GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHODW.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Niet van ons stuk".

Ds S. P. Venneer schrijft ia „Overtoomscbe Kerkbode":

We latem ons door deze gereformeerde critiefe ni'st van ons stuk brengen; integendeel.

Volkomen juist. „De bewijzen zijn ervan".

'Want wat de leer betreft: men kan iemand alleen maar „van" zijn stuk brengen, als hij „op" zijn stuk staat: hetgeen den geestverwanten van ds S. P. Vermeer juist ontbreelct;

en wat de levens houding betreft: het eetnige', wat •deze houding typeert is: niet van het stuk der stukloosheid af te gaan.

De mensch van dezen tijd en de religie.

Dr C. E. Hooykaas schrijft in „De Stroom" (vrijzinnig) :

Dw wereld — en bij de wereld zijn ook de kerksche raenschen, de doorsnee-Christenen inbegrepen — gelooft er niet in, en rekent met een Ooirdeel in het critieke oogenblik der toekomst niet.

Ziehier evenveel winst als verlies.

W i n s t. Want een godsdienst dor angst heeft geen schoonheid. En een zedelijkheid uit vrees mist waarde. Als ik het goede moet doen omderwille van het hiernamaals, is het niet goed moer, als ik het kwade laait uit vrees voor het oordeel, ben ik enkel laf. Ik heb eens ©en man op een vergadering liooren zeggen: „Wanneer ik niet in het hiernamaals geloofde, dan zon ik er nu maar op los leven". En hij verdiende het niet malsclie bescheid dat hij kreeg: „Ik geloof dat God uw deugdzaamheid verachten zal". Dat de modern© menscliiheid de angst voor den God der Wraak verloren heeft, is winst.

Toch - is er onmiskenbaar ook verlies. Want 'de gehééle Godsgedachte is verbleekt. Dat is toch zoo ? wij mogen ons dit niet ontveinzen; allermuist mogen kerksche Christenen zich dit ontveinzen. Al zijn de atheïsten, de god-loochenaars zeldzaam, even zeldzaam zijn 'de vromen voor wie God een bijna tastbare en aanschouwelijte werkelijkheid gebleven is. Onze tijd is zeer, zeer arm aan sterk uitgebeeld, levend en bewegelijk geloof. Onze tijd is een tijd van religiense belangstelling en allerminst van een leven-uit-God. Wie spreelrt nog van God, wie, dan een dichter en een dominee? De dichters leest men niet en men wordt stil als er een dominee voorbijgaat. Zoo vreemd zijn wij aan de levende werkelijkheid" van God geworden, wij belangstellende en kerksche menschen van den mode'msn tijd!

Er zijn er, die dit geen verlies achten. Ik acht het we! een verlies, en ik beroep me op uzelf (om niet het gevaar te loopen, stilzwijgend aangehoord te worden terwijl ook ik voorbijloop), op uzelf, die in de onzekerheid van uw hart, verleden maand misschien nog', geklaagd hebt: „je kunt toch wel jaloersoh op een Roomsche zijn". Ik doe een beroep op u, die met tranen in de oogen wel eens gezucht hebt: „ik wöü dat ik kon bidden", maar gij kondet het niet. Ik doe een beroep op u, die verlegen wordt tegenover een andersdenkende, want gij vindt tegenover zijn verzekerdheid, die gij verwerpt, uw eigen religie toch zoot slap, ja compromittéérend slap. Dus ik meen dat men me moet bijvallen. Maar ik zeg voor mijzelf in ieder geval, kortweg: ik heb God noodig. Ik heb niet alleen behoefte aan godsdienst maar ik heb God noodig. Ann ben ik zelf en arm is mijn tijd, als God daarin verbleeld.

Maar ik wil en mag niet klagen.

De politiel< zonder werlcelijkheidszin.

Dr K. Dijk schrijft in „Haagsohe Kerkbode" over e Staatkundig-Gereformeerde verkiezings-actie:

Er is gelogen en gelasterd. Er is gesmaad ' en beleodigd, en, ik zeg het met opzet zoo kras, Gods Naam is ontheiligd geworden door de valsche beschuldigingen, die meai ons naar het lioold heeft geslingerd. D'oor zulk een campagne heeft men stemmien gewonnen, en het is wel in-droe'vig, dat christenen en nog wel gereformeerde christensn zich tot zulke praktij'ken laten verleiden. Wanneer zullen de oogen eens opengaan? Wanneer zal men inzien, dat deze partij een partij is vol inconsequenlies. Men wil van geen verzekering weten, maar verzekert b.v. den predikanten wel emeritaatspensioen. Men is tegen bliksemafleiders en inenting, maar men zorgt wel, dat de zeeweringen in de beste orde zijri. Men verwerpt de sociale wetten, maar men zwoegt wel om z"'n schuren zoo vol mogelijk te krijgen, en diezelfde lijdelijkheidsmenschen voeren den politieken strijd met een activiteit, die doet vragen': zijn dat dezelfden, die alles lijdelijk in Gods hand willen overgeven? Och, mochten zij nog eens tot inkeer komen!

