GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSGHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSGHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Datheen en ds Kersten.

„De Waarheidsvriend" (red. ds M. v. Grieken) schrijft een recensie over het jongste geschrift van oazen ds J. V. d. Sluis. Ik citeer:

Men weet, dat ds G. H. ICersten, te Rotterdam, bij d« opening van eene bijzondere lagere school, de Petrus Datheen-school genoemd, breed uiteengezet heeft waarom het Bestuur dien naam gekozen heeft, waarbij tegelijk niet meer en niet minder betoogd werd dat Petras Datheen zoo ongeveer iemand als de Oud-Gereformeerde dominee Kersten is ge^ weest, waarom ds Kersten ooik gaarne op Dathoen wijst als voorganger en geestverwant.

Nu heeft ds Van der Sluis over Datheen en de Oud-Gereformeerden een breede studie gegeven, om te doen uitkomen dat er zeker punten van overeenkomst zijn — waarover dan gehandeld wordt — maar dat er ook, wat hst leerstellige betreft, zeker groote verschilpmiten zijn.

Over dien naam Oud-Gereformeerden is men al daidelijk gevallen; men heeft dat beleedigend gevonden. Maar wil men niet inderdaad de echte, oude Gereformeerden zijn, in onderscheiding van de nieuw Gereformeerden? En zijn er in dit verband al niet gekomen: Geref. Gemeenten, Dordtsch Gereformeerde Gemeente, Geref. Gemeenten onder het Kruis, enz. enz.? Is het niet vrfeeselijk, dat men in ons goede vaderland zóó solt met den naam van Gereformeai-d ? Ga eens naar JJsselmonde, Capell© a.d. IJssel, enz., enz., en men ziet tot z'n verbazing dat de dominees uit den grond verrijzen als paddestoelen; ds Grisnigt en ds FoeS', straks ds Van Zon, enz. enz. En natuurlijk is de een nog gereformeerder dan de ander, terwijl men natuurlijk „van God geroepen is" om zich dominee te noemen; met minder kan en mag hei. niet

Temidden van veel meer of minder belangrijke dingen verschijnt de naam van Petrus Datheen den laatsten tijd, bekend uit de 16e eeuw als predikant, staatsman en schrijver. Hij was de man, die een bexijming van de Psalmen gaf, die den Heidelbergschen Catechismus vertaalde, die een der samenstellers was van de fonnulieren, die achter in het Psalmboek staan. Op den loop der dingen, vooral in de Zuidelijke Nederlanden, oefende hij, den krachtigsten invloed. En nu willen de Oud-Gereformeerden, bij monde van ds Kersten, beslag op hem leggen, zeggende: jDatheen was als wij en wij zijn als Datheen!

