GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Synode van Assen.

Bekijk het origineel

De Synode van Assen.

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeventiende zitting.

In de Donderdagmiddag gehouden zitting der Synode, die niet publiek was, was ingekomen het antwoord van Dr J. G. Geelkerken met, een begeleidend schrijven van den kerkeraad van Amsterdam-Zuid, luidende als volgt:

Weleerwaarde en eerwaarde heeren en broeders, Het doet mij diep leed, dat het resultaat van alle beschouwingen en besprekingen der afgeloopen weken niet anders is geweest dan de eisch tot onderteekening van de door Uwe vergadering opgestelde verklaring, van welken eisch ik de rechtmatigheid tot mijn spijt niet vermag in te zien.

Naar mijn gevoelen toch wordt o.a. door de wijze, waarop Uwe Synode haar opvatting aangaande de door haar genoemde bijzonderheden van Genesis 2 en 3 in verband brengt met artikel 4 en s der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, het in die artikelen beleden gezag der Heilige Schrift, waaraan „de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten" en waaraan ik mij dan ook zonder eenig voorbehoud onderwerp, feitelijk toegekend aan de uitspraak eener kerkelijke vergadering.

Gelijk ik reeds meermalen verklaarde, heb ik persoonlijk geen bepaalde exegese betreffende bedoelde punten, en evenmin op zichzelf eenig geloofsbezwaar tegen de onder ons bestaande, traditioneele uitlegging daarvan. Trouwens m. i. kan de geloovige, ondanks voor hem ten deze bestaande moeilijkheden, die, naar ik niet ontveinzen mag, ook voor mij door een beslissing als de Uwe uit den aard der zaak niet weggenomen worden, uit de bedoelde bijzonderheden de openbaring Gods Waarlijk verstaan.

Daarbij meen ik mij overtuigd te mogen houden, dat Uw uitspraak allerminst bedoelt de ten allen tijde door onze vaderen gehandhaafde vrijheid van wetenschappelijk onderzoek af te snijden, en vertrouw ik, dat Uwe Synode vóór haar uiteengaan maatregelen zal treffen voor een behandeling in vollen omvang der zich onder ons voordoende vragen inzake Gereformeerde Schriftbeschouwing, waarmede de opvatting der in Uwe verklaring genoemde details ten nauwste samenhangt.

Dit in aanmerking nemende, ben ik bereid, uit hoofde mijner ambtelijke bediening in onze Kerken, die mij lief zijn, bij mijn prediking en catechetisch onderricht mij, in afwachting van den zoo spoedig mogelijken afloop dezer noodzakelijke behandeling naar Uvv uitspraak omtrent „de klaarblijkelijke bedoeling vaiï het Schriftverhaal van Genesis 2 en 3" te voegen.

Met broegergroet,

w.g. Dr J. G. GEELKERKEN.

Amsterdam, 10 Maart 1926.

Amsterdam, 10 Maart 1926.

Geliefde Broeders in Onzen Heere Jezus Christus, De Raad der Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid heeft Uw verzoek, zijn predikant te bewegen tot het teekenen der door U hem yoorgelegde verklaring, met grooten ernst overwogen.

Dat hij desondanks geen vrijheid heeft kunnen vinden, aan dit verzoek te voldoen, vindt zijn grond in de volgende overwegingen:

Ofschoon de Raad tot heden nog steeds niet officieel en volledig kennis heeft gekregen van de door Uwe vergadering tot dusver in „de zaak-Dr Geelkerken" genomen besluiten, heeft hetgeen dienaangaande bij monde Uwer bijzondere commissie te zijner kennis kwam, alsook hetgeen in de dagbladen, meer speciaal in de „Standaard" van 4, 5 en 6 dezer, is gepubliceerd hen den sterken indruk gegeven, dat het niet in overeenstemming met het tusschen de Gereformeerde Kerken geldende „Akkoord van kerkelijke gemeenschap", en dat het veel minder als een uitvloeisel of toepassing daarvan beschouwd of aanvaard mag worden; terwijl de Raad bovendien de rechtmatigheid der genomen besluiten niet kan erkennen.

De Raad stelt zich voor na ontvangst Uwer volledige en officieele kennisgeving van een en ander, hierop terug te komen.

Overigens wil hij dit schrijven niet beëindigen, zonder nog eens nadrukkelijk gewezente hebben op het hooge belang van de zaak en de dure verantwoordelijkheid, die ten deze op Uwe vergadering rust. Zijnerzijds meent hij in goeder conscientie te kunnen verklaren, inzonderheid nog in deze dagen niets achterwege te hebben gelaten, om eene breuk te voorkomen. God leide U doot< Zijn Geest!

De Raad der Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid:

w.g. Dr J. G. GEELKERKEN, Praeses. H. VAN LUIN, Scriba.