Geen woord te veel.

De heeren Kersten en "'Zandt en consorTen hebben estreden met leugen en laster.

estreden met leugen en laster. Ze hebben gestreden met de oogen toe voor de erkelijkheid.

Dat wil zeggen: ze hebben hun strijd gevoerd met e oogen toe voor God.

Ik vind die god-loosheid het ergste.

Luthersch en Gereformeerd.

Dr A. Kuyper Jr. schrijft lin „Rott. Kb.":

Men hoort tegenwoordig in sommige kringen wel eens de gedachte uitspreken, ©n Ds. Aalders van Amsterdam was daarvan een der tolken, dat het Gereformeerd zijn niet zoo' eng en beperkt moest worden opgevat, dat men ruim, van blik moest zijn, en ook luisteren naar wat in ander© kringen geleerd werd.

Onder die andere kringen werd dan met name genoemd wat door den grooten Luther geleerd was, en wat men bij de Lutherschen gelooft en belij'dt.

Gereformeerden en Lutlierschen zijn dan als ee-n tweelingbrooder geboren in de eeuw deir Hervorming en ze moeten nauw saam blijven leven, en mogen niet zoover van elkander verwijderd blijven.

Natuurlijk is er altoos iets sympatlrieks in dat verlangen naar en in dat roepen om eenheid. Er is metterdaad een eenigheid des waren geloofs, en Wij gelooven en belijden de ééne heilige, algemeenei Christelijke kerk.

Maar dat neemt niet weg, dat het verlangen naar da eenheid niet in slrijid mag komen met do liefde voor de zuiverheid van de leer.

De eenheid is een heerlijlc ideaal, en eens zal het vervuld worden. Maar de waarheid is ons dierbaar, en voor haar racet met trouw gestreden worden.

Voor menigeen schijnt het verschil lusschen Gereformeerd en Luthersch niet zoO' groot. - Ia, als bij den Catechismus over bet Avondmaal gopredilct wordt, dan hooren we wel dat de Lutherschen oen consubstantiatie leeren, waarvan de Gereformeerden niet willen weten. En ook als over het geloofsartikel van de Hemelvaart gehandeld wordt, vernemen wij dat er in den loop der eeuwen wel eenige discussie tU'sschen Gereformeerden en Lutherschen is geweest. Maar daarbij blijft het dan ook, zoo meenen niet weinigen.

Toch is het niet zoo. Meerdere zaken zijn hierbij betrokken, en het geschilpunt ligt dieper.

Reeds als over het Beeld Gods gehandeld wordt, waarnaar de mensch geschapen is, wordt tweeërlei opvatting openbaar. De Luthersche zoekt dat Beeld Gods niet in den heelen mensch, maar slechts in zijn roligieuse en ethische deugden. Hierdoor komt het dat hij alleen in de religieuse sfeer door genade naar de herstelling van het Beeld Gods vraagt, maar dat voor het breed© terrein van het sociale, politieke ©'n cultureel© leven het hem zoo weinig te zeggen heeft, dat de mensch beelddrager Gods is, en hij de heilige roeping heeft het Beeld Gods te vertoonen.

En ook de leer van het Werkverbond, dat God met Adam in het Paradijs heeft opgerichtj brengt een verschil van beschouwing tusschen hen en ons.

De Lutherschen leeren dat Adam in het Paradijs de volle heerlijkheid bezat, dat hij niet hooger kon opklimm-en, dat hij alleen maar verliezen kon wat liij bezat. Zij stellen Adam in het Paradijs voor als een man, die de mate der volkomenheid bezat.

Maar ide Geraformeerden kennen de waarheid van het Werkverbond.' Al wat Adam in het beerlijk Paradijs bezat, was voorloopig en in beginsel. Het moest tot ontplooiing en ontwikkeling gebracht worden. En het einddoel was de zaligheid in het hemelsch Paradijs.

D'at Werkverbond nu stelde Adam voor den ©isch der gehoorzaamheid, o-m de wet Gods te volbrengsn. Deed bij dit dan zou hij daarmede en daardoor verdienen de zaligheid. De formule van bet Werkverbond is: doe dit en gij zult leven.

