GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE VERBONDSBESCHOUWING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE VERBONDSBESCHOUWING

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

De verbondsbeschouwing, waarvan hier enkele hoofdzaken naar voren gebracht werden, draagt als elke waarheid, kostbare levenswaarden in zich. In liet inleidende artikel werd reeds opgemerkt, dal in de verbondsleer de meest kenmerkende gerpForiheerde gedachten haar zuiverste uitdrukking vinden; en dat met het verbond zelf allerlei groote' levensbelangen zijn gemoeid. En nu, aan 't, slot, zou het de moeite meer dan loonen, dit nader uit te werken en het verbond in verband te brengen met de praktijk. Vragen aangaande het karakter der prediking, methode van zielszorg, de beginselen van den eeredienst, de beteekenis van den doop voor het geestelijke leven, kerkbeschouwing en kerkregeering, en verscheidene andere belioonlen dan aan de orde te komen. Maar hiermede zouden tegelijk onderwerpen aangeraakt worden, die met een paar worden niet zijn af te maken. Om deze reden moeten al deze kwesties thans Wijven rusten, en kan niet meer dan een enkele opmerking over de waarde en de praktische toepassing der verbondsleer worden gemaakt.

.•Allereerst zij er dan op gewezen, hoe in het verbond de religie, die God ons gaf, het zuiverst wordt bewaard en beleefd. Wanneer wij van religie spreken, , moet op verschillende zaken worden gelet.

Het komt er in de religie vooreerst op aan, dat daarin zulk een gemeenschap tüsschen God en mensch tot stand komt, dat bij de grootst mogelijke innigheid toch het onderscheid tüsschen beiden, niet wordt uitgewischt. God mag niet aan den mensch en de mensch mag niet aan iGod worden opgeofferd. Er mag evenmin vermenschelijking van God als vergoddelijking van den mensch plaats vinden. Zoowel het gevaar van pantheïsme als van creatuur-vergoding moet vermeden.

En aan deze eerste voorwaarde voor alle religie beantwoordt al aanstonds het verbond. Dit brengt een gemeenschap tüsschen God en mensch, die aan den genoemden eisch voldoet. Het wezen Gods v^loeil hier niet in het schepsel over, evenmin als ei-met den mensch een soort apotheose plaats heefi. Hoewel de hoogst denkbare eenheid tot stand komi, blijven, zij toch beiden, die zij zijn, omdat de band tüsschen hen door een verbond, d.w.z. door een relatie van door-en-döor geestelijken en z e d e 1 ij k e n aard wordt gevormd.

Bovendien moet na den val, de religie — zal ^ aan het schriftuurlijk ideaal beantwoorden — "og andere gevaren vermijden. Zij moet de harmonie _ wezen tüsschen twee schijnbaar elkander uilsinitende waarheden. Zoowel onze volstrekte af-.hankelijkheid als onze besliste verantwoordelijkheid en vrijheid; zoowel de souvereiniteit der genade als de redelijke en zedelijke natuur des menschen moet gehandhaafd blijven. God en Wensch moeten eenerzijds ' wezenlijk, oneindig onderscheiden blijven; en toch aan den anderen kant geen tegenstelling vormen, maar verzoend tegenover elkander staan.

En ook dit wordt wederom in het verbond gevonden. Er is in de geschiedenis der theologie geschil geweest, of het verbond dupleurisch dan wel monopleurisch was, d.w.z. of in het verbond God en mensch als twee geheel vrije partijen tegenover elkander gestaan en samen onderhandeld hadden en aldus 'deze verbintenis aangegaan waren ; dan wel of God alleen de handelende partij was geweest en Hij Zijn verbond als een beschikking of wet aan den mensch had opgelegd.

Nu is 't merkwaardig, dat het Hebreeuwsche woord berith zoowel de eene als de andere beteekenis toelaat en dat nu eens de idee van verbond, en dan weer die van recht of beschikking overheerschf'^).

