GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over bet Gereformeerd karakter der Lijdensprediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over bet Gereformeerd karakter der Lijdensprediking.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III. (Slot.)

Daarom willen wij, alleen om te herinneren aan onzen gereformeerden schat, er op wijzen, dat in de gereformeerde prediking over 'den lijdenden Christus, telkens weer nieuwe diepten zijn te openen, wanneer men met de volgende dingen — waaraan veel andere nog ^rjn loe Ie voegen — rekening houdt.

1. In het gansche lijdensverhaal is God, die Zich in en door Christus openbaart, het eenige onderwerp. AI het andere is aan Hem ondergeschikt. Liever late men een perikoop van het lijdensbericht onbesproken, zoolang men het verband tusschen dit centrum der belijdenis èn het bepaalde deel, waarover men preeken wil, nog niet meent gevonden 'te "hebben^ 'dan dat men ook maar één preek geeft, die op dit punt de profetie uitruilt voor een verkondiging van vrome Ideeën, die men even goed vastknoopen kan aan andere bijbelplaatsen, óf — wij zeggen het expres heel scherp — óf aan profane litteratuur, al of niet religieus aangekleed.

2. In Christus' lijden blijve men erkennen de éénheid van de menschelijke en de goddelijke natuur. De gansche Christus is in Zqn lijden zuiver mensch, rechtvaardig mensch, waarachtig God. Het verband tusschen de twee naturen van Christus, haar onderlinge samenhang, en aanraking, en gemeenschap, Isehoort tot de diepstö mysteriën, waarover de kerk ooit gedacht heeft. Ze zal er ook nooit over uitgedacht raken. Maar, liever niet gepreekt over het lijden, dan dat men althans niet z ó é k e n zou naar de éénheid TJUI den ganschen Christus in al Zijn werk.

3. .Tusschen het „moment", en den „tijd" in Christus' werk erkenne mea een hooge eenheid. De aoristus (de punthandeling) en de imperfecta (de 1 ij n-handelingen^ zijn bij Hem één. En alles is bij Hem een praesens: Jezus Christus doet nog altijd één en hetzelfde ding, ook nu nog, in Zijn verhooging. Al zijn handelingen zijn op elk bepaald óógenblik volkomen harmonisch verbonden met heel den doorloopenden arbeid van Zijn leven op aarde

en in dea hemel, ja, met al de Schriften. Daarom worstelt Hij zelf ook telkens weer met de profetie, in al wat Hij lijdt; en daarom wordt ook de Gees niet moe, telkens weer te wijzen op de vervul ling van de profetie in Christas' smarten. En onze prediking staat voor de taak, het verband te zoeken tusschen het oogenblikkelij ke, dat onze aandacht heeft en heel de 1 ij n der godsopenbaring

4. De eenheid tusschen Christus' lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid worde nooit uit het oog verloren. Het is ongeoorloofd Christus' werk te verknippen in fragmenten, waarin Hij, om zoo te zeggen, illustraties geeft — welk een dwaasheid! — bij het dogma van de lijdelijke gehoorzaamheid, en weer andere fragmenten, waarin Hij ons materiaal zou geven voor het dogma van Üe dadelijke gehoorzaamheid Want in al Zijn werk is Hij zoowel actief als pas sief. De samenwerking van deze twee komt dan ook in het oogenblik van Zijn dood tot uiting — Hij roept met sterke stem, gééft den geest, en sterft. En zoo is het Zijn gansche lijden door.

5. In-verband hiermee zoek© meu ook de eenheid tusschen Christus' woord en daad. De zeven kruiswoorden b.v., maar ook Zijn spreken in de paaschzaal. Zijn bidden in Gethsémané, Zijn toespraak tot de weenende vrouwen, zijn als messiaansche heils-en op enbarings werkzaamheden van hetzelfde gewicht als al Zijn redevoeringen en gelijkenissen, vóór dien tijd gesproken. Zijn zwijgen voor Herodes, Kajafas, Pilatus, is in de zelfde mate wérken, en dan bewust werken, als Zijn lijden.

