GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over Kerkelijke financlën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over Kerkelijke financlën.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige maanden geleden schreef ik in dit blad (Nrs. van 27 Juni 1930 en volgende weken) een viertal artikelen, waarin o-.m. de vraag onder de oogen werd gezien (in de afdeeling III) of het gansch en al verwerpelijk is te achten, om, tot stuiting van den achteruitgang van de inkomsten der kerken en dus ook tot positieve verbetering van de financiëele positie der kerken, op basis van het fiscaal vastgestelde inkomen van de leden der kerken te bereikenen wat ieder lid naar verhouding zou dienen te betalen, een en ander behoudens veel correcties en met behoud van het alles beheerschend beginsel, dat wij onder opg, geen AANslag-systeem dulden, een aanslag waarbij eventueel de rechter te pas zou kunnen komen. Slechts een OMslag werd bedoeld, waarbij voor ieder de vrijheid blijft, bestaan daaraan al of niet te voldoen, waarbij bovendien voor velen de zedelijke plicht zou bestaan om daarboven te gaan.

De lezers van dit blad hebben eenig recht te weten hoe de ontvangst van deze artikelen in. onze kerkelijke pers is geweest. Nu stel ik. voorop, dat ik niet zooveel kerkelijke bladen onder de oogen krijg als b.v. een pers-schouwer. Ik moet mij wel beperken tot de onder ons bekende hoofdorganen.

Vele van de bestaande provinciale en plaatselijke kerkbodes enz. ontgaan mij derhalve. Mocht dan ook hier of daar nog aandacht geschonken zijn aan de bovenbedoelde artikelen, zonder dat ze hier nader genoemd worden, dan is dit uit onwetend'heid, welke met het vorenstaande is verklaard.

De bespreking in de kerkelijke pers is nog zeer gering geweest. Slechts in drie bladen vond ik de artikelen vermeld. Dit waren nog niet eens „hoofd-organen"; de kennisneming daarvan dank ik aan de toezending der bladen door vriendenhand.

Voor deze beperkte behandeling is een gereede verklaring te vinden. De afgeloopen maanden toch hebben gestaan in het teeken van de sjT-iode en van de vacanties. De eerste heeft in sterke mate beslag gelegd op de krachten der onderscheidene redacteuren, terwijl, in contradictie daarmede, de tweede factor de redacteuren en ongetwijfeld : , ook het publiek, in andere richting stuwde.

Mocht .eventueel een verdere bespreking, v^iaïde eerste artikelenreeks in onze kerkelijke pers nog geschieden, dan hoop ik, indien men mij die bladen wil toezenden, daarvan tz.t. in dit orgaan verslag te geven, vanzelfsprekend onder het voorbehond, dat de redactie alsdan nog ruimte daarvoor zal kunnen en willen afstaan.

De drie organen, waarin ik niinder of meer aandacht aan de bovenbedoelde artikelen vond gevwjd, waren de volgende: Friesch Kerkblad van 1 Augustus 1930, hetwelk zonder meer een der artikelen overnam. Dit blad onthield zich van elk commentaar. Het tweede orgaan was: Schiedamsch Kerkblad van 30 Augustus 1930, waarin Ds O. v. d. Woude een drietal artikelen schreef, vrijwel voornamelijk met plaatselijke reflexen; de bovengenoemde Reformatie-artikelen zijn slechts als aanloop gebezigd; de inleiding van Ds v. d. W., waarin hij de Reformatie-artikelen citeert, is vriendelijk van aard; tot de kern van de Reformatie-artikelen komt hij, althans in het evengenoemde kerkblad, nog niet.