Tot onderzoek van deze stukken werd een commissie benoemd, waarin zitting kregen: alle prae-adviseerende leden der Synode, de hoogleeraren Dr G. Ch. Aalders, Dr H. Bouwman, Dr G. H. J. W. J. Geesink, Dr C. van Gelderen, Dr S. Greidanus, Dr F W. Grosheide, Dr V. Hepp, Dr T. Hoekstra, Dr A. G. Honig, Dr H. H. Kuyper, Dr J. Ridderbos; voorts de predikanten Dr K. Dijk, als voorzitter der dogmatische commissie. Ds D. P. Koopmans, voorzitter der kerkrechtelijke commissie. Dr J. Thijs, Dr W. A. van Es, Ds J. J. Miedema en de ouderlingen J. J, Beukenkamp, S. Brandsma, W. v. d. Brink, S. Vellinga.

Met de samenroeping dezer commissie werd belast Dr K. Dijk, terwijl als rapporteur zal optreden Dr G. Ch. Aalders.

De commissie ving onmiddellijk haar arbeid aan.

Evenals dit het geval was bij de vergaderingen der dogmatische-en kerkrechtelijke commissie, woonden de leden der Synode, die niet in de commissie zitting hadden, als toehoorders de vergadering bij.

In de Donderdagavond gehouden zitting der Synode in comitégeneraal werd, nadat des middags genoemde commissie rapport had uitgebracht over het antwoord van Dr Geelkerken, besloten hem het volgend telegram te zenden:

„De Synode, kennisgenomen hebbende van uw bereidverklaring om u naar haar uitspraak te voegen, doch de restrictie daarbij gemaakt niet kunnende aanvaarden; u verzekerend, dat zij op de wettige vrijheid der wetenschap, mits gebonden aan Gods Woord, allerminst wil afdingen, en dat zij den uitbouw der belijdenis ook in het stuk van de Heilige Schrift (zonder dat echter de zaken, waarin zij thans uitspraak deed, opnieuw in geding zouden komen) hartelijk begeert te bevorderen; moet alsnog met allen ernst bij u aandringen op de gevraagde onderteekening van de u voorgelegde verklaring, en ziet uw bereidverklaring daartoe voor morgen (Vrijdag) ir uur des v.m. tegemoet; bij het niet ontvangen waarvan zij genoodzaakt zou zijn weigering te constateeren.

Achttiende zitting.

w.g. FERNHOUT.

Vrijdagmorgen werd de i8e openbare zitting der Synode geopend met het zingen van Psalm 107:5, waarna de praeses voorging in gebed.

Na appèl-nominaal nam Prof. Geesing het woord en richtte zich tot den praeses, dien hij in een geestige toespraak namens de Synode gelukwenschte met zijn verjaardag. Spr. wees erop, dat hij en de praeses elkaar niet vreemd zijn in liefde voor de Geref. Kerk. Gij hebt een staat van dienst achter u, aldus Spr., waarop gij met eere kunt terugzien. Zes Kerken hebt gij gediend. Thans dient gij de zevende. Gij zijt mee een der vaderen van de Doleantie. Gij zijt in den goeden zin des woords een man met ruimen blik, gij hebt — naar Gispens woord —( het a en b tot een monogram gemaakt. Wij waardeeren u ook als praeses van de Synode. Daarom is het een gelukkige samenloop van omstandigheden dat wij u nu kunnen gelukwenschen. Gij zijt een dergenen die getoond hebt, dat het u ernst was om Christus als> Koning alleen te eeren in zijn duurgekochte Kerk. Gij, aldus Spr., viert thans in hoog plichtsgevoel uw verjaardag ver van de uwen. Spr. stelde daarom voor als „surrogaat" een telegram te zenden aan Mevr. Fernhout en voorts den praeses toe te zingen : „Dat 's Heeren zegen op u daal'!"

Ds C. J. W. van Lummel, van Zuidlaud, de oudste predikant uit , de Synode, sprak eveneens den praeses toe. Spr. herinnerde eraan, dat hij in den aanvang van zijn diensttijd, met den praeses in den kerkstrijd heeft - gestaan, en daaraan de aangenaamste herinneringen heeft. Is het niet opmerkelijk, aldus spr., dat gij, thans op hoogen leeftijd gekomen, nu weer staat als leider van een vergadering als deze Synode, nu we weer in een tijd van beroering leven. Toen ging het om een strijd van waarheid tegen leugen, wat door iedereen duidelijk onderscheiden kon worden. Thans is de strijd veel teerder en lijdt er het broederhart bij. Spr. wenschte den praeses van harte geluk en verzocht de vergadering te zingen het bekende psalmvers: „Want God de Heer zoo goed zoo mild, is 'tallen tijd een zon en schild".

Ds K. Fernhout dankte geroerd voor de nu ondervonden liefde en waardeering. Het is voor de eerste maal, na vele jaren, dat spr. zijn jaardag buiten zijn gezin viert. En nu komt Uw liefde tot mij met een waardeering, die, naar eigen meening, buiten alle verhouding is. Moge er wat meer in mijn leven zijn, van wat .gij in mij ziet. Spr. hoopt, dat God allen, bovenal de Kerken, «die meer zijn dan wij, met Zijn zegen moge kronen.

De acta der vorige zitting werden vastgesteld.

