GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat het voornaamste is.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat het voornaamste is.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en hot is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. 1 Joh. 3:2.

, , Wat wij zijn zullen."

De apostel doelt met deze woorden op de toekomstige heerlijkheid van de kinderen Gods; het volle hemelleven in den staat der volmaaktheid; de zaligheid, die Goid bereid heeft dien die Hem liefhebben; wanneer de dood volkomen zal verslonden zijn tot overwinning, en God alle tranen van de oogen zal afwisschen, en alle dingen zullen nieuw gemaakt zijn.

Die toekomstige heerlijkheid nu, — zegt Johannes — is ons nog niet geopenbaard.

Wij weten er wel iets van. Op. het pad van den Christen valt een enkele straal dier heerlijkheid. En de glans daarvan is zóó schoon, dat het hart

van 'Gods kind in sterk verlangen naar die toekomst mag uitgaan.

Toch is het slechts eene enkele lichtstreep. De volle zon der hemelsche schittering liield God nog achter de wolken verborgen. , , Wat wij zijn zullen", de volkomen ontsluiering van het rijke kindschap Gods, de volledige ontdekking van de heerlijkheid, die Christus voor de Zijnen verwierf, — dat , , is nog niet geopenbaard".

" Hierin is de wijsheid Gods.

Het zou niet goed voor ons zijn, nu reeds den ongesluierden blik te hebben Oip het aanstaande hemelleven. Het zou ons oog zoozeer verblinden, en onze ziele zóó vervullen en vervoeren, — dat wij voor onze tegenwoordige aardsche verhouding in verwarring zouden geraken.

Wij hebben in dit leven onzen weg over 'de aarde te gaan, en met getrouwheid onze taak in deze wereld te betrachben. En daarbij past een gedempt licht. Wel mag en moet 'Gods kind zijn weg hier volgen onder het licht des hemels. Maar God weet in Zijne wijsheid, lioeveel van dat licht Hij ons moet gunnen, en hoeveel Hij bedekt moet houden voor Zijn kind, dat nog op aarde is.

Wanneer ten volle geopenbaard was wat wij e enm a a 1 zijn zullen, dan zouden we verhinderd worden in hetgeen wij thans zijn moeten. En daarbij komt: wij zijn in onzen aardschen staat ongeschikt om de openbaring der hemelsche heerlijkheid te ontvangen.

Bij die hemelsche heerlijk-heid behoort een nieuw lichaam, en een volkomen gereinigd, in alle deugden uitgegroeid zieleleven. Toen Johannes de gestalte van den verheerlijkten Christus voor zich zag, viel hij als dood aan Zijne voeten.

Onze aardsche staat, zelfs' die van een apostel, is niet ontvankelijk voor den rijkdom van het hemelleven. En God, die ook in dit opzicht weet w, at maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn, heeft met de volle openbaring van dat hemelleven willen wachten, totdat het sterfelijke onsterfelijkheid en het verderfelijke onverderfelijkheid zal hebben aangedaan.

Het is daarom nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen.

Maar, — en ziet daar het voornaamste, — „nu zijn wij kinderen Gods".

Daarop valle in dit leven de nadruk.

Het is kennelijk de bedoeling van den apoistel, om, wat wij zijn en wat wij zijn zullen naast elkander te plaatsen, en dan uit hetgeen God ons aangaande die beide geopenbaard heeft, op' te maken wat nu op dit oogenblik voor ons het belangrijkste is.

Wat wij ^vjn zullen — wij willen het overlaten aan onzen God. Hij heeft dat nog verborgen gehouden, en de verborgene dingen zijn voor Hem. Doch wat we z ij n, wat we in dit leven aangaande onze verhonding tot den Heere hebben te weten, hoe wij ons hier Hem welbehagelijk hebben te vertoonen, — dat heeft de Heere ons wèl doen weten; en dat is het voornaamste.

Hierin ligt ongetwijfeld eene veroordeeling van alle onvruchtbaar getwist en nuttelooze_ fantasie over de dingen aan "de andere zijde van den dood en het graE, waarbij men uit het oog verliest, dat men in het heden der genade zich benaarstigen moet zijne roeping en verkiezing vast te maken.

En er ligt eene ernstige waarschuwing in tegen verschillende secten en richtingen, die ijverig bezig zijn in geschrift en gesprek allerlei schijnbaar belangwekkende dingen over het hiernamaals te propageeren, en allen nadruk te laten vallen op wat wij eenmaal zijn zullen; terwijl ze aldus de zielen afleiden van wa't in dit leven voor den mensch het zwaartepimt heeft uit te maken.

Nu zijn wij kinderen Gods — dat is 'het voornaamste.

Zijn wij kinderen Gods?

Mijn lezer, het zij er u toch om te doen, dat te weten; dat te weten voor Gods aangezicht, in waarachtige 'overtuiging uwer ziel.

Laat dat toch voor u het voornaamste zijn. Wereld, Satan en eigen vleesch willen altijd uw oog daarvan doen afzien, en veel belangrijker dingen, vroom of onvroom, u voorhouden. Maar o, laat u niet bedriegen; en bid toch den Heere, dat Hij het voornaamste u zóó op de ziel hinde, dat ge niet rust voor ge als berouwhebbend zondaar in Christus God als uwen Vader hebt ontmoet, ..en het met al Gods volk zeggen kunt: „Nu zijn wij kinderen Gods".

Wij kunnen somtijds dienaangaande wel in het onzekere verkeeren.

Twijfeling kan onze ziel bevangen, vreeze voor zelfbedrog ons benauwen. De zaak is ook zoo groot. Dat een doemschuldig zondaar een kind zou zijn van den rechtvaardigen God, dat een mensch wiens hart telkens weer tot boosheid geneigd is, den Heilige zijn Vader zou mo.gen noemen, — wie, die deze tegenstelling in zijne ziel doormaakte, heeft niet gefluisterd: Heere, hoe zal dat wezen?

Doch als het ons maar het voornaamst© is, te weten, dat wij kinderen Gods zijn; als het er ons maar waarlijk om te doen is, — dan zullen wij ook daarheen wel doorbreken. Dan zal de Geest ons oog wel leiden, om te zien, dat wij geene kinderen Gods zijn door eenige waardigheid bij ons, doch alleen en volkomen in onzen Middelaar en Zaligmaker Jezus Christus.

„Nu zijn wij kinderen Gods."

Laat dat het voornaamste zijn, 't welk de gemeente des Heeren nastreve. Zij het haar hoogste, zorg om onder alle omstandigheden het kindschap Gods te vertoonen. Dat is de kern van des christens leven. In vreugde en droefheid, in voor-en tegenspoed, in bedrijf en gezin, in leven en sterven, — altijd en in alles het vooirnaamste te zoeken: kind Gods te zijn; onzen God Vader te laten.

Dan moge het nog 'niet geopenbaard zijn wat wij zijn zullen, — maar wie in dit leven het voornaamste zoekt, zal in eeuwigheid het voornaamste hebben.

V. A.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat het voornaamste is.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's