Wel doet dit de: Kerkbode van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid, het derde der bladten, waarin ik een bespreking vond. In een tweetal artikelen, voorkomende in de nrs. van 10 en 17 Augustus 1930 wijdt de heer (G.) v. K(erkhof) onder den titel „KraakpoTcelein" een uitvoerige en de kern van de kwestie, direct aangrijpende verhandeling aan mijn artikelen. Na een objectieve resumptie van het geheel dier artikelen, stelt hij zichzelf dan voor het antwoord op de vraag, of nu de gedachte, in de Reformatie-artikelen ontvouwd, al dan niet instemming verdient. Zijn antwoord voelt men reeds uit den typeerenden titel. In het kort gezegd: de heer van Kerkhof meent tot de consequentie van een OMslag niet te moeten besluiten. Hij is van oordeel, dat in het algemeen de „gemiddelde Hollander" zich verzet tegen een steeds verder bekend worden van zijn inkomen en dat in het bijzonder een kerkeraad met die gevoeligheden moet rekening houden; dat ook het gevaar niet denkbeeldig is, dat velen, die thans wellicht meer doen, zich dan zullen richten naar en beperken tot het omslagcijfer en dat al tezamen toch de gedachte van de vrijwilligheid zou worden geschaad. Wel wil de heer van Kerkhof de belasting-gegevens (zij het op andere vsdjze verzameld dan door mij voorgestaan) binnenskamers gebruiken: Ie om de draagkracht der gemeente beter te beoordeelen; 2e. om ook het schema, hetwelk men als leidraad aan de leden der gemeente aanbied^ op betrouwbaardea: basis dan thans geschiedt, te kunnen opmaken. Deze laatste denkbeelden waren ook in de Reformatieartikelen opgenomen. Men ziet dus, dat de heer van K. wel een groot eind meegaat, doch den laatsten stap, door mij aanbevolen, welke dan ook inderdaad wel een heel groote stap is, nog niet wil zetten. -

Om ook aan de artikelen van den heer van K. volle recht te doen wedervaren, worde hier zijn conclusie overgenomen:

„leder moet tenslotte geheel op eigen gelegenheid beslissen en met zijn besluit vrede kunnen hebban. Dat kan met innerlijken strijd vergezeld gaan en er zullen allicht niet zoo weinigen zijn, die telkens gedrongen worden zich ten deze opnieuw aan den eisch des Heeren te toetsen. Laat dat dan zoo blijven en druk het niet weg door een biljet van omslag. Zelfs als het onverdeelde instemming vindt, is het nog niet goed, omdat er een mechaniseerende strekking in ligt en het tusschen God en. de ziel de rekensom schuift".

Ik wil op dit oogenblik nog geen polemiek voeren tegen den heer van Kerkhof. Wellicht kan dit later nog beter wanneer mogelijk meer stemmen hebben geklonken. Slechts wil ik, na mijn waardeering te hebben uitgesproken voor de sympathieke wijze,

waarop de heer van. K. schreef, op twee dingen de aandacht vestigen, en wel:

Ie (en dit in verband met de slotwoorden van het citaat): tusschen God en de ziel komt in deze dingen altijd de rekensom te staan. Het is slechts de vraag of wij ook van deze toepassing onzer rekenkunde rekenschap durven geven aan God. Er moet echter wel tegen gewaakt, dat tusschen God en de ziel van een mensch zou komen te staan de rekensom van een ander mensch; dit nu is een kwestie van uitvoering; het begin van 't citaat neem ik zonder reserve over.

2e. Op de vraag, die mij dreef tot het in bespreking geven van het OMslag-vraagstuk, n.l. hoe de kerken, die nu reeds lijden aan een tekort in den geestelijken arbeid en gevaar loopen, dat tekort steeds te zien toenemen, aan dit gevaar kunnen ontkomen, i.e. dus ook hoe zij daarvoor de financiën kunnen vinden, geeft de heer van K. geen antwoord, (behoudens dan zijn instemming met de gedachte betreffende het interne gebruik van de belasting-gegevens).

Vermoedelijk zullen meer lezers dan ik alleen met belangstelling een antwoord op die vraag afwachten. Laat ons tezamen afwachten niet alleen, maar ook overdenken.

Gtóvénhage, ' 8' October 1930.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Over Kerkelijke financlën.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's