En nu ziet de Gei-eformeerd© Adam niet in volle lieerlijkheid, als ware hij reeds aan het einde van den weg, maar als beelddrager Gods, levende in het Werkverbond, en staande aan het begin van den weg.

Het verschil tusschen Luthersch en Gereformeerd beperkt zich dus niet tot de Avondmaalsleer en de Hemelvaart, maar wordt reeds openbaar bij de beschouwing van Adam in het Paradijs.

Het genadeverbond heeft geen hoofd; in dit verbond handelt NIET één voor allen.

Er zijn zoo af en toe dingen, die men onthouden moet.

Zoo ook het onderstaande.

In de Christelijk-Gereformeerde Kerk schrijven tegenwoordig ongeveer vijf voorgangers over het genadeverbond. Ieder doet dit weer anders dan de ander. Ondanks deze klaarblijkelijke onverzekerdheid schrij'ft , , D'© Wekker"-redacteur, die tevens in Apeldoorn dogmatisch onderwijs geven moet, het volgende in „De "Wekker" van 12 Jdi 1929:

Er zal moeilijk ééne plaats in onze drie Formulieren van "Eenigheid zijn aan te wijzen, waar Christus het Hoofd van het genadeverbond wordt genoemd, of geleerd wordt, dat dit verbond met de uitverkorenen is opgericht. Wel lezen we in Zoridag 19, dat Christus daai'om ten hemel gevaren is, opdat Hij zichzelven daar bewijze als h e t H o o f d Z ij n e r Christelijke Kerk, door Wien de Vader alle dingen regeert. Wel vinden wij in Hoofdstuk I, Art. 7 van de Vijf artikelen tegen de Remonsti'anten, dat C hr i s t u s Middelaar en Hoofd is van a"lle uitverkorenen, maar wij meenen reeds voldoende aangetoond te hebben, dat dit heel wat anders is dan het Hoofd van .het genadeverbond. Het genadeverbonid |h> eeft geen hoofd. In dit vefbond handelt niet één Voor allen, gelifk dit het geval is in het verbond ider vedossing en 'n het werkverbond. In het genadeverbond is er een persoonlijke onderhandeling van God met den verloren zondaar en vinden - wij', hoe God door en in Christus dien mensch midden in zijne verlorenheid opzoekt, en Zichzelf in al den rijkdom van Zijne heilsbeloften aan dien verloren mensch wegschenkt.

De vetgedrukte ziimen zijn door mij in dezen vorm doorgegeven.

Bestrijding is hier niet noodig. Het komt alleen maar op het onthouden aan.

„Niet één voor allen."

„Geen hoofd."

Als dat geen duidelijke afbuiging is van de OUDE gereformeerd© theologie, dan' weet ik niet meer, wat dan wèl 'daarvan afwijkt.

Komt ervan....

De heer Dr Hendrik Willem van Loon babbelt in „De Groene":

De Kade doet mij plotseling denken aan dat wai'me stille straatje ergens in de Camera. Een rare wereld toch. Dezelfde Beets die dat boek fcon schrijven moest naderhand die ongeloofelijko speech in mekaar timmeren die de Coornvelts aan de vergetelheid onttrokken heeft. Komt ervan als je domme wordt.

Komt ervan, als je over dominees praat zonder kennis van zaken. Komt ervan als je over die speech van Beets praat zonder het debat 'daarover gevolgd te hebben.

„Kennelijke zegen".

DIS Briedé schrijft in Amst. Predikbeiurtenblad:

Daar is een soort vroomheid, die zich — niet onder meer, maar nagenoeg uitsluitend — openbaart jn dankbaarheid. Een helaas oppervlakkige dankbaarheid. „Och, wat is onze lieve Heer mijn leven lang goed voor mij geweest! Ik mag zeggenr mij heeft niets ontbroken. En dat ik het nu op. mijn ouden - dag zoo goed heb! Mijn kind©r©n zorgen best voor me. Allemaal getrouwd en hebben goed hun brood."

In dien trant hoorde ik menigmaal spreken, en dan verheugde ik me met de persoon in kwestie over d© zeg©ningen, waarvan hij of zij zoo dankbaar gewaagde. Maar het was als dominé mijn recht en mijn plicht om na eenigen tijd van dat „dankbaai'" ondei-werp van gesprek af te stappen en over iets. andejis te beginnen. Doch dan bleek maar al te dikwijls, dat er van zonde geen besef, geen spoor van schnldgevoel aanwezig was; dat er geen sprêtke was van een leven uit genade, tenzij in dezen vorm: „hiernamaals? o, dominé, daar maak ik mij heelemaal geen zorgen over. Ons lieve Heertje zal het daarginds wel net zoo goed met me maken als Hij hier gedaan heeft."