Ds Van der Sluis herinnert dan aan onderscheidene dingen van Datheen, c.s. Zij hebben de wetenschappeUjko opleiding tot het predikambt bevorderd vanaf het Convent van Wezel, 1568. En de Oud-Gereformeerden c.s. hebben een hoegescliool altijd jgenoemd een domineesfabriek, en die daar opgel-sdd waren, werden' fabrieksdominees gescholden, op bestelling geleverd! Hierin veel meer in den geest van de Wederdoopers levend dan in den geest van Datheen, de Brés en andere voora, anstaande Gereiormeerde Vaderen. De Wederdoopers verwieirven de wetenschap en veroordeelden alle opleiding tot het ambt; de Heilige Geest alleen moest het doen. Een man als Carlstadt, hoogleeraar te Wittenberg, meegesleept door den geest van de Wederdoopers, ging in de huizen der burgers en vroeg aan de eenvoudigen wat de uitlegging van de Schrift was, want wat 'God voor „de v^rijzen en verstandigen" had verborgen, dat had Hij aan de „kinderkens" geopen-. haard! Alle studie was uit den boozeü Rechtstreeks van God alle .wijsheid verkrijgen — was de weg. In de 18e eeuw kwam die geest van de Wederdoopers, waarvan Luther, Calvijn, Datheen, de Brés en onze Gereformeerde Vaderen niets moesten hebben, in den kring der Piëtisten in Nederland naar voren: en Theologische kennis werd genoemd een geheel van „winderige wetenschappen", „schilderijan van zaken en schimmen der hersenen". Men maakte onderscheid tusschen de aardsche en de hemelsche academie, en men sprak het onomwonden uit dat de Dienaren des Woords in gezelschappen der vro^ men de ware wijsheid moesten opdoen; want daar zitten „de kleyne professors", zooaJs Schortinghuis zfl noemt. Die geest zit nóg in de kringen van de Oud-Geireformeerden, waar 'het ^, preeken" moet zijn „uitgieten van het gemoed" en waar door niet weinigen met minachting gesproken v; ^ordt over het lichte brood van de dominees, enz. Men moet vele „pre^ dikanten" van Vrije Gemeenten — en zelfs wetenschappelijk geoefende predikanten, die de oefenaai'S uit de Vrije Gemeenten willen nadoen — maar beluisteren en men bemerkt 't aanstonds, dat de studie niet in eere staat en „het spreken naair de meaning deis Geestes" openbaar wordt in ordeloos geklets, waarbij men zich 't liefst uit in platte en ongekuischto taal, om z.g.n. de eUende te beschrijven, enz.; waarbij het opvallend is, dat er in zekere kringen een geest openbaar wordt, om te getuigen dat dat toch maar de ware dominees zijn!!....

In de kringen van de Gereformeerde Kerken — van de Afscheiding 'in 1834 en van de Doleantie in 1886 — heeft men een wetenschappelijke opleiding, maar de menschen van de Vrije Gemeenten scholden en schimpen zoo gaarne op dominees, die gestudeerd hebben. En dat is niet naar den geest van Datheen.

Nu zal men zeggen: ds - Kersten heeft nu ook een Theologische School geopend. Ja, wetenschappelijk is dat nog niet. Ds Kersten heeft zelf ook niet gestudeerd. Maair vele menschen vinden die School, die meer naam dan daad nog heeft, ook al uit den booze. Terwijl, wanneer het werkelijk wetenschappelijke opleiding moet worden, zooals onze Gereformeerde Vaderen dat in het voetspoor van Calvijn begeerden, ja, dan moeten de kinderen van ds Kersten zelf ook naar het Gymnasium en dan moet de Theologische School worden zooals _de bestaande Hoogescholen met studie van Hebreeuwscli, Grieksch, Latijn - de talen van de Heilige Schrift en van de wetenschap - en dan moet 't radicaal anders worden in de kringen van de Oud-Gereformeerden dan het nu is. Dan moet het zoo worden, dat ide menschen en de oefenaars van de Vrije Gemeenten er om lachem, om er minachtend den banbliksem over uit te werpen.

Het vraagstuk van de algemeene genade komt dan ook aan 'de orde; de wetenschap, de kunst, de muziek, enz. enz. Wat altijd „zonde" genoemd is en wat met de schandelijkste woorden als „hoerenvoorhoofd" enz. weg geslingerd is, komt dan aan de orde. Zij', die alles als „nieuwighodeni" haten, zullen zich dan moeten bezinnen op velerlei. Calvijn b.v. zegt, dat uit het geslacht van Kaïn niet alleen verkeerde, maar ook goede dingen voortkomen, b.v. het maken van tenten, harpen, orgels en het bewerken van koper en ijzer. En hij zegt, dat de uitvinding van kunsten en wetenschappen en andere zaken, die tot algemeen nut en gomak van het leven dienen, een gave Gods is, volstrekt niet te versmaden, een deugd, alle lof waardig enz.-Die uitvindingen als gaven Gods zijn, zegt Calvijn bij de uitlegging van Gen. 4 vers 20, volstrekt niet te verachten; en het misbruik heft het gebruik niet op.

Naast de kwestie van de algemeene genade en de vraagstukken van het algemeene leven, komen dan de aangelegenheden van doop, belijdenis, avondmaal, niet minder van wedergeboorte, geloof, bekeering, enz.

