GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Be Wet van God en het moderne leven ¹). I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Be Wet van God en het moderne leven ¹). I.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de twee grootheden, die in den titel van dit referaat gecombineerd worden, is het niet de eerste die aan de behandeling bepaalde moeilijkheden in den weg legt. De Wet van God staat in zeker opzicht als een concrete, bijna tastbare werkelijkheid voor ons en al is zij universeel en alomvattend, de tien geboden geven zóó klaar de lijnen van haar bouwstijl aan, dat zij den indruk maakt van een gesloten, organisch geheel.

Het moderne leven daarentegen is als een tohoe wabohoe, waarin op het eerste gezicht vorm noch orde te vinden is. Het schijnt haast aan het onmogelijke te grenzen er een karakteristiek van te geven zooals wij het kennen in zijn eindelooze veelzijdigheid, zijn bonte veelkleurigheid, zijn telkens wisselende vormen. En de moeilijkheid wordt nog grooter doordat wij er zélf middenin staan, het voor ons deel zelf meemaken en het dus niet op zulk een afstand kunnen zien, dat de kenmerkende trekken en verhoudingen van het beeld gemakkelijk in het oog vallen.

Al dadelijk de vraag: wat verstaan wij eronder? brengt niet weinig in het nauw. Zijn het korte rokken en laag uitgesneden halzen, bobbed hair en jongenskopjes, rouge en lippenstift? Zijn het echtscheidings-processen, Ben Lindsey-theorieën, pornografische romans, homosexueele clubs? Zijn het mannequins en filmsterren, voetbalheroën, bokskampioenen? Is het Charlie Chaplin-vereering of Krishnamurti-adoratie ? Wij zijn geneigd in dergelijlce verschijnselen het typisch moderne leven te zien, maar volledig is daarmee het beeld toch niet en bovendien is het niet billijk, het te beoordeelen uitsluitend naar zijn meest extreme uitingen.

Niet minder moeilijk dan de vraag: wat is het? is de vraag: waar begint het? En toch is, wanneer wij het wat meer dan oppervlakkig willen leeren kennen, een onderzoek naar het vaderschap hier van groot belang, en mag iemand die dit onderwerp te bespreken heeft, zich er niet aan onttrekken, een poging te doen om het doopceel te lichten.

Voor het besef van velen begint het na den oorlog. En inderdaad, de wereldkrijg heeft niet alleen politiek, sociaal en economisch, maar ook moreel en geestelijk onze samenleving zóó diep geschokt en op allerlei gebied zulke diep ingrijpende veranderingen gebracht, dat er eenige aanleiding schijnt te wezen om in de jaren 1914 tot 1918 een nieuwe periode in de geschiedenis te laten beginnen. Maar hoe groot de beteekenis mag zijn van de insnijding die de oorlog in ons cultuurleven heeft gebracht, wij moéten toch niet overdrijven. Er mag een duidelijk aanwijsbaar verschjl zijn tusschen vóór-en na-oorlogsche menschen en toestanden, zoodra wij iets dieper gaan peilen is de overeenkomst 'toch weer zóó groot, dat wij hoogstens kunnen spreken van een volgende paragraaf in een hoofdstuk, dat lang vóór '14 begonnen is.

Vooral onder geloovige christenen vindt men nogal eens de voorstelling, dat men, om een recht inzicht te krijgen in den modernen tijd, dien moet vergelijken met de laatste periode van het Romeinsche imperium. Het is inderdaad niet moeilijk, hier enkele treffende parallelen te vinden; bovendien zijn geschiedroUen geduldig en is het vernuft en de combinatiegave van geschiedschrijvers vaak groot.

Toch is er tusschen de ineenstorting van een zuiver heidensche en een met den christelijken geest gedrenkte beschaving zulk een kardinaal verschil, dat het niet mogelijk is, van de eene tot de andere conclusies te trekken, die eenig behoorlijk houvast geven aan onze beschouwingen.

Heel wat dichter bij de waarheid lijken ons dan ook diegenen, die, op het voetspoor van Groen, het begin van den modernen tijd zoeken ia de Fransche revolutie. Met zijn erkend meesterschap heeft Groen onweerlegbaar aangetoond, hoe de wereldhistorische beteekenis van de Revolutie vooral hierin ligt, dat door en met haar de beginselen van het ongeloof zich eens en voorgoed vastgezet hebben in het publieke leven om sindsdien hun werking en invloedssfeer steeds verder uit te breiden. Inderdaad —• de proclamatie van de rechten van den mensch, leuzen als „vrijheid, gelijkheid, broederschap", „ni Dieu ni maitre" en dergelijke, dat alles klinkt ons op dit oogenblik nog in de ooren als hypermodern.

Maar ook de Revolutie staat in het wereldgebeuren niet op zichzelf: om de vezelen en de wortels, waaruit zij haar voedingssappen heeft gezogen, te vinden, moeten wij nog verder terug. En zoo komen wij dan ten slotte uit bij dat allermerkwaardigste tijdperk, dat in de geschiedenis bekend staat als de Renaissance. Weliswaar is ook deze niet als een vlammende meteoor in ons menschelijk leven terechtgekomen en kan ook haar oorsprong nog weer dieper worden opgehaald, maar wil de gang van dit opstel niet een regressus in infinitum worden, dan moeten wij toch ergens halt houden.