Vreeselijfc voor die menschen. Maar... 't is ook wel een beetje de schuld van de kerk, voorzoover ze liet begrip „vloek" heeft weggewerkt en het begrip „zegen" daardoor verzwakt en verslapt. Men kan slechts over zegen spreken in verband met den vloek.

Want wat is eigenlijk „zegen"?

Het antwoord op die vraag is zoo diep als de afgrond der theologie.

Oefening der Godsvrucht.

Ds P. JV. Kruyswijk schrijft in Hilv. Kb.:

Godsvrucht is een heilige gave van " God. Een werk van Gods almachtigen Heiligen Geest in de harten van Zijn volk. Daar is niemand, die een kind van God door Jezus is geworden, of de godsvrucht is in zijn hart ©n in zijn leven. Wij, zien dat niet altijd van elkaar. THet is smartelijk genoeg. Wij zien het vaak niet, omdat onze .oogen niet voldoende geestelijk ontwikkeld zijn, om de godsvrucht bij een ander op te merken. Wij zien het ook vaak niet vaai elkaar, omdat de godsvrucht van sommige kin-'. 'deren Gods diep verscholen ligt in het haxt en moeilijk zich naar buiten vertoont, meestal door een valsche schaamte. Het ergste geval: wij zien het vaak niet, omdat het er niet is. Dan is bekeering tot God het groote wachtwoord.

Maar voor het oogenblik wil ik daarvan niet schrijven. Ook als door het zalig wonder van Gods Genade de Godsvrucht er bij Ü wezen mag en juist djan, moet ze worden geoefend. De oefening der godsvrucht, daarover werd vroeger meer gesproken dan heden ten dage. Het werd ook vroeger meer betracht. Wanneer er veel klacht is in het huidig , christenleven, dat er zoo weinig duidelijke godsvrucht wordt gezien, da, n heeft dat zeker voor een belangrijk deel in dit tekort zijn oorzaak. De oefening der godzaligheid kan niet gemist worden.

Langs twee wegen dringt zich dit onderwerp aan het volk van God op. De eerste noemde ik reeds. Die is het metterdaad schreiend, gebrek aan duidelijk uitgesproken godsvrucht bij veile volwassen belijders, ook bij vele gedoopte jongelui. De andere weg, waarlangs deze zaak zich aan ons opdringt is, dat een groot deel der christelijke wereld zich in onzen tijd juist op deze wijze geestelijk zoekt te sterken. Dat is bijzonder met de R.-K. Kerk het geval. Haar geest el ij ke oefeningen, bijvoorbeeld haar retraites, waaraan in binnen-en buitenland voortdurend tijdschriften, boeken en brochures gewijd worden, zijn van groofe uitwerking. Volgens sommige der zake kundige beoordeelaars is daaraan Voor een groot deel toe te schrijven de sterke positie der R.-K. Kerk in de laatste tientallen van jaren. Is er aan Protestantsche, en ook aan Gereformeerde zijde in dit opzicht niet veel verwaarloosd?

Even later:

Zeker levert dit terrein veel moeilijkheden op. Temeer, waar er bij mijn weten van onze zvj de laatste tientallen van jaren weinig opzettelijke onderzoekingen aan gewijd zijn. Te wonderlijker is dat, waar er in de Oude-en Middeleeuwsche Christelijke kerk juist zeer veel ziele-arbeid aan besteed is, om de oefeningen der godsvrucht te stellen in een helder licht. Zeker, lang niet altijd op zuiver schriftuurlijke wijze. Er zal diis veel daarvan niet bruikbaar zijn.

Maar deze zaak had ook na de gezegende Kerkhervorming der zestiende eeuw de algemeene belangstelling, oo'k van de allereersten. Hat was b.v. 1664, dat van de hand van onzen groeten Voetius verscheen een lijvig werk, getiteld: Ascetika (d.i. dus: teer der ascese, leer der feestelijk© oefeningen) sive (d.i.: of) Exorcitia Piötatis. Exercitia, d.w.z. oefeningen, en pietas is het Latijnsche woord voor \Toomheid. Dit werk van don grooten Voetius handelt dus rechtstreeks over ons .onderwerp. Helaas is het, voorzoover ik weet, nooit uit het Latijn vertaald, zooda; t, het voor betrekkelijk weinigen sleclits toegankelijk is, Hoe het zij, met dit werk van Voetius is het bestaansrecht bewezen van het spreken over dit ons onderwerp, ook binnan den, Gereformeerden kring; het is geen Roomsch insluipsel, het is een zuiver schriftuurlijke zaak, als ze maar recht verstaan wordt en recht beoefend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's