Wanneer vergeleken wordt wie en wat Datheen in de'ze was en men onderzoekt eens. wat in den kring van de Vrije Gemeenten door oefenaars en gemeenteleden wordt geleerd en geliefd is, dan springt het aanstonds in het oog voor ieder, die eerlijk is, dat er een jammerlijke afwijking van de beginselen der Gereformeerde Vaderen valt te constateeren. Hoe akeliger men het daar voordraagt, hoe mooier dat men het daar vindt, en die dan spreken wil naar de grondbeginselen van de Oud-Gereformeerde waarheid, door de Vaderen ons naar den Woorde Gods voorgedragen, die wordt met medelijden aangezien als zijnde een mannetje, dat bij licht getimmerte leeft en wis verloren gaat; geen ziertje genade en geen aasje leven is er te bespeuren. En als men dan bij tijden eens op de dingen wil ingaan, déui trekt men zich — ook predikanten vinden dat tegenwoordig mooi — terug als een slak in z'n huisje en zegt dan, beide handen en tien vingersl over de breedte van het lichaam uitbreidend, dat men er zelf geen kennis .aan heeft.... En dat vindden de menschen dan 't mooist van alles; gelijk er ook al menschen en gemeenten zijn, die 't mooist vinden, als de dominé zóó diep doorgeleid is, dat hij zeU bij de Avondmaalsbediening van verre blijft staan en geen deel neemt, aan hetgeen Sions Borg en Middelaar voorzet aan hongerigen en dorstigen, om arm< i zondaren uit te lokken geheel tot Hem te gaan en uit Hem te ontvangen genade voor genade. Bij de verwarring van geloof en bekeering leeft men 't liefst bij allerlei kenmerken en gestalten, en daar heeft men 't zóó druk mee, gelijk de Roomschen met hun heiligen, dat het er niet aan toe komt om tot Christus te gaan. De Christen is belangrijker dan de Christus, en men zal dan alleen tot Hem uitgaan, om Hem te vertrouwen op Zijn Woord, als men zóóver gevorderd is dat er voor Christus niets meer te doen overblijft!

Hoe breed ook hebben Calvijn en zijn geestverwanten gestaan tegenover.de Lutherschen, zelfs tegenover de Roomschen. Maar 't geslacht, dat onder de bekoring van de Wederdoopers kwam, stond anders. En bel, individualisme en het sectarisme groeit welig, ook in het midden van de Vrije Gemeenten. Van het hooghouden van het ideaal der Katholiciteit der Kerk vindt men niets; integendeel, de een verkettert het liefst den ander, en de splijtzwam werkt in die kringen 't sterkst — gelijk we ook zelfs in het midden van de Hervormde Kerk kunnen opmerken. Aanstonds is ^t oordeel, aangaande een ahtler, gereed: dat het „niks" is.... Men loopt en draaft, den objectieven regel van Gods Woord inwisselend voor het subjectieve gevoelen. En wee u, wanneer men niet voldoet aan „de kenmerken", door „de Ideyne professors" gesteld.

Maar wij eindigen. We zijn bij het aankondigen van deze brochure aan de praat geraalvt. Men leze liever zelf dit boekske en men oordeele. Zeker zijn er ook punten van overeenkomst tusschen Datheen en ds Kersten; in heftigheid, in partijdigheid, in sectarisme als politiek persoon; maar de geschiedenis heeft een oordeel uitgesproken; welk oordeel de menschen, die niet studeeren, natuurlijk als niets achten en het eenvoudige volk weet het niet; maar de geschiedenis heeft gesproken en blijft spreken; en de geschiedenis houdt ons voor, dat wij voorzichtig zullen zijn het verkeerde van onze Vaderen niet na te volgen.

Maar nog eens: men leze deze brochure zelf; het is de moeite waard.

De Waarheid gaat boven alles!

