GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nader antwoord aan „De Rotterdammer".

Er moet mij nog iets van het hart.

„De Rotterdammer", ook de heer Diemer, onderscheidt geen personen van zaken, en geeft daarom een) geheel onzuivere, natuurlijk zuiver-hypothetischa voorstelling, zoowel van bedoeling als van mentaliteit van den polemist, die het blad — thans ineens — niet aanstaat (hoewel hij in een tijd, waalrin zijn polemiek met de Chr. Gereformeerden veel scherper was il an nu, door denzelfden hoofdredacteur is uif^enoodigd tot geregelde medewerking; ik mag dat wel vertellen Lier, omdat, indien de invitatie aanvaaird was, ze toch publiek bekend geworden zou zijn).

Deze merkwaardige; iPfoble.emyerschuiving blijkt b.v. in volgende passage:

Wij hadden pas Jiet genoegen een zeereis mee te maken met een driehonderd geestverwanten, uit verschillende Kerken afkomstig. Wellicht nooit sterker dan bij een dergelijke gelegenheid spreekt het gemeenschappelijke tot ieder. En toch gelooven wij niet, dat bij zelfs één het persoonlijk kerkelijk besef is verzwakt geworden, integendeel, het zal versterkt zijn geworden. De waardeering tegenover de vrienden uit andere Kerken is niet Ideiner, maar grooter geworden. En wij achten dit van groote waarde, en wij konden daarom Drs van Beursen, den voorzitter der Ned. Chr. Reisvereeniging zoo goed verstaan, toen hij dit als een belangrijk voordeel zijner Reisvereeniging naar voren braciit.

Deze zinnen hebben nu letterlijk niets te maken met de zaal; : , waarover hier de discussie begon. Om te beginnen zou de kwestie pas interessant worden, als do Heeren Kersten en Zandt ook op het schip geweest waren. Men kon dan zien, Inboeverre „het gemeenschappelijke" den Heer Diemer met evengenoiemden verbonden had. Want zij werden in zijn blad

— volkomen terecht — bestreden, en het blad werd daarbij gesteund, laat ons zeggen door dominees, zelfs door K. S., die zich wel wachtte dezen beginselstrijd een' hobby te noemen van den Heer Diemer.

Maar vO'Orts: vacantiereisjes zijn prettig, maar gewoonhjk e-en moratorium. Men moet niet uit het twaalfjarig bestand de krijgsregelen voor den SO-jarigein oorlog afleiden.

En dan: meent de Heer Diemer nu werkelijk, dat de mentaliteit zijns schips onvereenigbaar is met mijn polemiek tegen verschillende menschen? Hij kan de tegenstelling tussclien hern en mij op dit punt zichzelf alleen maar' suggereeren; maar dam is dit een ongeoorloofde hypothese, waarop verder een denkbeeldige redeneering gebouwd wordt en in de recensie over mijn ziel wordt ingevlochten. Met zielen heeft in kwesties van geest niemand iets te maken. Wie de dingen niet C'nderscheiden kan, moet niet gemakshalve een ander van hetzelfde euvel poipulair beschuldigen.

Heeft de Heer Diemer in 1929 al eens met ds Kersten gepraat in Spitsbergen-stijl? Ik wel: we zaten genoegelijk samen in één auto. Maar ik heb zijn publieke werk na dien even hard publiek vero'ordeeld als .... 'de Heer Diemor. Spitsbergen —• in een autO'.... Of, om tot de chr. gereformeerden te komen: met één der Apeldoornsche voorgangerea correspondeer ik herhaaldelijk allervreedzaamst. Uitleening en te-geschenkebieding van boeken komt zelfs voor. Met een paar clu: gerei: dominees converseer ik soms allergenoegelijkst, niet alleen, enkele weleen geleden in het buitenland (al was 't niet zoover als Spitsbergen), maaï ook in het binnenland. Met een ander chr. geref. pred. heb ik eeais saamgewerbt, om een chr. geref. kerklid uit groeten nood te redden: drie menschen slechts "vveten daarvan af, f en 'twas juist in den tijd van de scherpste polemiek. En met den Heer Joh., de Heer heb ik aan een tafel gedineerd, en" genoegelijk. Maar op zulke momenten helpen wij den beginselfcirijd niet vooruit. Of liever: wij doen het wel, want we laten elkaar zien, dat we elkaar niet als personen behoeven te haten, om de eer der waarheid tegenover elkander op te houden.