De praeses stelde daarna aan de orde, of het gewenscht is, de Synode van Augustus a.s., die te Assen zal worden gehouden, al of niet te houden. Zoo ja, waar dan moet worden vergaderd, zoo neen, wanneer dan moet worden vergaderd? In dit verband deed spr. voorlezing van een schrijven van de Deputaten voor de Zending over beslissingen, die bezwaarlijk tot een uitgestelde Synode zouden kunnen wachten. Deputaten vragen machtiging de zaken die geen uitstel kunnen lijden, al vast af te doen.

Na dit laatste schrijven ontspon zich een korte discussie naar aanleiding van een opmerking van Prof. Dr T. Hoekstra, over de Hoogere Kweekschool voor onderwijzers te Solo, welke opmerking beantwoord werd door Ds W. Breukelaar, van Zaandam. Deze merkte o. m. op, dat de urgentie van de stichting van deze school voor de broeders in Indië vaststaat en dat zij die gaarne in 1926 zouden zien geopend. Evenwel moet de Synode dan beslist hebben. In Indië wordt er mee gerekend, dat er in - dezen zomer een Synode gehouden wordt. Is dat niet het geval, dan moeten Deputaten machtiging der Synode hebben, om verschillende zaken af te handelen. Dan is er, wat de Zending betreft, geen gevaar te duchten van uitstel der Synode.

Op voorstel van den voorzitter werd hierop besloten, aan de Zendingsdeputaten de gevraagde machtiging te verleenen, met dien verstande, dat ze alleen geldt in gewichtige aangelegenheden of maatregelen, die groote fijiancieele uitgaven meebrengen, anders dan bij volstrekte noodzaak, een besluit te nemen tot het afdoen van zaken, die nu niet afgehandeld kurmen worden, maar vóór de volgende Generale Synode moeten belsist worden.

Daarop werd kort beraadslaagd over het voorstel tot uitstel - der Synode, waarbij de eerste scriba opmerkte dat de Kerk van Assen niet vraagt om de volgende Generale Synode te mogen samenroepen; niet zal protesteeren, wanneer een andere plaats •dat doet; maar ook geen bezwaar zal maken, als Assen weer wordt aangewezen.

Besloten werd daarop de Synode van Augustus 1926 uit te stellen tot het volgend jaar, terwijl Groningen werd aangewezen als roepende Kerk.

Het mandaat der Deputaten, die hadden moeten rapporteeren op de Synode van 1926, werd verlengd tot de nu uitgestelde gewone Synode van 1927.

De Synode benoemde in de vacature-Dr J. C. de Moor in het Deputaatschap voor de oefening van het verband met de Theologische School te Kampen en de Theol. Faculteit der V. U., Ds T. Ferwerda, te Amsterdam, als derden secundus.

De Deputaatschappen voor Vrouwenkiesrecht, voor de Geestelijke Belangen der Verstrooide Gereformeerden in Ned.-Indië, en voor de Liturgie, werden voor wat de plaats van Dr de Moor betreft, niet aangevuld.

Hierna werd gepauzeerd, waarna de Synode in comité-generaal ging.

ging. Het antwoord van Dr Geelkerken op het telegram der Synode luidde als volgt:

„Uw ongecollationeerd telegram, zooals ik dat tegen 11 uur gisterenavond ontving, waarin uw uitspraak omtrent Genesis 2 en 3 onttrokken wordt aan de wettige vrijheid van beoordeeling door een wetenschap die zich gebonden houdt aan Gods Woord, maakt onderteekening uwer verklaring voor mij en lederen Gereformeerden geloovige te meer onmogelijk.

w. g. GEELKERKEN.

Ruim elf uur Vrijdagavond werd de zitting der Synode weder openbaar. Een groot aantal personen had tot op dit oogenblik ' gewacht en woonde deze zitting bij.

Mededeeling werd gedaan van enkele ingezonden stukken.

Ingekomen was een brief van den heer C. A. v. d. S., van Detfshaven (Rotterdam), waarin bezwaar werd geopperd tegen het voorleggen aan Dr Geelkerken van de verklaring. Ook van den heer J. J. J. te Delfshaven (Rotterdam) was een brief ingekomen, ter bevestiging van zijn reeds gepubliceerd telegram.

De praeses bracht hierop in stemnung het besluit, in comitégeneraa! voorbereid en dat raakt Dr Geelkerken, nadat hij uitdrukkelijk geweigerd heeft, de verklaring, hem door de Synode voorgelegd, te teekenen:

Dit besluit luidt:

„De Generale Synode besluit Dr J. G. Geelkerken voor drie maanden in zijn dienst te schorsen, wegens zijn weigering om de verklaring, door de Synode van hem gevraagd, te onderteekenen en wegens zijn voortdurend verzet tegen kerkelijke vergaderingen, wier gezag hij niet erkennen wilde.

Achtereenvolgens stemden alle adviseerenêe leden en alle leden voor. De afgevaardigden van Noord-Holland stemden niet mee, doch verklaarden zich aan het besluit der Synode te confprmeeren.

