GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHODW.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nader antwoord aan „De RoHerdammer".

Wat hier volgt, schrijf ik met tegenzin, omdat het over mijzelf gaat. Maar ik geloof, dat af en toe, als er directe aanleiding voor is, een soort van rekenschap tegenover de cliristelijke conscientie van de gemeenschap omtrent publieke dingen, noodig kan zijn. Niemand zoeke dus in het onderstaande een vrijwillig redeneeren over eigen werk.

Nadat „De Rotterdammer" in het nummer van 21 Aug. eerst gezegd heeft, wat ik reeds citeerde, komt onderstaande vriendelijkheid:

Maar eerlijk gezegd, moet liet ons vaak leed doen, dat een man als Ds Schilder zijn aangeboren scherpzinnigheid week aan week, althans zoo zien wij het, misbruikt in zijn permanenten krijg met de Ghristelijk-Gereformeerde vrienden. Bekeerlingen worden er zeker niet door gemaakt, en overigens ligt er zooveel ander terrein braak. Maar elk heeft zijn hobby. Had Ds Schilder ons niet zulk onbillijk verwijt gedaan, zoo hadden wij hem rustig aan zijn liefhebberij-werk gelaten. En inmiddels hadden wü ons werk van bij elkaar te houden, wat volgens de groote levensbeginselen kan, voortgezet.

In het nummer van 23 Aug. zegt het blad over dien „hobby" nog het volgende:

Wij spraken, toen wij het hadden over den strijd van . Ds Schilder tegen de Ghristelijk-Gereformeerden, in ons blad van eergister, van een hobby. Een hobby is een stokpaardje.

Wij komen er hier op terug, omdat ons gevraagd is, of het wel - verstandig was, dit woord, alsook het woord

liefhebberij, te gebruiken. Misschien, wij willen dit eerlijk erkennen, was het beter geweest, een ander woord te kiezen.

Ik weet niet, wie die lezer is, die den heer D i e m e r (want dat hij schrijft, kan ieder opmaken uit een mededeeling over een reis naar Spitsbergen, als men deze legt naast een door hem zelf onderteekende andere mededeeling over die reis) gevraagd heeft, of bet wel „v e r-s t a n d i g" was te spreken van een hobby. Die vraag van den mij onbekenden lezer riekt mü te veel naar een enkel tactische, alleen maar utilistische redeneermethode.

Neen: men moet den heer Diemer vragen: is het wel geoorloofd, zoo te spreken?

Ik antwoord daarop: het is ongeoorloofd.

En omdat de heer Diemer in het 2e artikel van zijn blad deze eerste uitdrukking niet royaal terugneemt, stel ik hem daarvoor nog altijd aansprakelijk. De heer Diemer heeft geen oonscieritie te (laten) beoordeelen in zijn blad. Ook al is het zeggen van vinnigheden over K. S. door menschen, die zijn argumenten (precies als „De Rott.") laten liggen, nog zoo „interkerkelijk".

Maar wat is overigens de redeneermethode hier?

Om te beginnen: zeer wankel. Vandaag is, wat ik doe, een hobby, er ontbreekt zelfs de achtergrond van blijvenden levensernst achter. Morgen — als de een of ander even de „verstand s"kies van „De Rott." voelt — is 't een onderdeel van „apologetenwerk". En apologeten zijn ongetwijfeld noodig. Er zit ineens ernst achter, er is alleen maar gevaar voor een hobby.

Nu ben ik, volgens den heer Diemer, althans in het hebben van de conscientie - verwant aan een echt apologeet. Hij zegt eerst:

Natuurlijk staat het bij ons vast, dat de e c h t e apologeet wordt gedreven door zijn geweten. Verliest hij echter de groote lijnen uit het oog en wil hij alles vanuit denzelfden gezichtshoek zien, dan wordt het zoo licht het berijden van een stokpaardje. En vervolgens:

Natuurlijk zijn wij er heilig van overtuigd, dat Ds Schilder gedreven wordt door zijn geweten; dat hij aldus meent te voldoen aan wat hij in het onderteekeningsformulier als zijn roeping tegenover zijn Kerken heeft aanvaard.

Maar hoe ter wereld is dat nu te rijmen met de eerst gegeven bewering, dat ik week aan week iets mis^ bruik in mijn permanenten krijg tegen de Chr. Geref. „vrienden"?

