GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kwestie van „Kerk en Vrede".

Wanneer men, op zoek naar iets interessants voor deze rubriek, eenigszins vermoeid, ettelijke kerkbladen heeft weggelegd, die niets opleverden, dan is het altijd een troost, wanneer men weet, dat de kerkbode van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid nog aan de beurt komt. Tot zoolang behoeft een persschouwer niet te wan-'hopen. Zoo is het ook deze week. Ik trof een artikel van den heer Van Kenkihof onder den titel: Kerk en Oorlog. De aanihef is zóó :

Hetgeen gesproken en besloten is in de bijeenkomsten, door de Vereeniging „Kerk en Vrede" op 12 en . 13 Juni te dezer stede belegd, kan aanleiding geven tot het maken van verschiUende opmerkingen van gewicht, dooh we willen ons heden bepalen tot wat ons het meest karakteristieke schijnt te zijn.

In eene resolutie is in het vraagstuk, duidelij-ker dan vroeger wel het geval was, positie gekozen. De saamgekomen voorgangers van verschillende kerken (predikanten onzer Gereformeerde kerken zullen onder hen wel göheel hebben ontbroken), hebben aan het Nederlandsche volk, aan de leden der kerken die zij dienen, en aan de Regeering bekend gemaakt, dat zij, indien ooit de Overheid, onverschillig om welke reden en onder welke omstandigheden ook (dus ook bij een buitenlandschen aanval), de mobilisatie der weerbare krachten des lands mocht gelasten, hun steun aan de regeering niet zullen kunnen verleenen, maar integendeel alsdan publiekelijk met nadruk zullen verkondigen, dat het de roeping van lederen burger, en van ieder Christen wel in de eerste plaats is, te weigeren aan de oproeping der overheid gehoor te geven. Dat is klare wijn!

Komende toi zijn kritiek, merkt de schrijver allereerst op:

De mannen van „Kerk en Vrede" beroepen zich uitdrukkelijk op hun ambt als dienaren van het Evangelie van Jezus Christus. Dat zij in dit ambt niet op zichzelf staan, maar verkeeren in verband met hun mederegeerders in hunne ondersdheidene kerken, schijnt geen element in hunne overwegingen te hebben uitgemaakt, maar wij laten dit nu maar verder rusten.

Toch is deze opmerking blijk van schrijvers scherpen blik. Natuurlijk moet, als iemand weet, dat zijn geweten zich in zijn concrete situatie waarlijk bindt aan Gods geopenbaarde Woord (dat aan de kerk is toebetrouwd), tenslotte de uitspraak van het geweten erkend worden, ook al vindt men geen medestanders. Maar datzelfde geweten hoort zich in datzelfde Woord Gods den e i s c h stellen, dat men steeds zal beginnen b iJ! het begin. JDat is dus, juist voor wie zich op zijn ambt beroept, de kring, waarin bet ambt bediend wordt, de gemeenschap, waarin het alleen opkomen kan, de organisatie, waarin zijn bediening gegeven werd. Dit allereerst in aanmerking komend adres evenwel wordt zoo vaak, en ook-hier weer, overgeslagen. Het geweten maakt zich al dadelök vrij van onderzoek of praktische erkenning van het Woord Gods in dezen. Geen wonder: Wij kennen wel bier en daar dominees, die de epigonen der farizeërs zoeken onder de „Gescheidenen", maar die intusschen van de oude farizeërs zulk een dwaas „ambts"^begrip hebben overgenomen, dat zij wel overal in de wereld ambtsdragertje willen spelen; hun handen houden ze gereed tot een „ambtelijk"-liturgischen zegengroet ook buiten de kerk, die hen alleen daartoe op eigen gebied kon autoriseeren (zoodat zij dan ook dominee spelen b.v. in het ministerie van oorlog; een goedaai'dige dominees-waan, die een Gereformeerde eenvoudig onmogelijk is, omdat hij zijn ambt niet ontleent aan iets anders dan de kerk, en het ook nergens bedienen kan buiten de kerk). Zulke menschen (althans zij óók) komen natuurlijk met hun „ambt" op de proppen, maar verzuimen intusschen het te bedienen op de plaats, waar zij dan meenen in het ambt gesteld te zijn. Bedoelden zij; nu maar him algemeene J roeping om over de dingen als christen na te denken, < dan zouden zij niet met „hün" anibt voor den dag 1 treden in dit verband, want dan moest het ambt der { geloovigen in rekening gebracht worden; 'hetgeen ook wèl ' zoo nederig zou geweest zijn van deze voorgangers ( eens pluriformen volks.