6. In verband hiermee worde ook Christus bloed niet naar voren gebracht zonder den arbeid van Zijn geest en ziel. Elk© verkondiging van Christus' bloed, alsof dit het voornaamste was in het lijden, doet Hemzelf te kort. Het moge waar zijn, dat de israëlietisehe schaduwachtige of f er-ritus, die op het zichtbare van het offer — het bloed — den nadruk legt, aanleiding gegeven heeft, om het bloed van Christus, als of f er bloed, bizonder accent te geven; maar dit is toch niet juist gezien. Het is wel een waarheid, doch niet de volle waarheid. Het offer onder Israël is het mindere, de schaduw maar het offer van Christus is de vervulling van de offeridee. En daarom is Zijn offer meer dan dat der schaduwen. Het offerbeest, dat onder het Oude Testament zijn bloed gaf, kon zij a geest niet geven, want het dier heeft geen geest. He heeft in zijn bloed enkel „ziel", — naar oud testamentisch spraakgebruik. De persoonlijk heid ontbreekt erin. Doch Christus' bloed wordt door Zijn eigen geest uitgedreven. Men mag daarorh Zijn „dierbaar bloed" nooit aecentueeren zonder gelijktijdig© eerbiediging van Zijn geweldigen geest, die het 'bloed uitgedreven heeft omdat Hij Priester en Offer tegelijkertijd was. „Door den eeuwigen Geest heeft Hij zich Gode onstraffelijk opgeofferd".

7. Het zoeken van parallellen tusschen Christus' menschelijk lijden en óns men schel ijk lijden worde in de lijdenspre dikingi^ als bederf, en als miskenning van het heilige offer, en van den vol maakten priester, geschuwd en opzet télijk teruggedrongen. Want Christus isniet „een" mensch, een mensch onder anderen, met wien wij ons stichtelijk gaan vergelijken. Hij is geen individu, als Catharina van Emmerich, of als mijn oud „moedertje in Israël", dat zoo geestelijk coque is, helaas, maar Hij is B, org ©n Middelaar die in Zijn lijdan den vloek van allen draagt en uit óns lijden den vloek wegneemt. Elke parallel ie tusschen Christus' smarten en de onze, miskent Hem als verbondshoofd, als tweeden Adam, als Borg. Wij hebben niet „ons Gethsémané", en daar zijn geen „Golgotha's in de genade", want Christus' ééne Gethsémané, en zijn ééne Golgotha werkt zich uit ook in ons lijden als Goddelijk paedagogische loutering, en als vrucht van genade óf — in onze verharding als handhaving van het oordeel. Het bizondere van Christus' borgtochtelijk werk worde niet verdoezeld in semiagereformeerde kringelingen om ons eigen dierbaar ik. Joseph Wittig, een door de Roomschen uit zijn ambt ontzette prediker, die ook Jezus' lijden in „onze Gethsémané's" gnzoovoort het weervinden, moet niet op onze kansels komen. En aan de ketterijen van jongere dichters en oude pantheïstisch getinte mystieken hebben wij tot stichting niets. 2iij kunnen alleen maar ontstichten.

8. In verband hiermee worde het richtend karakter van Christus' lijden nooit gescheiden van de evangelische vertroosting, die erin opgesloten ligt. De kerk van Christus, heeft zjch niet in de lijdensweken af te zonderen van de origeloovige wereld met „haar' Heiland, en „haar" vertroosting, en „haar" zoete intimiteiten met den Borg van „haar" ziel, alsof dit alles de wereld minder aanging. Ook de lijdensweken zijn geen "mysteriediensten", voor „ingevi'ijden" bestemd. Ze zijn dat evenmin als eenige andere dienst des Woords. Men zette het heilsfeit in verband met heel Gods openbaring, en zelf-handhaving, in den Christus Gods, en worde niet moe te verkondigen, dat Hij, zoowel de genade, als het gericht, heeft vrij gemaakt in de wereld, en niet maar als Borg van Zijn volk, en als Hoofd van het genadeverbond, maar ook als Rechter van de wereld in alle dingen'God als God handhaaft in de wereld.