En dit is ook geheel overeenkomstig de werkelijke toedracht van zaken. Het verbond heeft allereerst een overwegend monopleurisch karakter. De mensch heeft, vóór den val niet, maar nog veel minder na den val, in zichzelf eenig recht of iets te eischen en te stipr^leeren. Wanneer de Heers tot hem a-fdaalt en '.'i$: zh met hem in ver binding stelt, is - dat louter Zijn welbehagen en genade en arbeid alleen. Maar wanneer deze genadige beschikking Gods over den mensch komt, wordt hij niet vernietigd, doch eerst recht in zijn. volle mensch-zijn gered. Door de genade Gods krijgt de mensch rechten en kan hij aanspraken laten gelden. Als een bewuste, willende, zichzelf bepalende partij begint hij in het verbond' op te' treden, 't Verbond, eenerzijds monopleurisch zijnde en ook blijvend, wordt aan den anderen kant toch ook dupleurisch. God en mensch komen hier beide tot hunne rechten. Zoowel het gevaar van Pelagius als dat van lijdelijkheid is hier gemeden. Passiviteit en activiteit: afhankelijkheid en verantwoordelijkheid, het werk Gods en het werk des menschen zijn hier met elkander verzoend-).

Eindelijk moet religie, zal ze 'dien naam waardig zijn, voor den mensch het leven wezen. Het volle, echte leven met God, met al z'n hoogten en diepten, met eindelooze perspectieven zoowel ruggewaarts als voorwaarts, moet hier voor hem opengaan en hem geschonken worden.

En het is bij dezen derden eisch der religie, dat wederom het verbond ons de vervulling biedt, 't Is mede dit belang, dat de gereformeerden, in onderscheiding van andere belijders, naar de leer van het werkverbond heeft gedrongen. Volgens de •Luthcrschen O'.a. had de mensch, zooals hij door God in den staat der rechtheid' was gesteld, reeds zijn bestemming bereikt en was in zijn toestand het hoogste ideaal verwezenlijkt. Veel toekomst of perspectief ging er voor Adam niet open. Het leven met God was op z'n hoogst een status quo, waarin de mensch moest zien te bestendigen, wat reeds aanwezig was. En in dit betrekkelijk kleurlooze bestaan van den. paradijsmensch naar Luther's opvatting bracht de gereformeerde leer van het werkverbond • diepte en tint, leven en uitzicht. De mensch was er met de oprichting van het verbond nog lang niet. Hij zoit daarin met zijn God nog een heele .geschiedenis doorleven. Als arbeider Gods trad hij daarin op, wiens daad en werk voor de toekomst der wereld en het gansche menschelijke geslacht zouden beslissen. Het verbond, wierp eerst, recht de poorten des levens open ^s'j? 5HSsts? iiiissife''" en ontsloot een levensgang van arbeid en strijd en overwinning en allerlei verandering, totdat ten laatste het eeuwige leven werd bereikt.

En dit gaat, . in gewijzigden zin, door in het genadeverbond.. Men ga ook uit dit oogpunt 'de historie van Israël en het leven der bijbelheiligen na, en men zal ontdekken welk een. rijke, bontafwisselende levensgeschiedenis zij ieder met hun God doormaken. Men lette b.v. eens op een figuur als .Tacob. Wel begint het verbond met de verzekering van. de trouw en genade des Heeren (Gen. 28:12—16) en. wel ligt achter dit verbond de genadige verkiezing (Gen. 2.5:23); maar hiermede is allerminst het einde bereikt doch niet meer dan het begin gegeven. Want in ditzelfde verbond voert de Heere niet minder zijn gunsteling door allerlei smartelijke levenservaringen heen. om hem aan zijn zonden te ontdekken, tot boetvaardigheid en. vergevensgezindheid te bewegen, van zijn karaktergebreken te zuiveren en hem eijidelijk de genade te geven om in vrede te sterven. De levensgeschiedenis zoowel van de kerk in haar geheel als van den enkelen geloovige is een bondsgeschiedenis; een historie waariji de Heero langs vele wcgon. aan den arbeid is, om het al verder te realiseeren; dat Hij de God Zijns volks is en zij Zijn erfgenamen en kinderen zijn; en waarin Zijn trouw en genade het winnen van al de ongerechtigheden en afvalligheden hunnerzijds.

Niet alleen echter de religie, maar ook het z ed e-1 ij k leven wordt in het verbond gered.

Kort geleden is hierover een slecht woord gesproken. Er werd beweerd, dat men, uitgaande v^an het verbond, slechs moraliseer en kan en de kerk van Christus tot een recrutenschool maakt, die men aan de hand van de krij g s art i kei en leert exerceeren voor de militia Christi').