En ixu kom ik meteen, waar ik wezen moet. Het is mijn stellige overtuiging, dat het niet-polemiseeren beteekent : den broeder loslaten. Als de Chr. Geref. kerk door de gereformeerden wordt losgelaten in de polemiek, en zij doet het ons, hoewel zij den Volke verkondigt, dat wij zeer groote dwalingen hebben, dan geven we elkaar wederzijds den Satan over. Waartoe we geen recht hebben, omdat we niet de autoriteit van Paulus en niet de zwakheid van „De Rotterdammer" cns mogen toe-eigenen. Ik heb meer dan eens, rechtstreeks of zijdelings, zoo iets geschreven. Ik heb gezegd, dat het eerste verstand van de bergrede ons verplicht, in de kerkelijke sfeer het klimaat van den oed vast te houden, anders worden wij een huis van Babel. Ik heb geschreven, dat b.v. de Heeren Geelkerken, Wisse, en ik slechts zo'olang elkaar als broeders behandelen, wanneer wij ieder voor zich zweren dat onze apologetische en polemische redenen in den gro'nd waarheid voor God. zijn. Zoodra we dat niet durven zeggen, of erover heen glimlachen in dat vervloekte relativisme, dat velen broederlijkheid, en dat ik ellendig defaitisme noiom, hebben we elkaar onttrokken wat wij als brood, van .piensohen en engelen aandienen.

Indien de Heer Diemer zulke e-xpectoraties, die ik herhaaldelijk publiceerde, niet verkiest te lezen, mij best. Wil hij ze niet, gelooven als eerlijk bedoeld, het staat hem wel niet vrij, maar ik zal er geen woord aan verspillen. Maar hij moet niet andere onderstellingen over mijn bedoelingen geven, wanneer ik zelf motieven en zienswijze Iaat beoiordeelen, en, voor wat de objectieve belijdenis-waarde betreft, ter toetsing overgeef.

„De Rotterdammer" moet niet dra.aien. Eerst werd gezegd: Week aan week misbruik. Volgende keer, voorzichtig: ditmaal niet - tijd en wijze onderscheiden.

Laat „De Rotterdammer" liever zelf eens tijd en wijze onderscheiden in mijn polemiek. Zoodra ik b.v. een rede voor 'de Ned. Chr. Radio Ver. — interkerkelijk! — misbruik voor polemiek tegen dr Geelkerkens groep of tegen de Chr. Gereformeerden, mag het blad mü dadelijk kapittelen. Daar is een interkerkelijke bodem. Ik betreed meer van die bodems, al schijnt de heer Diemer dat alleen van zichzelf te onderstellen, momenteel. Maar is „De Bazuin" sojms interkerkelijk? Of is die heel-kerkelijk? Indien „De Rotterdammer" waarlijk interkerkelijk zijn wil, dan moet dit dagblad zich niet de weelde permitteeren polemiek tussohen kerk en kerk te gaan beoordeelen. Dat doet „De Standaard" ook niet. Wij hebben geen behoefte aan een-'receflsiBrgeestj zooals „De Nederlander” die heeft.

Wil men z a k e 1 ij k spreken, dat kan. Maar een verschil van methode moet niemand maken tot een verschil van ziel (week aan week zijn stompe of scherpe zinnen misbruiken noem ik een gruwelijke, ethische, overtreding voor God).

