GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over Kerkelijke Financiën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over Kerkelijke Financiën.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

V. Eerst moeten wij thans, zij het kortelijks, onder de oogen zien, welke bronnen van inkomsten men bij de toepassing van een regeling, als boven uiteengezet, zal trachten te behouden.

Ons richtende naar de voornaamste der thans bekende bronnen, dienen we te antwoorden op d© vraag, of men, naast de vrijwillige inschrijvingen, nog langer collecten en liuurgelden als bronnen zal laten bestaan?

Na het bovenstaande behoeft het geen betoog, dat de plaatsenhuur boe eer hoe beter dient te worden afgeschaft. Men zou bet geestelijk belang van de gemeente en hare leden beter dienen, door het reserveeren van plaatsen voor het gansche gezin, zonder bijzondere, vergoeding, mogelijk te maken.

Moeilijker evenwel is het een beslissing te nemen ten aanzien van de collecten. De moeilijkheid zit niet in hen, die een zoo groot inkomen hebben, dat zij een redelijk bedrag als 'inschrijving kunnen noemen. Deze kunnen zonder bezwaar zich concentreeren op de „vrijwillige bijdrage". Voor het offeren van de vaak-aangevoerde extra-giften blijft gelegenheid te over. Bezwaren rijzen echter, wanneer men denkt aan hen, die in economischen zin gelijk s'taan met d© „weduwe" die Jezus ons voorstelt, offerende baar „penningske". Onder d© allerarmsten worden er toch gevonden, die met evenveel liefde voor de kerk bezield zijn als zij, die zich voor haar groot© geldelijk© offers kunnen en willen getroosten. Deze armsten zijn echter niet i^n de gelegenheid hun liefde om te zetten in een daad, welke in geld gemeten, 'beteekenis schijnt te hebben. Dit nu zou zulke leden bezwaren. Zij zullen gehinderd worden door de gedachte, dat, wat zij nog zouden kunnen opgeven als bijdrage, anderen zoo onbeduidend moet voorkomen. Ik laat nu onbesproken de moeilijkheden voor deze leden, om van te voren de grootte — wil men: de geringheid — van hun bijdrage vast te stellen. Ik laat ook rusten de moeilijkheden, die het incasseeren van zulke geringe bedragen oplevert. Hoofdzaak is, dat leden, die als de weduwe, zelfs hunganschen leeftocht zouden willen geven aan de kerk en daarmede naar de woorden van Jezus, een daad van groote beteekenis verrichten, zich in hun teerste gevoelens gekwetst moeten gevoelen wanneer zij het bedrag, hetwelk ze nu in de schatkist werpen, heel naakt

op ©en papier zouden moeten invullen als te b'etalen dan en dan. Naar mijn overtuiging zou men liever een regeling moeten nemen, die, in financiëelen zin, de grootst denkbare schade voor de kerk zou kmxaen opleveren — mits men dan ook geen andere middelen meer mogelijk zag, in de overtuiging, bet alsdan aan God te mogen overlaten — voor ©n aleer men een regeling zou invoeren, waardoor een kwetsing van gevoelens, als even bedoeld, mogelijk zou worden.

Is nu toch het een èn het ander tegelijk mogelijk?

Vast staat, .flat het behoud van algemeene collecten, waarin ieder gevraagd wordt zijn gaven te doen, dus ook alweer zij', die wel en zonder eenig bezwaar een vrijwillige inschrijving zouden kunnen opgeven, voor velen de uitvlucht blijven zaJ, zooals het, naar mijn overtuiging, voor velen een uitvlucht geweest is tot nu toe, om zich te onttrekken aan hun piibliefcen plicht.

De oplossing zou kunnen gevonden worden door een van de twee volgende middelen:

Ie. men zou de collecten algemeen kunnen laten bestaan, maar hun, die zich willen verbinden "tot een vrijwillige inschrijving, tevens verzoeken in die collecten zoo weinig te deponeeren, dat men van een werkelijk beteekenisvol offer niet meer zou behoeven te spreken. Een beroep op die collectegiften zou men dan niet meer behoeven te aanvaarden.

2e. men zou „schatkisten", of bussen bij de uitgangen van het kerkgebouw kunnen plaatsen en aldus aan de bedoelde leden de gelegenheid verschaffen hun gave af te zonderen.

Tegen het tweede middel iD'estaat het bezwaar, dat zij, die dit doen, behoudens de „gasten", toch het gevoel zullen hebben door iedereen te worden aangezien als niet-vast-bijdragend en in dit gevoel kan weer een oorzaak zijn van kwetsing van gevoelens, als boven bedoeld. Daarom zou, naar mijn gevoelen, de algemeene collecte wel zoo verkiesclijk zijn.