Natuurlijk kan. men dergelijke dingen' alleen schrijven, als men eerst van de schriftuurlijke bondsleer een spotbeeld gemaakt —, maar hiermede tegelijk ook voor zichzelf den eenigen levensbodem voor alle waarachtige zedelijkheid ondergraven heeft.

.Het verbond is toch geen dood ding, doch .een levende relatie, waardoor wij in de allerinnigste betrekking met God staan; en waar zal dan .heiliger en christelijker gelee^fd worden dan waar dit verbond wordt gerealiseerd? Juist buiten het verbond wordt gemoraliseerd en is eigenlijk geen echt zedelijk leven mogelijk. Zegt het doopsforulier niet, dat juist doop en verbond vennanen en verplichten tot een nieuwe gehoorzaamheid, ot het verlaten der wereld, het dooden onzer ude natuur en het wandelen in een godzalig even V En is het niet doorloopende schriftleer, at alleen in het verbon'd een nieuw, godvruchtig even mogelijk en aa.nvankeli: ik bereikbaar is? Hoe ou het anders?

In het verbond wordt de eenige bron van het edelijke leven, ontsloten: de genade Gods, die an alles vooraf gaat, de wedergeboorte en de emeenschap met God in Christus door den Heiigen Geest. In het verbond wordt voorts het arakter van het zedelijke leven zuiver verlaan en verwezenlijkt. Hier wordt niet gemoraiseerd of gedrild tot uitwendige levensgewoonten. aar hier wordt van binnen uit tot openbaring n ontplooiing gebracht het beeld van Hem, naar

A¥ien. wij herschapen zijn. En in het verband wordt ook de omvang of de grens van het zedelijke ieven juist getrokken. De godsdienst omvat onze heele existentie. De wet der tien geboden, die in het genadeverbond wordt gegeven, zondert niets uit en. omspant alle verhoudingen en gevallen van het menschelijk bestaan.

Mijn laatste opmerking is van nog practischer aard en spreekt in verband met het verbond over het geloof.

Men hoort soms het bezwaar, dat de verbondsleer en een verbond-matige prediking valsche gei'iistheid kweeken, 'onbezorgd maken voor de eeuwiglieid en de zielen met een ingebeelden hemel ter helle doen gaan. Zelfs werd de voorstelUng gegeven, dat de gereformeerde verbondsbeschouwing insluit, dat de gedoopte kinderen door een logische conclusie uit het verbond en den doop tot hunne zaligheid besluiten; en hier tegenover werd dan het voorbeeld van David gesteld, die niet bij conclusie, getrokken uit het in-het-verbondgekozen zijn, maar, door persoonlijke beleving en onderwerpelijke bevinding het verbond leerde verstaan *).

Onschriftuurlijker en tegelijk ongeestelijker voorstelling is haast niet denkbaar. Het verbond is juist niet een Ijeschikking Gods, die den mensch onwetend en onwillens blijft meesleepen, doch in den vollen zin een verbond, waarin de mensch weer tot een vrije en zelfstandige partij gemaakt wordt en aldus ook optreden gaat. Het verbond spreekt uit, dat er t w e e zijn; en dat, wanneer deze twee. God en mensch, niet op eenige wijze saamgebracht zijn, er ook geen verbond bestaat. En voorts weet ieder die eenigszins met de Schrift op do hoogte is, dat het verbond subjectief gerealiseerd wordt, niet door een logische conclusie; strikt genomen ook niet door de bevinding of ervaring, maar alleen, in den weg des geloofs. De Schrift bindt de zaligheid nergens aan een verstandelijke gevolgtrekking, doch overal aan het geloof. Er is voor ons geen kennis van — en geen toegang tot de geestelijke wereld of eenig onderdeel daarvan, en dus ook niet tot het ver-' bond, dan wederom door ditzelfde geloof.

Uit deze bekende waarheid vloeit voor de verbond spraktijk o.a. het volgende voort.

Allereerst blijkt hieruit, dat er nergens minder gevaar voor valsche gerustheid bestaat dan in het verbond en bij een verbondmatige prediking. Geestelijke zorgeloosheid is-eerder te verwachten, waar het verbond weinig of niet — dan waar het wèl gepredikt wordt. Zoolang de mensch met zichzelf wordt bezig gehouden, is alles nog mogelijk. Maar waar de bajid tusschen God en ons door het geloof op het allerinnigst wordt aangelegd — en dit is toch het verbond pas! — moet de mensch .al zijn bedriegelijke steunsels en de drogredenen van zijn hart varen laten en. zich onvoorwaardelijk overgeven aan de genade Gods in Christus alleen.

