GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

Le Roi David vaa Honegger.

Hoewel er heel wat oratoria zijnj, die voor onze Christelijke vereenigingen, welke zich het beoefenen van zulke muziek tot taak stellen, een dankbaar rijk en afwisselend programma leveren, blijft toch zeker de behoefte aan nieuwe litteratuur op dit gebied voortdurend gelden. Niet alleen omdat men anders toch op den duur in hetzelfde cirkeltje moet blijven ronddraaien, maar ook omdat nieuwere componisten toch zeker het recht hebben, dat ook hun werk voor bestudeering en uitvoering in aanmerking komt. Zoo kan ik het slechts toejuichen, dat Johan bchoonderbeek, die voortdurend met ziju ' krachtige persoonlijkheid ons muzikaal leven op koorgebied opstuwt en frisch houdt, en die voor het oude en altoos schoon blijvende in en door ' de Bachvereeniging reeds zoo-veel heeft gedaan, daarnaast toont, ook voor het nieuwe hart te hebben, en zich beijvert, o< m dat in onze kringen bekend te maken.

Het is aan hem te danken, dat Le Ro i David, : Psaume Symphonique en deux parties de Réné Mcrax, musique de Arthur H oi n ö g g e r, op 19 Nov. 1924 te 's-Gravenhage voor het eerst, onder zijn leiding, door de Koninklijke Zangvereeniging „Excelsior" is uitgevoerd; in tegenwoordigheid van i H. M. de Koningin-Moeder, Z.Exo. den iWinister ' van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, onderscheidene autoriteiten, zoomede den componist zelf; zoodat het hier waarlijk een gebeurtenis in onze kringen gold. Dit jaar is deze uitvoering herhaald; een zeer gelukkige gedachte, omdat zulk een nieuw werk zeker niet bij eerste hooren zijn schoonheden ten volle openbaart, en vooral 'bij dergelijke eigenaardige moderne muziek herhaaldfe auditie eigenlijk bezwaarlijk gemist kan worden. Bovendien kan men van de uitvoerenden feitelijk geheel hetzelfde zeggen: ook zij moeten in zulk een compositie „groeien".

Ik had ditmaal het voorreciht, van de partij te zijn en op uitnoodiging van het bestuur dezen avond bij te wonen; bij de eerste uitvoering was ik niet in de gelegenheid te komen. Alvorens daarover het een en ander te vertellen wil ik voor de lezers van De Reformatie een overzicht van den inhoud geven; daaraan wijd' ik deze kroniek. Mij dunkt, dat ik daarmede aan mijn plicht in dit geval zeker niet minder voldoe dan wanneer ik over de uitvoering zelf schrijf; wat ik in is volgende Kroniek hoop te doen.

Het werk van Honegger '(geb. te Havre in 1892) is gecomponeerd te Parijs en Zurich tusschen 25 Februari en 28 April 1921. Het is verdeeld in 5 tafereelen, die deze kenschetsende opschriften dragen: I. Le Berger. II. Le Capitaine. III. Le Chef des bandes. IV. Le Roi. Vi. L|e Pfopfaefe Reeds deze namen zijn als het ware een program. Ze toonen, dat tekstdichter en componist de groote lijn van David's leven hebben 'gevolgd en dat de climax hun niet is ontgaan. Van dem eenvioudigen herder tot den de toekomst van zijn door Goi gezegend en uitverkoren geslacht, dat den Messias zal voortbrengen, voorzienden en voorspeilenden propheet volgen we de leidingen Gods met Zijnen knecht. Daarbij is een ruim gebruik , gemaakt van de Psalmen, waarin de dichter ons zijn hart heeft ontsloten. En zonder den tekst geweld aan te doen.