VI. Wanneer men aldus aan de financieel sterkere leden der gemeente de gelegenheid biedt én hun ook verzoekt, om al hetgeen zij' voor de kerk kimnen afstaan, te betalen in den vorm* Van vrijwillige inschrijvingen, dan wordt ook de beoordeeling van ieders praestaties meer mogelijk dan tot nu toe. Het komt mij voor, dat de ouderlingen, die bet huisbezoek hebben te brengen, b-ij hun andere gegevens ook zouden moeten hebben de cijfers van de toegezegde bijdrage 'en eventueel ook van het inkomen, n.l. als de Commissie van Beheer meent, dat de gewenschte evenredigheid tusschrai die beide ontbreekt.

Het huisbezoek biedt den ouderlingen de gelegenheid van allerlei persoonlijke toestanden, die afwijking van de norm wettigen, op da hoogte te komen en dus ook de rechtmatigheid van het bedrag der inschrijving te beoordeelen. De ouderlingen ontvangen aldus de gelegenheid ook naar de concrete daden en niet uitsluitend naar de meer of minder liefelijke woorden, die zij krijgen aan te hooren, de leden te b'eoordeelen. Zij zullen daarbij wellicht ook op klaarblijkeiijken onwil stuiten.

Welnu: is ook dan juist niet de taak der ouderlingen aangewezen? Is het niet een deel van hun ambtswerk, om zulke onwillige leden zoo te bearbeiden, dat een beter inzicht ontstaat en de onwil plaats maakt voor bereidwilligheid? Dat zal zeker geschieden waar de onwil voortkomt uit onkunde, onwennigheid e.d. Hier is groote liefde, geduld en tact vereischt, doch wanneer die alle in den dienst van ook dit herderlijk werk gesteld worden, dan zal geen 'Cnkel lid van de gemeente gevaar loopen verkeerd beoordeeld of behandeld te worden. Maar óók: indien "de onwil voortspruit uit onverschilligheid, misschien vijandschap en de betrokken leden in zulk een houding volharden, geeft dan niet deze oogenschijnlijk materialistisch-bedoelde opzet de aanleiding tot een onderzoek, dat aantoonen kan een verachtering in of een ontbreken van het geloofsleven, die wellicht tucht-maatregelen rechtvaardigen? Naar mijn gevoelen is zulks ook een uitvloeisel van het vierde gebod. Men moet erkennen, dat thans evenwel bij het vervullen van het ouderlingen-ambt dit gereedschap ontbreekt en dat tot schade van de kerk en vaa menig lid, dat men niet kon bearbeiden, als de omstandigheden geboden. De liefde tot de broederen gebiedt toch ook om, zooveel mogelijk, te staan naar de uitbanning of het voorkomen van de zonde van Ananias en Saffira?

VIL Het is mij niet onbekend, dat in het verleden een enkele maal gewaarschuwd is tegen een practijk in een plaatselijke Gereformeerde Kerk, waar men in , de zaak der vrijwillige inschrijvingen wat verder „to the point" ging, dan wel gebtuikelijk is.

Misschien is zulk ©en waarschuwing verklaard uit den gekozen vorm van actie; ik kan daarover niet oordeelen; ik was daarbij niet betrokken. Het bovenstaand betoog is dan ook in geen enkel opr zicht een „oratio pro domo". Gaarne houd ik rekening met de adviezen door onze persmannen gegeven, doch het is mij niet gebleken, dat men bezwaren kan hebben tegen hetgeen boven wordt voorgesteld. Ik zie daarin, met de thans bestaande practijk', een slechts gradueel, niet een principieel verschil. Persoonlijk vind ik het voorgestelde geens­ zins een ideaal. Het komt mij echter voor, dat de ernst van deze tijden ons dringt, ons ten aanzien van dit onderwerp wel terdege rekenschap te geven. Ik noemde boven het feit en het gevaar van een onvoldoende bearbeiding der gemeente door een te groot zielenaantal per predikant. Het is duidelijk, dat de tegenwoordige middelen hebben gefaald om dit kwaad te stuiten. De zekerheid bestaat, dat dit gevaar niet alleen blijft bestaan, maar krachtens de gevolgen van het stelsel van te weinig bearbeiding, ook groeit! Daarom mag het verzoek gedaan worden, dat men, indien men meent het bovenstaande te moeten ontraden, een ander middel ter correctie van den thans bestaanden toestand aanwijst, een middel ©venwei, dat wat anders zal moeten noemen dan wat we nu allen wel yeten, maar schijnbaar vruchteloos hebben toegepast.

De hoop, dat het lezen van het bovenstaande mag bevorderen de bespreking van wat terzake noodig en geboden is en daardoor een overtuiging zal worden verkregen omtrent een middel, dat wellicht werkelijk hulp kan verschaffen, is de drijfveer geweest tot het schrijven dezer regelen.

A. SCHILDER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Over Kerkelijke Financiën.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1930

De Reformatie | 8 Pagina's