„Hiermee" — aldus de praeses — „is een besluit gevallen, dat we zoozeer gehoopt hadden en van God gebeden hebben, niet te moeten nemen en we zouden wel wenschen, den broeder, dien het treft, te kunnen zeggen, met hoe groot leed we het nemen en hoe gaarne, tot welken prijs we aan de noodzakelijkhein van dit besluit hadden willen ontkomen. Hij kan het weten, omdat hij weet, hoe we het uiterste deden van wat was in onze macht, om hem tot inkeer te brengen, om hem te overtuigen van dwaling en te bewegen, de geruststellende verklaring, die wij terwille der kerken en der waarheid Gods vergen moesten, af te leggen. Dat alles was evenwel vruchteloos. Dat is voor ons een smartelijke beproeving en drijft ook onzen broeder in een smartelijken weg. We zien hem dien weg op gaan, met de bede in het hart, dat God deze tuchtiging moge gebruiken, om Zijn dienstknecht van zijn dwaling te doen bekeeren en hem weer, gelijk we hopen, beslist en naar den eisch van de majesteit Gods te doen buigen voor Zijn Woord. We zullen dan ook onze vergadering niet sluiten, eer we hem in den gebede God hebben opgedragen. Moge God dit tuchtmiddel zoo zegenen, dat we Hem over korten tijd danken mogen voor de vrucht, die het gedragen heeft. Want ook nu is de tuchtoefening niet een middel om neer te werpen, maar om op te richten. Ook nu zijn we ons bewust, dat we niets vermogen tegen, maar alleen voor de waarheid. Moge God dit heiligen aan het hart van onzen broeder, die door dit kerkelijk oordeel getroffen wordt."

Prof. Dr T. Hoekstra las hierop de uitspraak voor. Deze luidt: De Gen. Synode van de Geref. Kerken in Nederland, vergaderd te Assen 12 Maart 1926, constateerende dat gij op haar herhaald verzoek geweigerd hebt de u voorgelegde verklaring (door ons reeds gepubliceerd) te onderteekenen;

van oordeel dat gij door deze weigering getoond hebt een leering voor te staan, die in strijd is met het door de Geref. Kerken in art. 4 en 5 der Ned. Geloofsbelijdenis beleden gezag der H. Schrift;

uitsprekende, dat alle vermaningen der kerkelijke vergaderingen en pogingen om u tot inkeer te brengen, vruchteloos zijn gebleven, en gij voortdurend in verzet gekomen zijt tegen het wettig gezag, dat naar het Woord Gods, de Belijdenis en de Kerkorde aan de kerken en aan haar meerdere vergaderingen is geschonken;

besluit met diep leedwezen u, ingaande heden, 12 Maart, volgens art. 80 K. O. in uwe ambtelijke bediening te schorsen voor den tijd van drie maanden, teneinde u gelegenheid te geven u alsnog te beraden, tot verootmoediging te komen en uw afdwaling te belijden, waartoe de Synode u met allen aandrang opwekt en waartoe zij van den Heere bidt, dat Hij u geve alles wat ge in dezen weg behoeft.

De Synode geeft van dit besluit kennis aan Dr G., de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid, de classis Amsterdam en de Part. Synode van Noord-Holland en aan alle Geref. Kerken in Nederland, Bentheim en Oost-Friesland, België en N. O. Indië.

Zonder hoofdelijke stemming werd dit stuk aldus vastgesteld. De praeses sprak hierop ongeveer als volgt:

We zijn nu aan het voorloopig einde van den Synode-arbeid gekomen. Voorloopig einde — want definitief zal de Synode nog haar zittingen niet kunnen sluiten. Het is te vermoeden — wat nu de gevolgen zijn van het besluit in de zaak-Geelkerken, dat er toch binnenkort een zitting der Generale Synode noodig zal zijn.

Spr. richtte zich vervolgens met een toespraak tot de hoogleeraren, de overige leden van het moderamen, de Christelijke pers, de gastheeren en gastvrouwen, de kerk van Assen en allen, die aan de Synode hebben meegewerkt.

Ds H. W. Laman en Prof. Dr H. H. Kuyper richtten dankwoorden tot den praeses.

De praeses ging hierop voor in een aangrijpend smeekgebed, waarna de Synode te kwart na twaalf gesloten werd.

Negentiende Zitting.

Bij afwezigheid van den praeses. Ds K. Fernhout van Vreelajid en den assessor. Ds H. W. Lamen van Assen, beide wegens ongesteldheid, opende de' Ie scriba, 1> G. Keizer, van Rheden-De Steeg, deze zitting. Hij deed zingen Ps. 25:10 en ging voor in gebed.

Bij bet appel nominaal bleken te ontbreken Prof. v. Gelderen, Prof. Honig, Ds Laman — die evenals zijn secundus Ds Gerber ongesteld was — en de heer Bax.

Dr J. Hoek vaii Sc^est, die als secundus van Ds K. Fernhout, den praeses, zitting nam, betuigde door opstaan instemming met de belijdenis.

Van Ds fernhout was een brief ingekomen, luidende:

„Tot mijn groote teleurstelling ben ik door een ongesteldheid, die zich voor 't oogenblik wel niet ernstig laat aanzien, maar volstrekte rust en geneeskundige behandeling eischt, verhinderd ter Synode te komen.