Want het verschil is er in methode. Als b.v. „De Rotterdammer" meent, zich te moeten mengen in de kwestie van de Geref. Stud. Beweging — ik weet niet of zoo'n adviezendienst interkerkelijk is — dan zegt het blad: de S. S. R. moest het woordeke „Assen" niet uitspreken. Ik beweer: iedereen moet dat woordeke uitspreken, want het ging in Assen om een interessant probleem van Schrift-beschouwing, dat ieder studeerend en christelijk mensch aangaat, van wat kerk hij ook zij. Met den vermoedelijken schrijver van dit artikel zou ik, als ik hem morgen ontmoette, even vroolijk kunnen zijn als ik tevoren was. Maar dit neemt niet weg, dat ik zijn methode van interkerkelijkheid niet deel. Tenzij' men interkerkelijk zuiver opvat als de negatie: geen kwesties behandelen, als nu juist een kerk ze aan de orde stelt'. Maar dan zeg ik toch: dank , d wel. Waarom worden de politieke kwesties interessant, als „De Rotterdammer" ze behandelt? En waarom zou ieder moeten zwijgen over een waarheidsprobleem, als een kerk het aan de orde stelt? Wat zijn de menschen vaak bang voor. de kerk.

Nu komt „De Rotterdammer" ons verzekeren, dat het blad zich tot taak stelt: bijeenhouden, wat volgens de groote levensbeginselen bijeen hoort.

Ik zou, met gelijke munt betalende, kunnen zeggen: Bekeerlingen maakt men zoo niet. Maar ik zeg liever iets anders. Ik beweer, dat polemiek hetzelfde kan bedoelen. Als ik aantoon, dat tussohen Chr. Geref. en Geref. geen noemenswaard verschil bestaat, en dat wat men daarvan zegt niet bestand is tegen nuchter onderzoek, dan heb ik minstens evenveel willen doen voor de eenheid der kerken, als de heer Diemer voor een ander terrein.

Maar als men het klimaat bederft, door van medeh christenen zonder nadere onderscheiding te zeggen: wel gefeliciteerd, hoor. God heeft dat nu allemaal gedaan — om den volgenden keer precies hetzelfde zinnetje te declameeren aan den volmaakt tegenovergestelden kant, dan geloof ik, dat wat het beginsel betreft, Gods naam hier ijdellijk wordt gebruikt — onbewust —; dat, wat de liefde betreft, hier vorm voor wezen geschoven wordt (liefde leeft van onderscheidingen) en dat wat de vruchten betreft, hier geen ejikel positief vruchtje gewonnen wordt. Het eenige zal zijn, dat „de Rotterdammer" abonné's krijgt; dat anderen zeggen: ik bedank, totdat het blad zich onthoudt van approbaties, die den beginselstrijd op niet-politiek terrein voorbijgaan, ' en dat men den GROOTEN'ONDERBOUW helpt optrekken (Gods approbatie over de sp eciaal-kerkelij fce houding) die later leiden zal tot een christelijk-gereformeerdo actie binnen de A.-R. partij, gelijk de Hervormden desgelijks doen. Zoo b.v. is MIJN werk gericht tegen de versplintering op s c h o o 1 g e b i e d. Maar de bedoelde „Rotterdammer"-zinnetjes steunen de ver splintering op dit terrein. Deze „waardeering" sanctioneert b.v. speciaal clu-. geref. scho'len. Ik viiid die onzin. Georganiseeird j; iisverstand. Wie vecht nu voor het bije e'nhiouden? De , ., Rotterdammer"j door God al zoo er bij te halen, zeker niet.

Ireniek, die de waarheidseischen prijsgeeft, loopt straks weer uit op versplintering.

Ik schrijf dit artikel, geheel vreemd aan de stemming van „ik zal hem wel krijgen".

Deed „De Rotterdammer" dat ook? Bleef ze bij het ééne geval waar ik over sprak?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's