GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Goddellijke en het menschelijke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Goddellijke en het menschelijke.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al wie zich bezig houdt met het onderzoek van het Woord Gods, zal zich steeds voor oioigen moeten stellen, dat de Bijbel is het Woo^rd van 'G-od. Elk onderzoeker, die dat feit ontkent of verwaarloost, komt verkeerd uit, oo.k al kan hij veel bijdragen, om op verschillende punten dat Woord beter te doen verstaan. Goids Woorld', maar, en dit is het tweede, dat geen oogenblik uit het oog mag worden verloren, geschreven door mensohen. Dat Woord is ontstaan door actie van den Greest des Heeren, maar die zich daartoe heeft willen bedienen van den geest des menschen. Zoodat er iii de Schrift dient te worden onderzocht naar het GoddWijte en het menschelijke, die beide in 'haar vereenigd zijn.

Voor de werkzaamheid van den Geest des Heeren, voor den Goddelijken factor, heeft het geloovige Schriftonderzoek steeds oog gehad. Daarvan ging het steeds uit. Maar het andere, het werk van den menschelijken geest, de menschelijke factor, is in vroeger tijd niet altijd even helder verstaan. Eerst in later tijd hebben allerlei o.mstaadigheden meegewerkt, 'dat voor dien menschelijken arbeid aan het totstandkomen der Heilige Schrift het oog al meer open ging.

Maar daarbij zijn we nog niet ontkomen aa.n al de moeilijkheden, die deze wijze van het ontvangen en op' Schrift stellen der Goddelijke openbaring met zich brengt. Gemakkelijk wordt aan een der beide factoren te kort gedaan. Het Modemisme heeft den Goddelijken factor geëlimineerd en den Bijbel opgevat (als een boek van alleen menschelijken oo'rsprong. En ter anderer zijde is het gevaar, dat men voo'r het werk van den menschelijken geest niet voldoende oiog heeft en zoo de Schrift opvat als een boek, geschreven dooT den Heiligen Geest, die daarbij de schrijvers gebruikte als klerken.

•Geen dezer fouten kleeft ons Gereformeerden aan. Het Modernistische Schriftbegripi verwerpen we en eveneens de mechanische inspiratie. Maar een gevaar is er toch oO'k nog voor ons; dat we op een van beide verkee'rden nadruk' leggen; dat we ons van de beteekenis van den menschelijken factor voor het ontstaan der Heilige Schrift niet genoegzaam rekening geven; of 'dat we die twee doo'reenwarren.

Het gevaar van dat laaltste heeft de joiugste geschiedenis ons met voldoiende en ontstellende duidelijkheid geleerd. Men k'an oo-k dwalingen bedekken alleen maar 'door de woorden te laten hooren: opgravingen, nieuwere O'Utdekkingen, enz. Zooveel hebben we nu toch zoo zachtjes aan wel geleerd, dat we met de „resultaten" dter opgravingen, enz. een beetje voorzichtig moeten zijn. Hoeveel, wat voO'r twintig jaar als wetenschappielijk vaststaande werd aanvaard, is nu reeds lang weer opgeboirgen in 'de antiquiteitenkast, omdat het geen feit maax slechts onjuiste hypiO'these en overhaast gevormde meening bleek.

Toch neemt dit alles niet weg, dat de taak ook' der Gereformeerde Theologie blijft, te onderzoe'ken naar-'de beteekenis van 'den menschelijken facto'r bij het totstandkomen der Openbaring Gods. Dwalen en missen mogen nooit moedeloos maken, en allerminst tot gevolg hebben, dat men dit onderzoek maar opgeeft. OnO'phoudelijk hebben we na te speuren, hoe en waar de aanknoopingspunten van den Goddelijken en den menschelijken factor zijn te vinden. En dankbaar juichen we toe alle pogingen, , die gedaan worden in die richting en ons to: t het beter verstaan van het wonder der Heilige Schrift mee kunnen helpen. En ik' geloof, dat wij Gereformeerden vooral deze menschelijke zijde der Heilige Schrift zullen hebbien te onderzoeken. Al is het ook om de heel eenvoudige reden, dat we 'de Schrift beter benaideren van benede^n dan van boven; dat we eerder een antwoord vinden op de vraag, wat menschen en hoe' menschen aan 'de Schrift hebben gewe'rkt, dan opi "de andere vraag, wat Gods Geest er aan heeft gedalan.

Het boekje, dat me werd toegezonden om in deze rubriek te bespreken, is een-'der pogingen, om de Schrift naar haar mensdhelijke zijde te verstaan. Het is het boekje van Prof. Dr M. van Rhijn: „De Evangelisten MARCUS en LUCAS in het licht van het nieuwere onderzoek" i).