Om een term van ds M. v. Grieken t© gebruiken: dit noemt hij zelf „zijn broeders om de ooren slaan". Enkele opmerkingen veroorloof ik mij:

1. indien ds v. G. protesteert naar den eenen kaat, moet hij het kunnen verdragen, dat ook naar den anderen kant gelijk gescharrel, als ds Kersten zich veroorlooft, veroordeeld wordt in anderen. "Het feit, dat men politiek met iemand samenleeft, behoeft niet te beteekenen, dat men hem laat begaan als hij in 339 theologisch opzicht even zwaar tegen de waai'heid en den wetemschappelijken ernst zondigt als de H.H. Kersten c.s. doen.

2. Als men er voor bedankt, den voorraad van ds Kerstens legenden en drogredenen te prijzen als een arsenaal des Heeren, dan moeten de H.H. Van Grieken c.s. eai anderen ook eens ophouden zelf valsche leuzen in 't leven te roepen tegen de Geref. Kerken. Daji moeten ze ophouden theologische onderscheidingen te fantaseeren, mitsgaders imaginaire argumentaties met „de vaderen", wanneer het erop aankomt, de Geref. Kerken te bestrijden. Want ze helpen daannee ds Kersten zelf aan zijn vooze materiaal. Ds Kersten is heelemaal geen origineele geest. Die is ten deele leerling van malcontente peuteraars, waar hij ze vindt. Naar achtergronden zoeken, dat probeert hij niet. Maar zijn leeraars ook niet.

Wij Gereformeerden hebben zoo veel last niet van ds Kersten. Maar de Christelijk Gereformeerden en ook de groep van ds v. Grieken des te meer. En ten deele krijgen ze daarin hun loon thuis. Als er geen politieke kwesties leven, gaan de menschen, die tegen de Geref. Kerken werken willen, zelf legenden en leuzen in 't leven roepen, die ds Kersten dan weer in onverstand (of erger) later tegen lien zelf keert in de politiek.

Misschien, dat ds v. Grieken en de heeren jn Apeldoorn dat later nog eens begrijpen zullen, als het nog meer mis geloopen is. Misschien dat ze dan in hun hart ook moer tie beteekenis zullen voelen van een poging tot beredeneering van de voosheid van hun eigen anti geref ormeerde-kerkgeschrijf.

Anders vallen zs over 4 jaar nog dieper in hun eigen graf.

Sommige Intellectueelen en de kerk.

Prof. V. Rhijn schrijft in het „Algemeen Weeknlad" :

Wanneer men geregeld let op den gang van het kerkelijke en het maatschappelijke leven, treft het telkens weer, dat het onder de gestudeerden, ruimer: de „intellectueelen", meerendeels afstammelingen uit bepaalde typen Christelijke gezinnen zijn, die bereid zijn op het grootere terrein van Kerk en maatschappij mede te werken. Met slechts enkele nitzonderingen vinden wij hier overal dezulken terug, wier namen terstond heriimeringen aan bepaalde uitgesproken Christelijke milieu's voor den geest roepen. Inzonderheid zijn het degenen uit min of meer vaste Christelijke verbanden, die zich onder de gestudeerden beschikbaar stellen om actief op het gebied van de Kerk, van het grootere sociale leven, of ook van de staatkunde, mede te helpen-

Overziet men nu echter de kaart van óns land, dan valt het aanstonds op, dat er in den laatsten tijd heel wat geestelijke, meer bepaald Christelijikel arbeid, onder studenten en gestudeerden is geschied, zonder dat men kan zeggen, dat dit werk naar verhouding van de daaraan bestede moeite, aan het breedere terrein van bet kerkelijke, sociale en staatkundige leven is ten goede gekomen. De bedoeling van deze opmerking is volstreKt niet te beweren, dat deze arbeid niet in menig opzicht rijke vruchten heeft gedragen. Ook ontkennen wij allerminst, dat er vele der hier bedoelden zijn, die zich op een enger terrein als bestuursfuncties in sociale stichtingen, verdienstelijk maken. Maar het eigenaardige verschijnsel doet zich voor, dat het grootere terrein van het kerkelijke, sociale, en staatkundige leven daar niet de vruchten van plukt, die men er op grond van den inzet van zou mogen verwachten. Men laat het grootere terrein aan anderen over, men neemt zitting in een of ander bestuur van een of andere stichting, of wel: men trekt zich geheel terug, en is voor elke bemoeienis naar buiten volstrekt onontvankelijk.