heeft Honegger kans gezien, voor voldoende lafwisseling te zorgen, zooals een dergelijk werk dit vordert. Onder de solisten ontbreekt slechts de bas, de overige hebben meer of minder belangrijka partijen. Ook het koor ontvangt ruimschoots zijn deel en het orkest is allerminst verwaarloosd, niet alleen in de begeleiding van het geheel doch ook in afzonderlijke gedeelten, zooals b.v'. de „Marche des Philistins" én de „Marche des Hébreux". En wie mocht meenen, dat de anders gemeenlijk zoo begeerlijke bassolo vergeten zou zijn, dien wijs ik op het nieuwe element, door Honegger hier ingebracht, n.l. den Récitant, 'd.w.z. een mannestem, die, als spreker declameerendo, het Vierhaal voordraagt, waaraan koor en soli voortspinnen.

Laat me thans in het kort de dealen ervan, die bijna zonder coupures werden gegeven én. Tjij deze uitvoering slechts enkele kleine wijzigingen in de volgorde ondergingen, voor u weergeven.

Deel 1 „De herder" is kort en brengt na de gebruikelijke Ouverture, die hier feitelijk slechts een beknopte Inleiding is opi. het eerste tafereel en dus niet, zooals anders, ons op het werk als geheel voorbereidt, den zang van David, op motieven van Psalm 23, maar zeer vrij gevolgd. Het kinderlijk Godsvertrouwen van dezen man naar Grods hart geeft een goede inleiding tot het geestelijk begrip van al het volgende.

Deel 11 „De legeraanvoerder" opent met een zeer kort gedeelte voor koor, dat den overwinnaar der Philistijnen bezingt, en voor orkest, dat Ie Cortege geeft, d.w.z. den optooht van 'den zegevierenden kampvechter tegen Goliath. iSchoonderbeek heelt reeds hiier kooiNo 26 ingevoegd, dat unisono het slot van Psalm 18 brengt.

Echter niet alleen als overwinnaar ontmoeten we David hier, ook als harpspeler voor feaul in den nog veel zwaarderen strijd tegen de macht des BoO'Zen. Hij zingt echter vol Godsvertrouwen zijn harplied (Psalm 11). Het mannenkoor (de propheten) antwoordt met aan Joh 14 ontleende woorden: „de mensch, van een vrouw geboiren, is kort van dagen en zat van onrust".

Tevoren heeft David (met een omwisseling, door bchoonderbeek gemaakt, van de nummers 7 en 8) reeds de klacht van Psalm 55 doen hooren, het altoos zoo aandoenlijke: „Ooh, dat mij iemand vleugelen als eener duive gave"!", dat naast (de straks gegeven betuiging van Godsvertrouwen toch ook de smart en den strijd zijner ziel ons openbaart. Het prophetenkoor, zooeven genoemd, herirmert hem dan, als hij te Najoth vertoeft, hoe verganlcelijk en nietig de mensch is. David moet nu ervaren wat het beteekent, genoodzaakt te zijn in de woestijn te vluchten.

Zoo komen we tot deel Hl „D^e TD endenhoofdman". Het begint met een betuiging van Davids geloof, dat ondanks alles hem is gebleven en, ook bij deze moeilijke omzweiTingen hem niet'zal verlaten. Thans is, zeer goed, Psalm 57 gekozen om deze gevoelens te vertolken; het tweede deel van dit lied, dat na de klacht den heldenmoed openbaart, die hem bezielt („Mijn hart is hereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen. Waak op, mijne eer! waak op), gijluit en harp!"), is als allegro marciato aangeduitï.

Wanneer de geschiedenis van Davids sparen van Saul verhaald wordt, geeft dit het orkest gelegenheid om het kamp van den Tconing te schilderen. Heeft David zich tot de Philistijnen ijioeten begeven om zich te redden, het koor weerspiegelt in woorden van Psalm 27 het ongebroken geloof, dat ook in deze sombere dagen Tiem staande ho'udt.