Hoe droef ook de taak is, waartoe Gij' thans bijeen zijt, het 'doet me niettemin leed niet in uw midden te fcimnen zijn. Zijt verzekerd broeders, dat ik in den geest bij' u ben en voor v> afbid de leiding en de sterkende genade des H. Geestes, die we dusver bij al onzen arbeid zoo kennelü'k mochten ervaren. Mogen' het vermaan en de bede der liefde, die uw daad van reohtsoefening ongetwijfeld zullen vergezellen, weerklank vinden bij onzen broeder Geelkerken en den - kerkeraad van A'dam-Zuid. We hebben dusver hard gewerkt. Nu is het méér dan ooit de tijd van vurig bidden. Verhoore de Heere genadiglijk, en beware Hijï onze kerken voor versoheuring en verbittering. Hij' geve U wij'sheid, kracht en teerheid om in alle dingen te handelen, zooals het den opbouw der kerken dienen, en Zijn Naam verheerlij'ken kan."

Besloten werd op voorstel van den len scriba een secundusassessor te benoemen, die dan als voorzitter zal fungeeren. Met 44 van de 50 stemmen wordt Dr K. Dijk als zoodanig gekozen.

Ingekomen waren een groot aantal stukken:

1e. het reeds in de bladen gepubliceerde van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid. bezwaarsóhrift

2e. een telegram' van K. v. d. Berg ©n W. M. Haaksmi, eveneens reeds uit de bladen bekend, namens een vergadering op 'den 16en Maart in het Concertgebouw te Amsterdam.

3e. een sclirijven van den Kerkeraad der Geref. Kerk te JJtrecht, waarin instemming werd betuigd met het woord, namens de Synode aan de Kerken gericht.

4e. Van P. H., Ouderiing van Amsterdam-Zuid, de Fam. F. H. V. B., W. F. N. van der L-, te Amsterdam, B-dj. V., te 's Gravenltage en C d. B., te Rotterdam, waren bezwaarschriften tegen de besluiten der Synode ingekomen.

Van B., te Rotterdam was een brief van instemming met het schrijven van den heer Punt, van Rotterdam, ingekomen.

Van Ds J. C. RuUmann en Ds P. Ch. van der Vliet, bei(Je Geref. predikanten te Utrecht, was het volgend schrijven ingekomen:

Ondergeteekenden Dienaren des Woords bij de Geref. Kerk van Utrecht, ieder persoonlij'k van heeler harte zich aansluitende bij de in onze .Geref. Kerken gangbare exegese van Gen. II en III en dus de historiciteit van het Paradij'sverbaal in zijn geheel en in al zijn onderdeelen zonder eenig voorbehoud er-kennende:

alsook de bedenkelijke uitlatingen en de onbetamelijke gedragingen van Pr Geelkerken te dezer zake ten strengste afkeurende;

voorts kennis genomen hebbende van de aan Dr G. voorgestelde en voorgelegde verklaring en 'het daarop gevolgde schorsingsbesluit,

verheugen zich ten zeerste over de klaarblij'fcelijke bedoeling 'der Synode om' ie waken voor de handhaving vaii het ongerept gezag der Heüige Schrift;

maar betreuren ten diepste, dat haar uitspraken ruimt» laten voor de onderstelling, dat zü zich zelven en hare uitspraken meer macht en autoriteit zou toesohrijven dan. den Woorde Gods;

waarom zij - er met alle bescheidenheid, maar ook met «len meesten ernst op aandringen, dat de Synode alsnog haar uitspraken nader verklare, in dien zin, dat duidelijk blijke dat zij' de belij'denis appellabel stelt aan de Heilige Schrift, en dat hare decreten en besluiten niet gebjk stelt met de waarheid Gods.

Besloten werd, dit schrijven nader te behandelen. Van H. L. ^Bta der B. te Amsterdam-West, den Kerkeraad van de Geref. Kerk van Zeist, H. v. d. L. van Amsteiraam, C. T., van Arnhem, N., te Lisse, waren brieven, van instemming met de Synodebesluiten en met afkeuring van de houding van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, ontvan^n. [ ,

Behalve de beide eerst© stukken, werden deze ingekomn stukken voor kennisgeving aangenomen.

Prof. T. Hoekstra rapporteerde mede namens Prof. H. H. Kuyper over den laatsten brief van Dr J. P. de Gaay Fortman c.s. THt rapport concludeert:

1e. aan de br. Dr J. P. de Gaay Fortman c.s. te a; nfiwoorden:

a. dat in de zaak Ds G. niet in geding is een, of andere exegese van Gen-. 2 en 3, maar dat het gaat om geloof of niet-geloof aan hetgeen de H. Schrift in deze hoofdstukken als zaken en feiten mededeelt;

b. dat de Synode geen uitbreiding heeft gegeven aan eenig art. der belijdenis, nodi eenig art. aan de belijdenis 'heeft toegevoegd, maar niets anders gedaan dan de uitspraken der belijdenis handhaven;

c. dat de Syno'de in l> etrekking tot - de andere door ten gemaakte opmerkingen verwijst naar de conclusies d.d. 10 Maart, door haar aanvaard in betrekking tot het eerste schrijven van Dr de Gaay Fortman c.s.