Vooral op twee grootere terreinen kan dit verschijnsel met den vinger worden aangewezien.

Allereerst op staatkundig gebied.

Het is een niet te weerleggen feit, dat vele christengestudeerden voor het staatkundige leven in ons land niets te beteekenen hebben, omdat zij, soms uit overtuiging, niet zelden echter uit akelig superioriteitsgevoel, het staatknndige leven aan zichzelf overlaten, en in hun geestelijke binnenkamer vanJ de eene murmureering op de andere overspringen, Terwijl men vooral van christen-juristen mocht verwachten, dat zij actief aan de een of andere, rechtsche of linfcsche, partij-organisatie zonden deelnemen, bemerkt men telkens weer dat zij — de juristen zijn niet de eenigen — om de vier jareia noodgedrongen meestal verschillend stemmen, en daarbij hun uiteindelijke stem niet zelden min of meer door het getal der knoopen van hun vest laten bepalen. Anderen snuffelen voortdurend in, allerlei prutspartijtjes, of voelen zich bij iedere stemming geroepen om aandachtig de een of andere nieuwe partij-organisatie te overwegen. Met velen " van • hen gaat het — men boude mij deze vergehj'-, king ten goede — precies als met varkens. Trekt men deze viervoeters aan den staart, dan loopen zij niet achteruit, maar vooruit. Voor alle groote partij-com-"'|)lexen bedanken zij. Komt er echter een nieuw actueel verschijnsel op, dan schieten zij er als de kippen op af, oim zich straks, als de aotueele graantjes zijn opgepikt, weer met den kop in de veeren in hun geestelijk „sans souci" terug te trekken. Met deze .koorddansers naar den geest valt er op het groote terrein van bet staatkundige leven absoluut niets te beginnen. Zij helpen noch Scliokking, noch Albarda, noch Colijn, noch Marchant, of wien ook. Zij critiseeren, en laten intusschen het staatkundige leven aan nieuwe krachten over, waaronder er soms zijn, aan wie men geen enkel verantwoordelijk besluit zou toevertrouwen. Geen enkel.

Precies hetzelfde zien wij echter ook op het grootere terrein van het Kerkelijke leven. Ook hier, waar het om de hoogste belangen van duizenden, van de massa, gaat, houdt men zich rustig afzijdig.

Wanneer onze Kerk alleen uit Christen-gestudeerden bestond, was zij al lang „op de flesch". Eeni-i gen tijd geleden hoorde ik dat een „Chiisten-intellectueel" een predikant in een onzer groote stedeMi

in het aangezicht had medegedeeld: „voor ons type menschen is er hier niemand, dien wij kunnenj hooren". Een heschaaid mensch is iemand, die liet gevoel van een ander ontziet. Met zulke eischen moet men iiaar het schijnt bij zulke Christen-intel-i lectueelen echter niet aankomen. Ik heb Van Dijk, Jonker, mijn vader e.a. nooit één onbarmhartig woord over een predicatie in Groningen hooren uitspreken. Dat kwam doordat zij in de kerk mee leefden, en meebaden. Zij wislen wei, dat er aan menige preek veel onlbrak. Maar zij begrepen ook hoe moeilijk preeken is, dat men als geloovige naar de kerk gaat, en 'daar eschatologisch neerzit. Voor vele christen-gestudeerden is echter ook een engel uit den hemel nog niet goed genoeg. Moesten zij zelf hun geloof uitspreken, dan zou men de onvastheid en het gebrek bij reepen kunnen snijden. Maar wat het groote — en natuurlijk relatieve — terrein der Kerk hen brengt, moet aan duizend voorwaarden beantwoorden, zullen zij er zich genadiglijk .over' ontfermen. Voor zware orthodoxe broeders heeft men witte glimlachjes, maar men vergeet, dat de zeker niet bemiddelde volgelingen van den Baarnschen predikant Kievit f 27.000 opbrachten voor een gebouw, en doet zelf in doorsnede een dubbeltje in de collecte. Ook hier, evenals op staatkundig terrein, laat men de verantwoordelijke posten over aan voor een deel onbevoegden, trekt men zich in zichzelf terug, • en verarmt men tiiet zelden tot ©en zielig critiseerend individualdstje.