9. In verband hiermee worde meer dan tot nu toe gelet op de zuiver menschelijke zijde in Christus' l.ijden. Dit is een gevaarlijke stelling, want zij kan den indruk vestigen, alsof naar onze meening tot nu toe de goddelijke factor in het lijden méér tot zijn recht gekomen was dan de menschelijke. Het is er veavandaan, dat wij dat beweren zouden. Eerder gelooven wij, dat ook de .goddelijke factor in het lijden te v/einig naar voren gekomen is. Maar wanneer wij desondanks hier wijzen op het echt-mens c h e Tij k e van Jezus' lijden, dan willen wij daarmee maar zeggen, dat wij anders over het lijden als lijden heenloopen. Het lijden^ van Christus is nu eenmaal geweest een lijden "m de mens c h e 1 ij k e n a t u u r. De goddelijke natuur, de Persoon van den Zoon, werkt daarin wel, geweldig en krachtig, maar het LIJDEN blijft toch menschelijk. Zoodra men dus Christus' lijden van de goddelijke natuur losmaakt, heeft men het lijdensevangelie van onder den wijden open hemel, waar Gods worsteling tot wereldbehoud en tot zelfhandhaving door heen slaat, weggehaald, om zich ermee af te zonderen in een binnenkamertje van valsche erotiek, of in een veilig koepel-afdakje van den lusthof der gelieven Gods. Daar onweert het nooit. Dit aan den éénen kant. Maar aan den anderen kant zal hien evenzeer feil gaan, wanneer men het lijden van Christus niet zijn volle mènsohe-1 ijk heid Jaat behoeden. Immers, wie niet de zielesmart vanChriMusalswaarachtigenmensch tracht in te denken, heeft de werkelijkheid van het lijden niet eens kunnen zien.

10. In de constructie — voorzoover die on», zwakkelingen, mogelijk is — van 'Christus'menschelijke smart en beproeving ©n verzoeking, verfoeie men alle psychologisme. Het is totaal ongereformeerd, wanneer men "den zielegang van Christus wil beschrijven enkel en alleen met behulp van menscTielij k-p sychologische gegevens. Want de ziel van Christus laat zich niet verklaren uit ons langs wetenschappelijken weg verkregen psychologisch materiaal, omdat zij slechts te verstaan is uit de o p e n b a r i n g s-gegevens. Men heeft te vragen naar het plan van God, den ambtsdienst van Christus, de worsteling van recht en genade, de eenheid van de Schriften, den samenhang van tijd en eeuwigheid, de positie van den tweeden Adam ten aanzien van den eersten, en wat dies meer zij. En men moet in aansluiting daaraan, zuiver naar gereformeerd vooroordeel, te werk gaan in de beschrijving van het hjden van Christus' ziel. Laat men onder ons toch niet bang zijn voor het woord „vooroordeel". Wat doen we anders in het gereformeerde huis? Wie met psychologische, experimenteele of andere wijsheid, tot de ziel van Christus komt, om daaruit haar te beschrijven en te ontleden, heeft Jezus van Nazareth op de zelfde manier bekeken als Judas, Simon, Slaria, Pilatus; maar hij heeft vergeten, dat Christus ambtsdrager is; dat heel Zijn ziel volmaakt in dienst staat van Zijn a^mbtsroeping; dat bovendien'Christus' ziel zonder zonde isv, en zonder eenige incongruentie, en zonder de minste onevenredigheid; hij heeft ook voorbijgezien, dat in Christus d© Persoon is van den eeuwigen Zoon, het ongeschapen Woord. Wie aldus het lijden van Christus bezien wil, krijgt daarna psychologische gegevens genoeg. Ze help©n zijn psychologie zelfs op weg, als hij gereformeerd heeft leeren denken tenminste. Maar hij moet eerst het Woord, en pas daarné. de ziel van Christus zien.