2e. Aan Dr J. P. d© Gaay Fortman c.s. mededeehng te doen van dit rapport en van de conclusies der Synode.

Slotzitting.

Tegen negen uur werd de zitting der Synode weer openbaar. Een groot aantal belangstellenden woonden deze zitting bij. Prof, Dr T. Hoekstra las hierop het rapport der commissie, die praeadviseerde over den brief van Ds J. C. RuUmann en Ds P. Ch. van der Vliet. De commissie stelde voor aan deze br. te antwoorden:

ie. dat in de zaak-Dr Geelkerken niet in geding is een of andere exegese van Gen. 2 en 3, maar dat het gaat om geloof of niet geloof aan hetgeen de H. Schrift in deze hoofdstukken als zaken en feiten mededeelt;

2e. dat het naar haar oordeel op een misverstand berust, dat de uitspraken dezer Synode ruimte zouden laten „voor de veronderstelling dat zij zichzelve en hare uitspraken meer macht en autoriteit zou toeschrijven dan den Woorde Gods";

3e. dat de Synode met deze broeders ten volle overtuigd is, dat alle uitspraken der Gen. Synode benevens de belijdenisschriften der kerken ten allen tijde appellabel zijn aan het Woord Gods;

4e. dat zij genoemde dienaren ten overvloede verwijst naar de nadere toelichting van de besluiten der Synode die vanwege de Synode binnen enkele dagen zullen gepubliceerd worden.

Van dit besluit worde mededeeling gedaan aan de dienaren des Woords J. C. RuUmann en P. Ch. v. d. Vliet te Utrecht.

Hiertoe werd met algemeene stemmen besloten.

De praeses — Dr K. Dijk — las hierop het volgend besluit: De Generale Synode, terugkomende op haar besluit van 12 Maart j.l. om Dr J. G. Geelkerken voor den tijd van drie maanden te schorsen in zijn dienst wegens zijn weigering om de ver-Waring, door de Synode van hem gevraagd, te onderteekenen en wegens zijn voortdurend verzet tegen kerkelijke vergaderingen, wier gezag hij niet erkennen wilde, omdat Dr Geelkerken zich aan deze schorsing niet heeft onderworpen, daarmede getoond heeft in zijne afdwaling te volharden, aan de wettige besluiten der Generale Synode zich niet te willen onderwerpen en tot openbare scheurmaking is overgegaan, besluit thans volgens Art. 80 K.O. hem uit zijn ambt als Dienaar des Woords bij de Geref. Kerken af te zetten.

Mededeeling van dit besluit zal geschieden aan Dr J. G. Geelkerken, aan de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid, de classis Amsterdam en de Particuliere Synode van Noord-Holland en alle Geref. Kerken in Nederland, Bentheira, Oost-Friesland, België en Ned. Oost-Indië.

Over dit besluit werd hoofdelijk gestemd. Alle praeadviseerende leden stemden voor. Prof. Dr S. Greydanus onder het voorbehoud, dat hij niet was voor het 2e argument „het verzet tegen de kerkelijke vergaderingen". Ook alle leden stemden voor. De afgevaardigden van Noord-Holland stemden niet mee, doch conformeerden zich aan het besluit.

De praeses las hierop voor het afzettingsbesluit, luidende:

De Generale Synode van de Geref. Kerken in Nederland, vergaderd te Assen 17 Maart 1926, constateerende dat gij, niettegenstaande de Generale Synode bij haar besluit van 12 Maart j.l. U volgens Art. 80 K.O. voor den tijd van drie maanden geschorst had in Uwe ambtelijke bediening, U aan dit besluit niet hebt onderworpen, maar op Zondag 14 Maart j.l. tot tweemaal toe in de bediening des Woords zijt voorgegaan in de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid;

overwegende, dat gij daarmede openlijk getoond hebt van de gelegenheid, door de Generale Synode Ü gegeven om U te beraden, tot verootmoediging te komen en Uwe afdwaling te belijden, geen gebruik te willen maken, maar integendeel, trots de ernstige vermaning der Gen. Synode, in Uwe afdwaling te volharden ;

van oordeel, dat gij bovendien door U niet te onderwerpen aan het schorsingsbesluit der Generale Synode tot het uiterste zijt voortgegaan in Uw verzet tegen het wettig gezag, dat naar Gods Woord, de Belijdenis in de Kerkorde aan de Kerken in haar meerdere vergaderingen is geschonken, zoodat dit tot openbare scheurmaking in Uwe Kerk heeft geleid;

ziet zich tot haar diep leedwezen genoodzaakt, terukomende op haar besluit van 12 Maart j.l., reeds thans volgens art. 80 K.O. wegens Uw afwijking van de leer onzer Kerken, Uw hardnekkig verzet tegen alle Kerkelijke vermaningen en Uwe daad van openbare scheurmaking in de Kerk des Heeren U te ontzetten uit Uw ambt van Dienaar des Woords bij de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Zonder hoofdelijke stemming werd dit besluit aangenomen. De praeses las hierop het besluit met betrekking tot den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, luidende:

De Generale Synode;

overwegende, dat de Kerkeraad van de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid zijn dienaar des Woords Dr J. G. Geelkerken inplaats van hem te vermanen, zooals zijn plicht was, aan de billijke wenschen der meerdere kerkelijke vergaderingen toe te geven, voortdurend gestijfd heeft in zijn verzet;

overwegende, dat zelfs toen de Gen. Synode van Dr J. G. Geelkerken de onderteekening vroeg van de door de Synode hem voorgelegde verklaring en een drietal Deputaten naar den Kerkeraad zond om dezen te verzoeken zijn invloed op Dr Geelkerken te gebruiken, teneinde hem tot die onderteekening te bewegen, de Kerkeraad geweigerd heeft aan dit verzoek te voldoen;

overwegende, dat toen de Generale Synode in haar besluit van 12 Maart 1926 Dr J. G. Geelkerken voor den tijd van drie maanden geschorst heeft in zijn ambtelijke bediening, de Kerkeraad hem desniettegenstaande gehandhaafd heeft in zijn ambt en Zondag 14 Maart hem heeft laten optreden in den dienst des Woords;

overwegende, dat de ouderlingen daardoor op zeer ernstige wijze tekort zijn geschoten in hun Goddelijke roeping om toezicht te houden op den dienaar des Woords, opdat geen vreemde leeringen worden voorgesteld en de Kerkeraad in zijn geheel zich schuldig heeft gemaakt aan openbare scheurmaking;

besluit de ouderlingen en diakenen, die medegewerkt of zich geconformeerd hebben aan het besluit van den Kerkeraad van 13 Maart om Dr Geelkerken te handhaven in zijn ambtelijke bediening, uit hun ambt als ouderling of diaken te ontzetten, terwijl aan den Kerkeraad van Amsterdam wordt opgedragen met de broeders ouderlingen uit Amsterdam-Zuid, die aan deze openbare scheurmaking niet deelnamen, ten spoedigste tot verkiezen van nieuwe ambtsdragers over te gaan, deze te bevestigen in hun ambt en aldus den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid opnieuw te formeeren.

Mededeeling van dit besluit zal geschieden aan den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, aan de ouderlingen en diakenen, die tot het besluit van den Kerkeraad van 13 Maart hebben meegewerkt, aan den Kerkeraad van de Geref. Kerk van Amsterdam, aan de Classis Amsterdam, de Part. Synode van Noord-Holland en aan alle Geref. Kerken in Nederland, Bentheim en Oost-Friesland, Rijn-Pruisen en Westfalen, België, der Classis Batavia en der Classis Buenos Aires.

Van de adviseerende leden stemde Prof. Greydanus tegen. Van de leden verklaarde Dr W. A. van Es zich aan het besluit der Synode te conformeeren, met behoud van eigen gevoelen. De overige leden stemden allen voor.

De praeses las het besluit, uit de vorige beslissing voortvloeiend, luidende:

Voorts wat betreft de ouderlingen:

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland, vergaderd te Assen 17 Maart 1926, constateerende, dat gij, nadat de Generale Synode 12 Maart besloten had, Dr J. G. Geelkerken volgens art. 80 K.O. te schorsen wegens zijn afdwaling in de leer en zijn voortdurend verzet tegen het wettig gezag der meerdere vergaderingen, medegewerkt hebt aan het besluit, door den Kerkeraad van de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid genomen in zijn vergadering van 13 Maart j.l. om hern desniettegenstaande te handhaven in zijn ambtelijke bediening;

van oordeel, dat gij daardoor Uw plicht verzaakt hebt om toezicht te nemen op de leering der dienaren des Woords, teneinde alles tot stichting der Kerk gericht moge worden en dat geen vreemde leering worde voorgesteld en bovendien U schuldig hebt gemaakt door Uw verzet tegen het wettig besluit der Gen. Synode aan openbare scheurmaking in de Kerk des Heeren;

ziet zich tot haar diep leedwezen genoodzaakt, U volgens art. 80 K.O. als ouderling van de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid te ontzetten uit Uw ambt.

Voor wat betreft de diakenen:

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland, vergaderd te Assen 17 Maart 1926, constateerende dat gij U hebt geconformeerd aan het besluit van den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, genomen in zijn vergadering van 13 Maart 1926 om Dr J. G. Geelkerken in zijn ambtelijke bediening te handhaven niettegenstaande de Gen. Synode hem volgens art. 80 K.O. voor den tijd van 3 maanden geschorst had wegens zijn afdwalingen in de leer en zijn voortdurend verzet tegen het wettig gezag der meerdere kerkelijke vergaderingen, van oordeel dat gij U daardoor schuldig hebt gemaakt aan de zonde van openbare scheurmaking in de kerk des Heeren;

ziet zich tot haar diep leedwezen genoodzaakt U volgens art. 80 K.O. als diaken der Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid te ontzetten uit uw ambt.

De namen van de ouderlingen, aan wie dit stuk zal worden toegezonden, zijn:

K. V. d. Berg, H. Bonda, C. Breevoort, Jb. de Bruin, M. de Bruin, D. van Commenée, P. van Dongen, H. van Dijk, A. de Froe, H. van Gesker, W. van Hartingsveld, P. Hoogewoud, R. van Houten, H. van Luin, P. G. Molenaar, A. Naafs, D. Nucolet, J. J. Pasmooij, G. Prins, W. C. Ristjouw, M. van der Starre, E. K. Talsma, W. G. A. J. ter Haar, J. Veenhof, J. J. de Visser, B. van Waarden, J. H. de Wijn.