Niet het minst ook het laatste is oorzaak, dat jonge menschen, die wat meer van de wereld gezien hebben, geen trek mser hebben om predikant te worden. Het werk onder christen-stud& erendem moet voor negen-tiende door dienaren der Kerk worden verricht. Zeer vele van deze christen-gestudeerden trekken zich echter van de Kerk geen zier aan. Deze komt steeds meer in handen van tro'uwe en toegewijde, maar niet zelden beslist onbevoegde menschen. De Kerk gaat achteruit, en verburgerlijkt. Vele jongens worden daardoor van het predikant-worden afgestooten. Het getal predikanten dat leiding kan geven, neemt af. En ten slotte wordt dan natuurlijk ook het werk onder zoogenaamde christen-intellectueelen onmogelijk.

Even later:

Hoe het komt, dat vele christen-gestudeerden Zoo separatistisch leven? Er zijn allerlei redenen. Ieder Nederlander is van nature afgescheiden. Hij zit het • ld«fst achter de polderdijken of tusschen de boerensloten. In ons mistige land trekt ieder zich ook als het mist op zichzelf terug. Studeeren maakt verder relativistisch, on-daadwerkelijk, ook kieskeurig, soms zelfs hoogmoedig. Het zou ook wel eens ' kunnen zijii, dat men niet meer verrast wordt door de prediking van Gods Koninkrijk en genade in ' Christus. Men houde het mij ten goede, maar ik heb van veel cultuur-Christendom dikwijls een armelïjken indruk. Er wordt over geestelijke stroomingen geboomd, over alles en nog wat geschreven en gepraat. Maar hoe zelden ontmoet men een groep die bewust kan zeggen, dat in Christus het hchÜ over hun leven is opgegaan! Op dit laatste zal het toch echter aan komen, zal er werkelijke geestelijke energie op het groote terrein der samenleving kunnen worden ontwikkeld.

Dit is niet alleen voor de ethischen noodig te weten. i -

weten. i - „Interkerkelijk"?

„Do Rotterdammer" schrijft:

van Chr. Geref. Jon-Morgen jubileert de Bond g(-Jingsvereenigingen.

En er is reden toe.

Want God heeft hem groot gemaakt.

Begonnen als een klein stekje, geplant in zeer lasligen grond, is het geworden een organisatie, dio wel niet haar duizenden telt — hoe zou het ook kunnen! maar die voor de Chr. Geref. jongelingschap van zeer groeten zegen is geweest, gelijk ze onder 's Heeren genadige leiding ook voor de toekomst tot rijken zegen gesteld worde.

Bij de vele goede woorden, welke morgen ongetwijfeld zullen worden uitgesproken, voogt ons blad, dat interkerkelijk is, gaarne ook haar gelukwenschen.

Want naast den Hervonnden en den Göref. Bond, is ook plaats voor den Chr. Geref. Bond.

Dit lijkt ons niet: interkerkellijk.

Dit lijkt ons puur christelijfc-gerefonneerd.

Een christelijk-gereformeerde bond groot gemaakt. zegt: God heeft onzen

Anderen zeggen: georganiseerd misverstand heeft hem groot gemaakt.

Een christelijk-gereformeerde zegt: wij zullen morgen jubileeren.

Anderen zeggen: bekeert u van de legenden en voegt u bij de kerk en bij de waarheid („ieder is schuldig, zich bij de ware kerk te voegen" (confessie!).

Niemand vraagt, dat „De Rotterdammer" partij kiezen, zal, of geen verslagen plaatsen zal.

Alleen maax: dit is niet interkerkelijk.

Dit is iets anders.

Het is de geest van den tijd: als misverstand eenmaal een kerk of partij gemaakt heeft, dan respeoteere men dat en gebruike God als approbatie-middel. Maar dat mag niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSGHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's