Reeds jarenlang heeft Dr Van Rhijn als secretaris der N. G. S. V. zich bezig gehouden met Schriftstudie. Op den Hardenbroéck heeft hij' tijd, gevonden voor ernstige studie, die hij telkens in dienst heeft gesteld van wie 'Gods Wooird beter wilde verstaan. Voor korten tij'd verscheen van zijn hand een populaire studie O'ver „Het Nieuwe Testament in het licht der nieuwere opgravingen". Veel van wat daarin wordt verwerkt, is voor velen bekend materiaal, reeds door Studiën van Deissmann e.a. aan het licht gebracht. Maar Dr Van Rhijn heeft het op uitnemende wijze gepopulariseerd.

Dit boekje is bedoeld als een voortzetting op het juist genoemde. Het ho'udt zich eveneens bezig met w.at het nieuwere onderzoek ons heeft geleerd met betrekking tof 'de Evangelisten, Marcus en Lucas. Om'deze dingen populair te zeggen, daarvoor is Dr Van Rhijn juist de man. Hij schrijft zóó, dat een gewoon mensch er ook bij' kan. Er verschijnen heden nogal eens studiën, die voor niet velen te genieten zijn vanwege him onmogelijke taal. Maar wanneer men iets vah Dr Van Rhijn leest, doet men de wonderlijke ontdekking, dat het ook mogelijk is, wetenschapp'elijke dingen te zeggen in voo'r gewone stervelingen verstaanbare taal. Zijn inaugureele oratie is glashelder geschreven. Evenzooi het bovengenoemde boek. En dit boekje is zóó vlot geschreven, dat geen lezer het anders dan voor zijn genoegen lezen kan. Zulke dingen zijn mij tot grooten troost. Want het brevet van wetenschappelijkheid begO'U ik' reeds te zoeken in . onverstaanbare taal. En de onmogelijkheid, die anders dan met veel moeite en na lang geduld te verstaan, had ik reeds versleten voor een bewijs van geestelijk onvermogen en domheid.

Het is de meiischelijke zijde der door Marcus en Lucas nagelaten "boeken, die Dr Van Rhijn oaiderzoekt. De beide Eyangelisten blijken menschen van vleesch en bloed, ons gelijk. Ze begiixnen te leven voor ons oog. Marcus is de help-er bij den zendingsari leid, de assistent; Lucas is de man der medische zending, die zieken tot zich lokt' op Malta en later waar hij tnet j? aulus door de wereld trekt. Hij is de man, die door zijn dokterslatijn in zijn Evangelie zich als medicus verraadt en die doo-r zijn medischen kijk op de genade en haar heerlijkheid' haar van een geheel bizondere zijde ons laat zien.

Het nieuwe hoek van Prof. Van Veldhuizen over Lukas den medicijnmeester laat dJe dingen breeder zien, ook en vooral van de menschelijke zijde. Maar bü Van Veldhuizen krijgt men gemakkelijk den indruk, ook 5I neem ik gaarne aan, dat het zoo niet is bedoedd, dat de menschelijke zijde te veel op den voorgrond is geschoven. Dr Van Rhijn babbelt niet zoo gezellig. Hij roept nooit een glimlach 0]) de lippen van zijn lezer. Vlot en prettig vertelt hij. En ik geloof, dat hij het daardoor whit. Bij hem komt meer op den voorgrond, dat er samenwerking is geweest tusschear den Geest des Heeren en den geest des menschen. Het is Gods Woord, door menschenhand geschreven.

Vooral dat laatste treedt telkens naar voren: de Bijbel is Gods Woord. Ik weet wel, dat wij Gereformeerden met Dr Van Rhijn verschillen in op-vatting over de beteekenis van deze uitdrukking.

Prof. Van Rhijn is een Ethisch theoloog. Zoodat in zijn publicaties telkens dingen voorkomen, waarmee een Gereformeerde het niet eens kan zijn.' Ook alle« wat in dit boek staat, onderschrijf ik niet. Maai*hij staat tamelijk objectief tegenover de < tingen. Hij heeft vele feiten verzameld, waaruit blijkt, dat de Bijbel het Woord is van God; dat het gelijk in geschillen jaan de zijde van den Bijbel is., ' •

\'ooral in het gedeelte, dat over Lucas handelt, komt dit telkens uit. Lucas is jarenlang door de critici beschouwd als iemand, wiens geschriften met fouten doorspekt waren. Vooral omdat hij blijk gaf, veel historischen zin te bezitten, en nu keer op keer werd , , aangetoond", dat hij onjuiste gegevens verschafte; dat hij niet de rechte kennis der feiten bezat, of dat hij zich vergiste — of dat hij de feiten omboog. Wie herinnert zich niet uit zijn jeugd, dat bij de Kerstprediking over Lucas 2 telkens langere of kortere beschouwingen gegeven werden, om te beredeneeren, hoe het nu wel eigenlijk zat met die eerste beschrijving, en met dat stadhouderschap van Cyrenius? Waiït naar wetenschappelijk was aangetoond en vaststond, was het niet zoo, als laicas zei.