11. Wat de ziel van Christus zelf betreft^ men bedenke, dat zij de, eenige zuivere was onder alle Hem omringende bedorvenheden van de aarde en van de hel. De lijdensprediking opent zichzelf nieuwe perspectieven wanneer zij — alweer van haar vooroordeel uitgaande — gelooft, dat Christus' spontane reactie's en actie's in harmonischen samenhang staan met heel het moza'iek van Zijn systematisch werken voor Zijn God. Het systeem van Christus' werkplan is precies even volkomen en „éinmalig" ._door Hem gehandhaafd als de zuiver menschelijke bewogenheid van Zijn spontaan op alle dingen reageerende en in alle dingen ageereride menschelijke ziel.

12. Men vergete nooit, dat ia Christus' lijden moet geweest zijn een immer zoeken van God onder de moordenaren. En van Zijn volk onder de moordenaren. Dat is te zeggen: Christus heeft altijd moeten en willen en kunnen onderscheiden tusschen den krommen handel van de rechters, de menschen, en den zuiveren handel van Zijn God. Dit kan men slechts vasthouden, als men a priori gelooft, dat Hij, als zuivere m.ensch, en als tweede Adam, tusschen de eerste en de tweede oorzaken immer > ond©rscheidt; dat Hij een volkomen sterk messiaansch zelfbewustzijn had, en dat Hij zocht naar de vervulling van de Schriften in al wat Hij deed en ondervond.

13. Dit messiaansche zelfbewustzijn is evenwel niet geweest een mecha­ nisch, bloot-„historisch" weten, datHem ©r toe zou hebben kunnen leiden, een te voren vastgesteld plan af te werken zóó, als een tooneelspeler zijn rol afwerkt, of een filmoperateur zijn film. Ik kies opzettelijk déze beelden. Want daaraan voelt men, hoe ongepast het is, aldus van Hem te denken. "Want naast het messiaansche zelfbewustzijn staat ook het menschelijk inleven, van oogenblik tot oogenbHk, in de nieuwe dingen, waarvoor God Hem geplaatst heeft; zoodat dan ook de vraag: waarom? (in het vierde kruiswoord) uit Zijn ziel zuiver-organisch opgekomen is. De vóórwetenschap èn de menschelijke postume ervaring, het'supralapsarisch denken en het infralapsarisch ervaren, waren in Christus één. Hier ligt dus niet slechts het mysterie van den samenhang tusschen goddelijke en menschelijke natuur, maar ook het mysterie van den samenhang tusschen de vermogens en de werkingen, tusschen de opzettelijkheid en d© spontaniteit, tusschen het vooruitzien en het achterna beleven, van de menschelijke natuur van Christus Jezus.

14. Ten slotte, om niet meer te noemen, zouden wij willen zeggen: laat ook de ambten van Christus één blijven. Het is niet waar, dat Zijn lijden het priesterlijk element wel naar voren brengt, doch het profetische en koninklijke op den achtergrond plaatst. Want ook nu zeggen wij: de gansehe Christus is in al Zijn werk, en de drie ambten zijn onderling ten nauwste verbonden. Hij is óók in Zijn lijden Profeet en Koning, en wie'de openbaring van die ambten maar geduldig zoekt, zal ze ook vinden.

Dit zijn zoo slechts enkele punten, die nog maar een stipje hier en daar zijn van "heel het gedachtenveld, dat gereformeerde theologie ontsluiten kan, en moet, als zij zich met dez© dingen bezig houdt.

Maar het gezegd© moge genoeg zijn, om het belang van het onderwerp althans aan te duiden.

Niemand zal de pretentie voeren, dat hij ooit een prediking geven kan, die aan al deze dingen volkomen uitwerking geeft. Dat de bediening des Woords het Woord zelf nooit uitputten zal, voelt men nooit zóó sterk, als wanneer men zich bevindt in het centrum van de Godsopenbaring.

Maar wanneer men ernstig tracht, om ook in dezen het ideaal te bereiken, dan zal de prediking van den lijdenden Christus onder öas winnen, en zal het hooren er naar den band aan Christus versterken.

Het ideaal moge onbereikbaar zijn, maar wij weten dan ook, dat het zien, eenmaal, van 'den Koning in zijn schoonheid de groote voorwaarde is voor het zien naar de volle maat van het schepsel van den Koning in zijn vernedering.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over bet Gereformeerd karakter der Lijdensprediking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1930

De Reformatie | 8 Pagina's