Van de opinie nu der menschen van „Kerk en Vrede" ^ wordt uit het gepubliceerde verslag dit overgenomen:

Dat Evangelie, zoo stellen zij, verklaart den oorlog aan eiken oorlog, en eisoht aan God meer te gehoorzamen dan aan de menschen, ook dan aan de Overheid. Het is beter de schending van zijn reoht te dulden, dan zich daartegen met de waipens te verzetten. De oorlog, elke oorlog, is zonde en ongerechtig'heid, en de apostel roept ons toe: en iegelijk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. En verwijst men naar ihet woord van 'denzelfden apostel in Rom. 13 : 4, dat de Overheid als Gods dienaresse bet zwaard niet tevergeefs draagt, dan luidt bet antwoord van Prof. Heering, dat ieder e e r 1 ij k exegeet wel weet, dat Paulus daar geen oogenblik aan elkander beoorlogende overheden }ie& U gedacht.

Ik geloof ook, dat bet ongeoorloofd is, teksten aan te halen, die het vraagstuk niet raken. Ik geef natuurlijk onmiddellijk toe, dat Rom. 13:4 (de overheid Gods ' dienares, een wreekster voor wie kwaad doet) ziet op de overheid, niet gelijk zij op het bestaan van andere volken ingrijpt, dodh gelijk zij eigen volksleven bestuurt. De kwaaddoeners, hier bedoeld, zijn onderdanen van het eigen regeergebied der overheid, de andere volken, die haar gebied mochten willen kwaad ' doen, staan buiten haar hier bedoelde overheids-rechten. Maar nu vraag ik, dit gaarne toegevende, ook consequentie. Als de mannen van „Kerk en Vrede" (voorzoover zij zeggen, te bukken voor Gods Woord) het ernstig meenen, wanneer zij: ezen „tekst" hun opponenten uit de handen nemen, en daarbij een gezicht zetten, alsof zij zeggen willen: ees toch v/at er staat, dan zijn we het immers samen eens? ; — dan worde hun geantwoord: est, wel bedankt voor uw terechtwijzing inzake de foutieve exegese; maar bedenkt glJ nu voor uzelf, dat Paulus hier gehoorzaamheid vordert, aan de vigeerende oveAeid door de onderdanen te bewijzen; dat deze tekst dus wel niets te maken heeft met de vraag, of een oorlog reohtvaardig is, maar o n m i d - d e II ij k alles te maken heeft met de vraag, of dienst­ - weigering, bij voorbaat, en voor alle gevallen, en op eigen gezag (in het volksgeheel) geoorloofd is. Zulke dienstweigering wordt bier zeer beslist als ongehoorzaamheid afgewezen, en daarom veroordeelt deze zelfde tekst de dienstweigering (aldus bij voorbaat aangezegd), als een kwaad, dat de overheid te straffen beeft. Tenzij gij uit diezelfde Sdhrift ons klaar bewijzen kunt, dat èlk gewapend verzet tegen wie onze gemeenschap willen berooven van haar van God gegeven rechten in elk geval is verboden. En „ieder eerlijk exegeet" zal toegeven, dat Paulus dat in Rom. 13 : 4 niet zegt. Eerder wil bij precies andersom. Want die „overheid" van Rom. 13 : 4 was nog wel een andere dan wat men tegenwoordig (soms weet men niet, waarom) zoo noemt. Het was de overheid van het imperialistische Rome. En tegenover een in Het Volk onlangs gegeven afwijzing van bet beroep op Rom. 13 : 4 wijzen wij dan weer af den door den sohrijver in Het Volk gedurf den exegetischen noodsprong, die hem er toe bracht, de „overheid" van Rom. 13 te beperken tot de „j u s t i t i e"! Zóó knoeit men ook.

Terecht vraagt dan ook 'het artikel van dhr v. K.:

Is hier bij „Kerk en Vrede" gehoorzaamheid aan God of revolutie?

Ook deze opmerking vraagt de aandacht.

Ieder zal intusschen toestemmen, dat het vraagstuk: Kerk en Oorlog of Kerk en Vrede, allengs in een verder stadium komt. Het schuift op naar het punt, waarop 'het niet langer uitsluitend in de handen van individueele geestelijke leidslieden kan blijven, maar zich stelt in den weg der kerk als zoodanig. De kerk, ook en niet in de laatste plaats de 'Gereformeerde kerk, zal ihierin haar positie moeten - bepalen.

Waarbij wel hiermee te rekenen valt:

De Synode krijgt op haar tafel slechts concrete gevallen, en zij is 'geen lichaam, dat maar eens resoluties vaststelt naar aanleiding van algemeene vraagstukken, hoezeer deze dan ook de gemoederen mogen beroeren. Hoevf'el.... het zeker niet onmogelij'k te achten is, dat zij in verband met de Kerk en Vrede-beweging zich nog eens in de noodzaJcelijbheid gebracht ziet in een concreet geval een beslissing te nemen, en er voorts bizondere omstandigheden kunnen komen, - die een afwijking van den regel wettigen. Maar als wij hier gewag maken van de kerk, dan denken wij, allereerst aan onze plaatselijke kerken, hare Dienaren des Woords en verdere ambtsdragers.