Trouwens ik vlei mij, dat ik mij niet al te gedurfd uitlaat, wanneer ik de stelling verdedigbaar acht, dat het eigenlijke moderne leven begint in en met de Renaissance.

Men behoeft niet eens zoo heel diep in deze periode door _|e dringen om al spoedig getroffen te worden door den typisch modernen geest dien zij ademt en die haar tot in alle onderdeelen beheerscht.

De tijd van de herleving der klassieke oudheid, die tegelijk de tijd was van allerlei diep ingrijpende uitvindingen en ontdekkingen, neemt vooral hierom in de geschiedenis zulk een bijzondere plaats in, omdat hij heeft geleid tot de ontdekking van den mensch, juister gezegd: de ontdekking van den niet door kerkelijke banden gebonden, vrijen mensch. Met de renaissance zet het humanisme zijn eersten stap op het wereldtooneel en het zal zich daarvan niet meer laten verwijderen, om mee te spelen tot het slot van het laatste bedrijf.

Aanvankelijk staat dit humanisme dan nog niet vijandig tegen de kerk over, zooals deze, van haar kant, in het eerst de Renaissance niet ongenegen was. In het begin vermoedde eigenlijk niemand nog, dat hier een scheur ging komen in ons Westersch cultuurleven, die straks niet meer zou zijn te dichten.

Maar lang kon dat niet verborgen blijven. Voor het besef van al wat humanistisch dacht of voelde, wordt de kerk, die in de Middeleeuwen met allesomvattend imperialisme haar macht over het gansche menschelijk leven had uitgebreid, almeer een onverdragelijke tiran. Met haar prediking van zonde, vloek en oordeel had zij bovendien het leven niet alleen somber gemaakt, maar het, door het zwaartepunt te verleggen naar het hiernamaals, van zijn beteekenis beroofd en het nagenoeg gedegradeerd tot het peil van het onbelangrijke.

Maar nu stroomen daar uit de pas ontdekte klassieke wereld en uit een gansche reeks van uitvindingen, de eene nog opzienbarender dan de andere, de schatten der cultuur van alle kantea aan de verraste menschheid toe en dat buiten de kerk om, onafhankelijk van haar, ten deele zelfs tegen haar zin en hiermee treedt de reactie in die zulk een kenmerkende trek is van de Renaissance.

De humanistische mensch durft weer zichzelf te zijn, door eigen oogen te zien, op eigen beenen te staan, de krukken weg te werpen eerst van de de kerk, daarna van het geloof. De strakke Middeleeuwsche somberheid maakt plaats voor blijmoedig, dikwijls zelfs overmoedig optimisme. De mensch is goed, de mensch is sterk genoeg om, aangewezen op eigen kracht, onafhankelijk van kerk en geloof zijn cultuurtaak aan te kunnen. Het leven is veel te mooi om het binnen donkere kerkmuren op te sluiten, men late het groeien zooals het groeien wil en, voorzoover het leiding noodig heeft, zal de mensch zelf daar wel voor zorgen. j, Zich uit te leven" wordt het ideaal, nog wel niet voor de massa, maar dan toch voor de kleine keurbende van aristocraten naar den geest, die als hoogste levensweelde streefden naar den roem van „homo universalis" te zijn.

Duidelijk en scherp teekenen zich in dit hiunanisme als reactie-verschijnsel twee lijnen af waarvan wij het verlengde in onzen eigen tijd terugvinden.

In de eerste plaats: zijn beslist autonome levenshouding. Eigenlijk — ik spreek het met zekeren schroom uit — kunnen de termen: hetero-en autonomie mij niet geheel bevredigen. Op gevaar af, dat ik van woordenspel word beschuldigd, zou ik liever spreken van hetero-en autocratie. Want het gezagselement is hier van groote beteekenis. Het gaat bij deze tegenstelling nog niet zoozeer om de Wet op zichzelf maar veel meer om den Wetgever. Het humanisme is autocratisch in hart en nieren, omdat het principieel alle suprunatureel gezag verwerpt en welbewust de zorg voor de zedelijke wereldorde zelf op zich neemt.

En in de tweede plaats is karakteristiek zijn — ik moet mij hier wel met het Duitsche woord behelpen — zijn beslist diesseitige oriënteering. Toen het humanisme eenmaal ontdekt had, dat ook buiten de kerk, d.i. buiten den door een bemoeizieken clerus beheerschten kring het leven zijn schoonheid kon hebben, kende het geen maat meer en droomde het zich de mogelijkheid van een zuiver aardsch geluk als resultaat van de werking van louter immanente krachten.

Ziedaar de twee meest sprekende trekken in het beeld. Er zijn er meer: ik zou eraan kunnen herinneren, dat de Renaissance ook de bakermat is van het individualisme en daarmee van het subjectivisme, maar om niet te breed te worden, ga ik hier niet verder op in.

T. FERWERDA.


1) Als referaat uitgesproken op de onlangs te Utrecht gehouden Gereformeerde Predikantenconferentie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Be Wet van God en het moderne leven ¹). I.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's