BIJ gemis aan persoonJijKê kennis, kan ik nu niet anders doen dan m'n Jongen vriend hierin over te laten aan zijn zelfonderzoek, en moet ik me bepalen tot' een antwoord op zijn eerste vraag. Daar is het hem blijkbaar .ook vooral om te doen. Tegenover het gemis van „waarachtige verbrijzeling over de zonde" het gebed staiken, om nu lijdelijk af te wachten of de Heere haar al of niet zal willen werken?

Neen, dat nooit. Wie het gebed staakt, begaat zelfmoord. Want hij keert zich af van den Eenige, die redden kan.

Wie met bidden ophoudt, treedt als aanklager op tegen God; verklaart God voor onbarmhartig en voor een leugenaar. Want in Zijn Woord zegt de Heere, dat Hij een hoorder der gebeden is. — Als de 'verhooring lang op .zich wachten laat, mag ons dat gemelijk noch moedeloos maken.

Het eerste niet; want wat kunnen we bidden, dat we niet duizendmaal verzondigd heblDen? En het laatste niet, want zoo zeker als ons God de verhooring beloofde, zóó beslist heeft Hij het oogenblik waarop ze ons geschonken zal worden, aan zich gehouden. En geen vermaan keert dan ook zóó gedurig terug in de Schrift/.j^s-iibet vermaan om' te volharden in 't gebed. ^Uliï^Si

Intusschen moeten we toezien hóe we bidden. Er is ook een zondig bidden.

Ook en vooral in bet vragen om een genade als de verbrijzeling des harten over onze zonde.

Zie, we kunnen daarbij' op 'God zoeken af te schuiven wat in den grond rust opi ons zelven. We kunnen daarbij van God vorderen, wat naar recht een vordering is van Hem tegenover ons. Ik liedoel: we 'kunnen bidden om verbrijzeling des harten, zonder te beseffen, dat we daarmee van Gods genade vragen wat Zijn recht eigenlijk eischt van óns, en zonder te verstaan, hoe schrikkelijk het is, dat we aan onze zonden denken, en zelfs van onze zonden voor onzen God spireken kunnen, zonder dat ons hart over die' gruwelijke zonden bezwijkt' in schaamte en berouw. Zoo sparen we dan onszelven. Zoo wentelen we dan op onzen 'God af, wat als een looden last van schuld óns drukken moest.

Bij die zielsgesteldheid komt dan ook licht de gedachte bij ons op, het bidden maar te staken. Het is dan, zoo zegt. ons booze hart, voor Gods rekening-als we niet komen tot waarachtig berouw. Wij baden er om; maar Hij weigerde het ons te geven.

Zoo wordt ons bidden een omkeeren van alle orde.

Wat wij schuldig zijn ons" voor God te verootmoedigen en ons tot Hem te bekeeren. Het te moeten en het niet te kunnen — dat wordt dan de klem, die onze ziel benauwt; en uit die benauwing wordt dan het rechte bidden om verbrijzeling des harten geboren, als om een genade, die schenken moet, wie recht had om te e i s c h e n.

En het uitstel van verhooring moet dan dikwerf dienen, om ons, niet enkel de zonde zelve, maar ook het gemis van waarachtig, berouw óver de zonde, te ontdekken als schuld voor onzen God.

Aanhouden dus in 't gebed; maar dan in 'het gebed de zielsverbrijzeling zoeken, niet enkel als voorwaarde voor de vergeving, maar omdat Gods recht en eere haar vorderen-

Doch er is hier méér te doen dan te bidden. Naast het gebed moeten ijverig gebruikt de middelen, die God onder ons bereik bracht om te komen tot een recht inzicht in 't schrikkelijke en doemschuldige der zonde.

Behalve de bediening des Woords — en in 'haar vooral de prediking van Gods Wet — kan biddend lezen van die deelen der Schrift, die de zonde in haar afschuwelijkheid ons ontdekken, ons hier dienen. Doch dan lézen met toepassing op ons zelven, ' en gevolgd door rustig en ernstig indenken van wat het Woord tot ons sprak.

Gemakzucht, die zich bepaalt' tot het gebed, en de middelen om te verkrijgen wat we bidden, ongebruikt laat, wordt doorgaans gestraft met uitblijven van de verhooring.

Er is nóg een klip, waarop ik 'hier even wijzen moet, al kan ik het niet zoo nadrukkelijk en uitvoerig als het hoog belang der zaak eigenlijk vordert.

Het is déze, dat we bij 't zoeken van waarachtige verootmoediging, ons licht een geheel verkeerden maatstaf aanleggen; meenen, dat ze niet aanwezig kan zijn, zonder die heftige gemoedsbewegingen, die tot aan den rand der wanhoop drijvende zielsbenauwing, die in veel kringen nog altoos gelden voor de oi^unisbare kenteekenen van waarachtige ontdekking.

Zonder twijfel wordt ze dikwijls door zulke ontstellende zielsberoeringen, vergezeld. Ook in de Schrift zijn daarvan voorbeelden aan te' wijzen. Maar er zijn ook andere. En nergens stelt het Woord de mate van gevoelsaandoening tot kenmerk van het echte.

Hoe zou 't ook kunnen, bij zoo verschillende geestesdispositie als er onder ons, menschen is!

Gelijk alle andere zielsdoorlevingen, openbaart oprecht berouw zich bij den een zoo heel anders dan bij den ander.

En — bedenk óók, dat we doorgaans het minst in ons vinden wat we het angstvalligst zoeken te ontdekken.

Oprechtheid — dat is altoos weer het kenmerk van wat uit God is. En die moet blijken, niet allereerst in de naate van gevoelsaandoening bij de gedachte aan onze zonde, maar uit den emstigen strij'd om van haar macht verlost te worden.

Tenslotte zou ik m'n briefschrijver nog een vraag willen doen, waartoe zijn schrijven me recht en aanleiding geeft.

Deze: gij spreekt van gemis van • verbrijzeling over de zonde. Maar kan 't ook zijn, dat ge hiermee bepaaldelijk van ééne zonde spreken moest: een boezemzonde, " die lang gekoesterd werd, die u zeer lief is, en waartegen .ge dusver, niet ernstig streedt. . ^^^^j, - ; .! Hf;

Ik vraag dit, omda, r'ïïe't - vasthouden aan een bepiaalde zonde, ons hart, allereerst tegenover haar, en dan ook ten opzichte van andere zonden, zoo licht ongevoelig maakt.

Bedenk dan, dat van die zijde u het grootste gevaar bedreigt. En laa.t dan van , dat punt uw aandacht niet aftrekken door algemeenheden.

God zegene dit schrijven voor u, als er in is wat u dienen kan. Wees Hem bevolen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's