Voorts wordt hiermee een uitweg gewezen voor een innerlijke moeilijkheid, die zich telkens voordoet. Het kan een oogenblik den schijn hebben, alsof na het vraagstuk, dat in het vorige artikel besproken werd, het verbond zijn zekerheid en zijn. troost voor ons verliezen moet. Indien zij toch niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn; indien verkiezing en doop elkander niet geheel dekken komt dan ten laatste toch weer alles niet onzeker te staan; en wat waarborg is er dan, dat voor ons persoonlijk de doop en het verbond inderdaad beduiden, wat er in.'t algemeen van beleden wordt?

En in dit zielsconflict helpt wederom het geloof alleen. Wie geloovig op zijn doop ingaat, ziet deze moeilijkheid verdwijnen en heeft er voor zichzelf geen hinder meer van, dat doop en verkiezing niet samenvajlen. Dit ondergraaft zijn zekerheid, die juist van het verbond uitgaat, op 't minste niet. Het is zeer ongeestelijk te meenen, dat de vastheid en de troost van het verbond te bewijzen of te genieten zouden zijn voor het ongeloof van ons hart. De zekerheid van het verbond kan alleen door het geloof worden, verstaan.

En hiermede is eindelijk ook een zeer belangrijk beginsel gegeven voor de beschouwing onzer kinderen en voor de behandeling van allerlei döopskwesties. Zonder geloof komen wij ook bij hen niet klaar. Men versta dit echter goed. Niet klSüt' het lot der kinderen van het geloof-huanériölicMëil afhankelijk is en alsof dit Idatste'idvfêr'Mnnö'tóölig-" heid beslissen zou. Maar wel in dezen zin, dat wij de realiteit van het verbond en de beteekenis van den doop ook voor onze kinderen niet anders dan door het geloof . zien en genieten kunnen.

Dr G. Vos heeft er op gewezen, dat nu de refoi'matie de oudere theologen onbeschroomder te werk gingen in de individualiseering en algemeene toepassing van de bondsbelofte, wat betreft het zaad der geloovigen, dan de latere =). En dit hing ongetwijfeld met het geestelijke levensniveau in dien tijd samen. Toen de kerk uit de volheid des geloofs leefde, had ze ook geen doopskwesties en durfde zij van de kinderen der geloovigen groote dingen te belijden. Het ging haast van nature. De aard van het geloof bracht dit vanzelf mee.

AVanneer wij echter tegenwoordig zooveel doopskwesties rijk zijn; wanneer wij niet meer vol en vrijmoedig durven te aanvaarden wat het Woord Gods leert over de kinderen der geloovigen; wanneer men zelfs in christelijke kringen er toe over gaal om hen feitelijk buiten het verbond te plaatsen, door voor hen niet meer dan een algemeene aanbieding des evangelies te hebben — dan is dit als een ontzaglijk geestelijk decadentie-verschijnsel aan te merken. Dan is dit ontroerend bewijs, dat zelfs binnen de christelijke kerk het ongeloof sterker is dan het geloof en de dood het wint van het leven.

Het is een tegenwoordig te veel voorkomende fout, dat wij bij kwesties over den kinderdoop of bij de beschouwing van onze eigen kinderen ons standpunt nemen buiten of naast liet verbond; dat ^vij a.h.w. .van buitenaf tegen het verbond aankijken en dan begimren te vragen, hoe dit is en dat mogelijk kan zijn.

Maar aldus is de weg Gods en aldus is ook bet erbond niet. Het verbond — zal 't echt verbond ijn — vraagt, dat wij zelf geloovig er midden n staan en leven; £n wie daar staat, verleert l zijn ongeloovi'gheden en gelooft ook en moet elfs gelooven, alles wat het Woord en het verond hem ook aangaande de kinderen, te gelooen beveelt.

E. D. KRA.VN.


•1) A. B. Davidson, art.i Covenant in Hastings' iSncyc!. o£ he Bible I, 309—510. l

2) Bavinck. Dogmatiek P 611—614, III-208—213.

3) A. M. Berkhoff, t.a.p. blz. 27—28.

4) A. M. Berkhoff, f.a.p. blz. 27—28 en 13.

°) ï.a.p. blz. 53.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

GEREFORMEERDE VERBONDSBESCHOUWING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's