Inderdaad: men toont hier het beeld van dezen tijd: •ST is een „democratisch" individualisme, dat alles zoo maar weet, en de dieper liggende vraagstukken vooraf verzuimt te stellen. Geen wonder ook: op d a t terrein der diepere beginselen loopen juist de meeningen uiteen in 'deze zelfde kringen. Maar een eed "bij voorbaat aflegden zonder 'dat bij' gefundeerd as in klaar-4oordachte principes en zonder dat zijn conseguenties ten aanzien van God, den naaste, onszelf, ons klaar voor oogen staan, is een van de ergste manieren van God-verzaking.

Hier liggen allerlei kwesties. Wat is oorlog? "Wie maakt uit, of bij opgelegd is ? Kan ik 'beoordeelen, of hij 'het is? Indien mij als burger de gegevens ontbreken om dat te beoordeelen, is het dan met mijn goedvinden geweest, dat anderen 'die gegevens voor mij krijgen en 'beoordeelen (b.v. de Staten^Generaal, waarin, met goedvinden van mijzelf, en door 'den „wil" des 'gemeenen volks, "verstand en beschaving al schaarscber worden en die toch ook geen „over^heid" zijn)? Zoo ja, ben ik dan in een waarachtige positie, als ik me dagelijks baseer op de grondwet, maar intusschen 'bij voorbaat verklaar, dat ik in 'één bepaald geval, waarin i k dat nu eens wil (want de overheid 'doet*) toch immers eiken dag dingen, die mijn geweten veroordeelt? ? ? '? ? ) de grondwet, die ik eerst 'gebruikt heb, thans als een „vodje papier" beschouw, een 'zonde, waartegen de mannen V£in „Kerk en Vrede" zoo heel dappere en goede woorden kunnen werpen? Waar is eigenlijk in 1930 de overheid, b.v. in Nederland? Kan ergens 'de overheid zonder het volk (in zijn z.g. "vertegenwoordiging, 'hoewel „hèt" „volk" •.eigenlijk onbekwaam is, om zich te laten vertegenwoordi'gen) een oorlog verklaren? Wat is bet overheids-gezag in een laud met een rechtsoh ministerie, en in een ander met een socialistisch ministerie, óf met een sovjet-bestuur; want het kan toch best 'gebeuren, 'dat 'de „Geest des Heeren mij naar Rusland zendt"; en 'hoe moet ik daar •dan doen, waar 'geen „oorlog" is, maar bijzonder veel „geweld"?

Dat zijn alle vragen, die bier een antwoord behoeven. Er over heen loopen beteekent: de zielen verleiden. Zelfs al zou het waar zijn, 'dat men in zijn conclusies toevalligerwijze de wet 'Gods op zuivere wijze laat spreken, dan kan de manier, waarop men tot die uitspraak gekomen is, onwettig zijn, revolutionair, krom. Wie op grond van zijn zoO'genaaimde „geweten" een „waarheid" publiceert en propageert, welke (toevallig) ook in de wet Gods stond, is geen 'dienaar der wet, doch verkeert tegen basir in een toestan'd van overtreding.

Ik kan voor deze dingen onze menschen niet genoeg waarschuwen. Ik geloof, 'dat men eerst eens moet beginnen bij het 'begin, b.v. de vraag stellen: mag ik wel stemmen voor de Tweede Kamer, zulks onder de vigueur van de tegenwoordige grondwet? Ben ik niet tegen mij 'zelf verdeeld? Is men in d é z e vredes-actie niet op (ik zeg het juist tot 'déze menschen) farizeeuwscbe - manier bezig: uitwassen bestrijden, die men zien kan, maar den wortel van den boom, waaraan die uitwassen groeien, laten staan ?

'Haastwerk, 'haastwerk; en een te groote ingenomen-'heid met zijn eigen „geweten".

Petrus aan de hemelpoort.

„De Gelderlander" schrijft in een artikel over de sleutelmacht (en over Matth. 16 : 19), dat Petrus' macht slechts voor de aarde gegeven is; en zegt dan:

Daarom is de populaire voorsteUing, die men wel eens in katholieke kringen aan de zaak tracht te geven, als zou Petrus nog na zijn dood bepalen, wie er al of niet in den hemel zal komen, als zou hij dus zoo iets zijn als hemelportier, zoo door en door V a 1 s c h. De Heilige Kerk en de Heilige Schrift leeren ons niets van een heerschappij van Petrus in het hiernamaals, al is het waar, dat door bem gedane uitspraken bepaalde effecten kunnen hebben in een andere wereld. Niet in den hemel, maar op aarde is aan Petrus een gezag toevertrouwd.

Tot zoover het blad.

Het lijkt ons een nog al eerlijke oppositie tegen een voorstelling, die ettelijke roomsche volksbladen onop­ houdelijk tot 's volks onderwijzing geven.

K. S.


') En dwingt mij vaak er voor te betalen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's