Intusschen (het zou ook te verleidelijk zijn, dit zoo dramatisch .gedeelte ovler te slaan!) volgt een eigenlijk niet op David doch opi Baul betrekking hebbende episoide over diens bezoek aan dé waarzegster van Endor. Lai 'Pythonisse zingt de woorden der bezwering (onder illustreerend orkestspel), waarop de schim van Samuel ant­ woordt: „Pourquoi m'as-tu trouble pour me faire monter? " Dezelaatstepogingheeftniet mogen baten en Saul sterft, met Jonathan, op. Gilboa's heuvelen. Het orkest doet den triomphzang der Philistijnen hooren en nu begint een grooter vïouwenkoor (No 14), gedurende hetwelk D-avid zijn jammerklachten aanheft, met de „Lamentations de Gilboa".

Geheel anders is, dank' zij den inhoud', tafereel IV, dat ons „den koning" David voor oogen stelt. De inleidende P'sallm voor koor (unisono) No 15), die gedeelten van Psalm 45 beVat, is door Schoonderbeek verplaatst en gezet na het groote koor No. 17, waarover aanstonds. Israel's dochteren bezingen den lof des Eeuwigen, Die David niet heeft verlaten in zijn ballingschap en hem thans meï vreugde de ark naar Zion deed' oipvoeren, waarvan Le Récitant verhaalt.

Thans volgt een der uitgebreidste en meest samengestelde deelen van het werk (No 17), dat aan het koor (de gemeente Israels), de priesters (bij fde ark), de vrouwen, de jonge dochteren en de krijgslieden gelegenheid geeft om Israels vreugde te bezingen met woorden, ontleend aan Pisalm 118 en 98. Aan het einde zegt een engel (sopraansolo), dat niet David den Heere een huis zal bouwen, doch diens zoon, waarna het engelenkoor met een Hallelujah den jubelzang besluit.

Kon het hierbij maar blijven! Boch nu moet van des konings zonde met Bathseba worden gesproken. Het koor No 15, dat, gelijk ik zeide, hierheen is overgebracht, heft den lofzang van Psalm 45 aan. Maar Le Récitant moet ons verhalen, hoezeer de koning dit hooge standpunt heeft verlaten. Aan het Hooglied van Salomo ontleende woorden (alt-solo) leiden ons in deze spheer. Hoe moet David dan zijn zonden bekennen en beweenen (met Psalm 51)! Merkwaai'dig genoeg zingt niet David dezen tekst doch het koor. Zou het zijn om daarmede aan te duiden, dat diens kwaad ons allen raakt?

De kastijding Gods volgt. David wordt inzonderheid in zijn zoon Absalom geslagen, die hem dwingt te vluchten. Met Psalm 121 heft hij zijn oogen op naar de bergen, vanwaar zijn "hulp. zal komen. Als Absalom is verslagen, zingen ^de vrouwen en de sopraan-solo het lied van Ephrajims gebergte, en het orkest doet den marsch der Hebreeën! hooren.

Het laatste deel (V) begint: de propjheet. Hfet koor vertolkt Davids gedachten (woorden uit Rsalm 18), waarin hij wederom ^ijn vertrouwen op Goddoet hooren. Weliswaar moet nu nog gehandeld worden over de zonde der volkstelling, doch het unisono-koor mag ook nu weer des Heeren uitredding loven. Het orkest schildert Salome's kroning. En dan vangt het groote slotkoor aan, dat uit engelenmond de prophetisöhe gedachte doet hooren, dat eenmaal een scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen. Zooi eindigt (na woorden van David uit 1 Samuel '23) het koor (wederom groot en nogal samengesteld) in den lof des Hoeren, die aan Zijn 'knedti't Zijh. woord heeft vervuld en hem in prophetisch uitzien zulk' een heerUjk levenseinde gaf na zoo bange worstelingen. ,

De volgende week zal ik over de uitvoering van dit werk door „Excelsior" en den indruk, welken deze op m'ij maakte, u 't een en ander veirhalen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's