De namen van de diakenen, die zijn afgezet, luiden: J. E. H. van der Born, C. J. Bas, C. van Dusseldorp, N. L. Flipse, A. Gerritse, C. de Geus, H. J. Hoogtij, J. de Jong, G. Koster, D. van der Laan, J. H. van der Lichte, J. H. Haan, G. J. Nijenhuis en D. v. d. Plas.

Ook deze besluiten werden z. h. st. vastgesteld.

De praeses deelde nog mee, dat in comité-generaal zijn aangenomen de volgende besluiten, die thans in de openbare zitting worden overgebracht:

1. Indien de Kerkeraad van Amsterdam-Zuid de schorsing niet erkent en toch zich in het kerkverband wil handhaven, dan zullen de Kerkeraadsleden, die zich aan deze openbare scheurmakerij schuldig maken, door de Generale Synode worden afgezet en de Kerkeraad' van Amstardaui worden gemacliLigd om met behulp van de getrouw gebleven ouderlingen en diakenen en het beter deel der gemeente ten spoedigste opnieuw den Kerkeraad te formeeren en dezen in hun ambt te doen bevestigen.

2. Wanneer op andere plaatsen dan te Amsterdam-Zuid de predikantPii of kerkeradeu zich openlijk aan d'3 zijde viii Dr Geelkerken en den schismatieken Kerkeraad mochten stellen, moeten de Classes terstond optreden om hen te vermanen en wanneer zij desniettegenstaande volharden, hen schismatiek verklaren en afzetten.

3. Mocht in een of andere Classis de meerderheid met Dr Geelkerken medegaan, dan moet terstond door het trouwe deel een tegen-classis worden geformeerd.

4. Attestaties, door een schismatieken Kerkeraad afgegeven, mogen door onze kerken niet meer worden aangenomen zonder nader onderzoek.

5. De Gen. Synode benoemt een Commissie van advies, die ook volmacht ontvangt om wanneer elders dan in Amsterdam-Zuid scheuring ontstaat van advies te dienen; voor elk provinciaal ressort zal een deputaat worden aangewezen, die daarbij deze commissie ter zijde zal staan, voor zoover het zijn provinciaal ressort betreft.

' 6. Als leden der commissie van advies worden benoemd Prof. Dr F. W. Grosheide, Prof. Dr H. H. Kuyper, Ds Schouten, Mr Grosheide en Mr de Wilde, terwijl voor de provinciale ressorten worden aangewezen voor: Zuid-Holland (Noord) Dr K. Dijk; Zuid-Holland (Zuid) Ds van Lummel; Zeeland Ds J. H. Telkamp; Utrecht Dr Kaajan; Gelderland Ds Kunst; N.-Brabant en L-imburg Ds Donner; Overijsel Prof. Bouwman; Drenthe Dr Thijs; Friesland (Noord) Ds Klaarhamer; Friesland (Zuid) Ds Koopmans; Groningen Ds Miedema.

7. Er zal een open brief aan alle kerken worden gezonden om ze in te lichten en te waarschuwen voor scheurmaking; deze taak wordt opgedragen aan Ds C. W. E. Ploos van Amstel, Prof. Dr J. Ridderbos en Dr J. Thijs.

De praeses sprak hierop een slotwoord.

Ik heb aan de gevallen besluiten niet veel meer toe te voegen. Ik zou dan moeten herhalen, wat de praeses Vrijdagavond gezegd heeft. En dat is niet noodig.

Ik wil dit uitspreken, dat wij met diep leedwezen tot deze besluiten zijn gekomen. We hadden het graag anders gewild en ruime stof tot danken gehad als Dr Geelkerken het besluit had genomen, zich aan de beslissingen der Synode te onderwerpen.

En toch moesten wij deze besluiten nemen, omdat wij de beslissingen genomen hebben in de wetenschap dat het Woord Gods eischt absolute onderwerping.

Wij gedenken ook aan Dr Geelkerken en de broeders van Amsterdam-Zuid. Het is onze bede, dat God dezen weg mag gebruiken, om hen te leiden tot verootmoediging. Als wij elkaar weer mogen ontmoeten in vrede en eensgezindheid, zal ons dat zijn tot groote vreugde en zullen wij God danken, dat de breuk hersteld is.

Wij leggen zoo de zaak in de hand des Heeren en gelooven, dat God voor Zijn Kerk zorgen zal. .

Besloten werd, de acta dezer zitting vastgesteld worden door het moderamen.

Voorts stelde de praeses voor, de vergadering nog niet definitief te sluiten, maar de Synode te verdagen, omdat allerlei moeilijkheden kunnen voorkomen, die het zouden noodzakelijk maken, weer bij elkaar te komen.

Staande zong de vergadering nog Ps. 90:9, waarna de praeses voorging in een 'innig gebed en te ruim half 10 de vergadering sloot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

De Synode van Assen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's