Wie nog eens een ouden kommentaar opslaat over dit bekende stuk, hoort beweringen in naam der wetenschap geuit, waarover ieder nu glimlacht. In een kommentaar b.v. van 1838 2) wordt eerst een lange opsomming gegeven van allerlei voiorgestelde pogingen tot oplossing dezer moeilijkheid. En daarna is de conclusie van De Wette: „Men moet daarom een geheugenfout van Lucas aannemen met betrekking tot Quirinus, óf het geheele feit dezer beschrijving als onhistorisch verwerpen". En dat laatste acht De Wette dan nog het meest waarschijrüijk.

.Vlaar in de laatste jaren is in deze beschouwing over den met scheldwoorden overladen historicus Lucas een radicale verandering gekomen. Vooral door de ijverige oiiderzoekingen van William Ramsay, die bij opgravingen gewichtige ontdekkingen deed. Hij begon met eerst evenals ieder fatsoenlijk geleerde van zijn dagen in Lucas niet het minste vertrouwen te stellen. Maar toen hij' Paulus na ging reizen door Elein-Azië, en toen hij door zijn opgravingen allerlei merkwaardige vondsten deed, kwam hij slag op slag to-t de"verbijsterende ontdekking, dat het gelijk aan de zijde van den algemeen gesmaden Lucas was. Lucias bleek hem een man van buitengewone nauwkeurigheid en van wetenschappelijken zin, die data en feiten en toestanden veel beter bleek te kennen dan zijn hedendaagsche critici. Schitterend is hij in de laatste jaren gerehabiliteerd.

Deze en soortgelijke dingen zijn het vooral, die Prof. Van Rhijn in zijn boek vermeldt. Van de onderzoekingen van Ramsay in diens prachtig boek over de nieuwere ontdekkingen in verband met de geloofwaardigheid van het Nieuwe Testament heeft hij ook hier een dankbaar gebruik gemaakt en ze goed gepopulariseerd.

Zooi is de lezing van zijn boekje een genot. Om prettig iets te lezen over de beide behandelde Evangelisten. Om van hun leven en personen iets te hooren. Om den menschelijken factor der Heilige Schrift beter te leeren verstaan. Maar ook om daarin te zien, dat de Bijbel toch is het Woord van God.

• Er zijn onder ons menschen, die soms het vervelende gevoel over zich voelen komen, dat de Bijbel het toch tegenover de nieuwere ontdekkingen niet al te best houden kan. En als ze dan hooren van Oostersch licht, van antieke beschouwingen, die wij niet meer voor onze rekening kunnen nemen, van nieuwere opvattingen, die zich baan breken — dan is het hmr soms, als voelen ze het oude fundament, waarop zij met hun vaderen staan in leven en sterven, wankelen onder hun voeten.

Zoo' komt er een gevoel van onzekerheid en twijfel over velen. En dat kan niet anders dan ontmoedigend en op den duur verwoestend zijn. Satan begint altijd met de twijfelvraag te doen opkomen in de ziel.

Boeken als dit zijn daarom zeer aan te bevelen. Ze plaatsen de schrijvers midden in hun tijd. Ze toonen, dat het menschen zijn geweest van vleesöh en bloed, van gelijke beweging als wij. Marcus is volstrekt geen heilige geweest, ook al heeft hij ons een Evangelie nagelaten. Zijn conflict met Paulus heeft het wel anders bewezen, zooals oiok door Dr Van Rhijn in het licht wordt gesteld.

En in hun schrijven waren ze volstrekt geen doode werktuigen. Hun eigen persoonlijkheid' kwam zeer sterk soms uit en trad scherp naar voren. Daaraan hebben we het te danken, dat Lucas een Evangelie schreef, van medische termen vol 'en met een medischen kijk op de genade van onzen Zaligmaker. Zoo is er samenwerking van het Goddelijke en het menschelijke geweest in het totstandkomen der Openbaring Gods.

Het lezen van een populair boekje als dit van Dr Van Rhijn kaïr voor velen zeer. goed zijn om meer to leeren zien, , dat de Opienbaring Gods organisch is geschied. Want al is ieder onder ons nu een voorstander der organische inspiratie toch geloof ik niet, dat we er al zijn met het antwoord op de vraag, wat daar onder is te verstaan. Men kan ook schermen met den term „organische inspiratie" en toch min of meer bewust zich deze inspiratie mechanisch denken. De dwaling hebben we afgewezen in Assen, maar op den rechten weg zijn we nog niet aan het eind gekomen. We wandelen nog voort, soms zoekend en tastend.

Maar in dat zoeken en vinden blijkt telkens weer, dat het Woord des Heeren stand houdt tot in eeuwigheid.

C. BOUMA.


1) Uitg. H. J. Paris, Amsterdam 1927.

2) Van W. M. L. do Wette.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Goddellijke en het menschelijke.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's