„De Rott." draait hier maar waf om de zaak heen. Dat gebeurt meer, als men niets zakelijks te zeggen heeft en een ouchristelijkheid niet royaal wil terugnemen.

Wat voorts dien permanenten krijg betreft, die is maar fantasie van „De Rott.". Want ten eerste is 't geen k r ij g, maar verdediging, afweer. Ten tweede — dit hangt met het eerste samen — is 't volstrekt niet permanent. Ik zelf lieb mijn scripturen over de Chr. Geref. kerk altoos gezien als een werk dat vanzelf afloopt. Als ik door voortdurende controle van de onwaarheden in het betoog van één der Apeldoornsche docenten hem voorzichtig mag helpen maken, zullen die grove onjuistheden en vergissingen automatisch minder worden. En zoodra de Apeldoornsche heeren ophouden aan te vallen, houd ik op met verdedigen. De laatste weken b.v. zwijg ik. Waarom? Omdat de heeren niet aanvallen.

Eigenlijk moest „De Rotterdammer" zich schamen niet zoozeer over het schrijven als over het laten staan. Wanneer misbruikt iemand zijn pen? Als hij niet op de dingen ingaat. Wil de heer Diemer eens zeggen, of ik niet eerlijk antwoord heb gegeven op de vragen van ds Berkhof f en „De Wekker'^ inzake de Synode van 1837? Of ik, als men een kwestie aansnijdt, die, naar men zelf zegt, zijn kerkelijk bestaansrecht voor God bewijzen moet, niet inga op de kwesties?

Wil ik den heer Diemer eens zeggen, wanneer er m i s-bruik zou komen?

Indien ik, om op punt A den dans te ontspringen, op punt, B overga. noemen. De heer Diemer mag mij voorbeelden

Of, — indien ik doe, zooals de redacteur Van der Schuit handelt. Eens kwam deze er toe, publiek een onwaarheid te debiteeren over prof. Honig, inzake art. 36. Toen ik daarna hem daarop wees (uit de Acta) en tegelijk — om alle zekerheid te hebben en de i n t e r 'k e r k e-lijke lucht op te klaren — prof. Honig vroeg, of ik inderdaad goed 'zag, en door hem gemachtigd werd te verklaren, dat mijn (vooraf door hem gelezen copie) de waarheid bevatte, toen heeft deze redacteur zijn onwaarheid kalm laten staan, en zich van God's eischen in dezen afgemaakt met den zin, dat hij zich met loopjongens uit Rotterdam niet inliet.

Dit is maar één staaltje. Een christelijk-gereformeerd man zei onlangs tegen mij, ietwat knipoogend: „je krijgt ze niet aan de praat, man". Ik dacht erbij: dat wist ik wel; en daar gaat het ook niet om. Ik geloof, dat God ze ook niet aan de praat krijgt.

Want ik geloof, dat — om maar die twee gevallen te noemen — Synode van 1837, en prof Honig — de eerste zedelijke eischen van de wet, die een christen heeft te eerbiedigen, dezen redacteur den mond hadden moeten openbreken.

Om van zijn eigen verzuchtingen nu maar te zwijgen. Wil „De Rotterdammer nu aan komen dragen met liefelijke - — maar niets ter zake doende — tirades in de lucht over menschen, die wel eens mooi polemiseeren — maar van wie 't in hun leyen vaak anders heette, zoo gaat het, ook in „De Rott." soms — mij wel. Dat vind ik een verlegenheidsding, een ook al weer niet in g'a an

op de 'kwestie. Wil het blad zijn chr. geref. „vrienden" in hun conscientie sussen, mij ook goed.

Maar laat „De Rott." niet zeggen, dat dat nu een vervulling is van de verheven taak, die het blad zich stelt. Het is alleen maar wat onwezenlijkheid.

En wat doen wij, christenen, tegen elkaar met het argument: „Bekeerlingen geeft het zeker niet"? Zeg dit eens tegen Jesaja, geachte heer Diemer! Christenen werken, meende ik, niet om het succes. Bovendien, wat weet U ervan? Weet U, hoeveel brieven van instemming ik krijg van chr.-geref. zijde? Ettelijke (de laatste ligt nog op mijn bureau). En als ik broeder v. d. Schuit voorzichtiger mag helpen maken, is dat ook geen vrucht? En als ik preventief werk, ten Jsate van eigen menschen, is dat ook geen vrucht?

Werkt ook „De Rott." niet alzoo?

Ik houd nu op; V o 1 g e n d e week slot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's