GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugd en Jeugdbeweging.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meerdere belangstelling voor de Jeuodlieweglng en de oorzaken daarvan. i

II.

Ge constate e rd kan worden, dat het jeugdwerk in ons land in de laatste jaren steeds meer de aandacht is gaan trekken, wat zich geuit heeft in een snellen groei en groote ontwikkeling der verschillende takken van jeugdwerk en een scherper en duidelijker worden der opvattingen omtrent doel en middelen. Deze sterke ontwikkeling komt naast het steeds grooter aantal jeugdigen, dat door het Roomsch-Katholiek, het Protestantsch-Christelijk, het Sociaal-democratisch Jeugdwerk en de Padvindersorganisatie bestreken wordt, uit in het ontstaan van tal vannieuwe vormen van jeugdwerk, in het leidersvraagstuk, dat naar voren is gekomen, in het toenememd kampeeren, in de grootere belangstelling van Rijk en 'Gemeente in het jeugdwerk.

Daartoe hebben verschillende medegewerkt. oorzaken

In Duitschland is het geweest het verzet der jonge generatie tegen het oudere geslacht. Het was daar een ^, Oppo!sitionsgeist, der die damalige Jugend auszeicimete und ihr den Namen , einer Jugendbewegung ein trug". i) Deze Jeugdbeweging is geweest een reactie tegen 't intellectualisme, tegen vormendienst, die alleen het uiterlijke cultiveert, tegen onrust en versplintering. Tegenover die onnatuur stelde de jeugd de natuur, den eenvoud, de vorming der persoonlijkheid.

Het was „een reactie tegen de volwassenen, die het recht op jeugd niet erkennen willen, die in starren en verstikkenden voirmendienst vastzitten, tegen de mechaniseering van het geheele leven, tegen de school, die zuiver intellectualistisch als zij is, geen rekening wil houden met het gevoelsleven van de jeugd en deze in een keurslijf vaiu dwingende maatregelen perst, dat alle jeugdig enthousiasme en spontaneïteit in de kiem verstikt.

De jeugd voelt zich niet voldaan met wat de volwassenen als hoogste levenswijsheid beschouwen, los wil ze van het oude, dat voos en zonder innerlijke waarde is, los van het ontspanning-zoeken in uiterlijkheden, die toch maar een onvoldaan gevoel in de ziel achterlaten. Daarom wil ze zelf haar leven in de hand nemen, zelf er de verantwoordelijkheid voor dragen ^n niet langer onder leidinig staan van de volwassenen, die een „cultuur" hebben, die de jeugd niet meer erkennen kan en ook niet langer erkennen wil. Zelfstandig wil zij haar weg gaan, al moet dat ook zijn in moeitevol zoeken en zwaren arbeid." ^)

In 1896 ontstond de „Wandervogel-beweging", welker geschiedenis Blüher beschreven heeft.') Het eerste tijdperk was dat der emancipatie en der negatie. „Man ging „auf Fahrt", übernachtete im Freien oder in der Scheune, lebte seine Abenteuerromantik ungehemmt aus und vemeinte alles, was von den Erwachsenen als wertvoll angesehen wurde."*) „Om de jeugd uit haar gevangenis te voeren, haar de mogelijkheid te geven haar eigen leven te leven, haar behoefte aan roimantiek te voldoen en langs dezen weg zich geestelijk en psychisch van het heele systeem te bevrijden, dat drukkend op haar rustte, trekken zij er op uit om in de bosschen en bergstreken van hun vaderland tot zich-zelf te komen." ^)

Trachten wij psychologisch deze beweging te ontleden, dan vinden wij in onlosmakelijke eenheid: „den ablehnenden Trotz des Halbwiichsigen (Negativismus) den Zug der Freundschaft innerhalb der kleinen Gruppe, ein Naturleben, ein oft leise pantheistisches Naturgefühl. Seltener, v/enigstens selten ernstlich, die Hoffnung, eine neue Kultur zu eröffnen, eine Jugendkultur neben der der Erwachsenen; eine neue Dichtung, neue Kunst^ neue Frömmigkeit, ein neues Leben." ")

Sociologisch zoekt Dr Charlotte Lütkens de beweging te verklaren uit reactie tegen den Duitschen staat, die „Obrigkeitsstaat, Beamtenstaat", was, disciplinair en militaristisch ingericht. ')

iJit de negatie alleen kan een beweging echter niet leven, en van de Romantiek krijgt men al ras genoeg. Daarom kan het tweede tijdperk der uit deze Wandervogel-beweging voortgekomene „freideutsche Jugendbewegung" gekenschetst worden als dat der Problematiek. Men wil zich rekenschap gaan geven van eigen toestand en, taak, komen tot nieuwe levenvorming. Het probleem werd daarmede in het ethische Oivergebracht. En oofc de andere kringen, o.a. die der Socialistische beweging, ontkwamen daar niet aan. „Erst niusz der sozialistische Mensch sein, dann erst wird Sozialismus sein". 8) De groote socialistische Jeugdsamenkomst in Weimar 1920 is daarvan het typisch voorbeeld. Daarop volgde noodzakelijkerwijze de derde periode: de Jeugdbeweging wordt „kultuurbeweging", „Vom Erlebnis des Individuums zum Erlebnis der Gemeinschaft". ^) En daarmede is haar einde gekomen als „reine Jugendbewegung". Zij is in rustige banen gekomen. Het jonge geslacht is nu ouder geworden.

Wij moesten het een en ander omtrent deze zaak releveeren om straks de Jeugdbeweging in ons vaderland, gelijk zij met name zich manifesteert in het op den voorgrond zetten van den roep om „nieuwe cultuur" bij sommige Bonden als de Vrijzinnig-Christelijke en de Arbeidersjeugdcentrale te kunnen accentueeren.

Gaan wij de oorzaken na, die aangegeven worden voor het feit, dat vooral in het begin der 20ste eeuw de vrije Jeugdvorming ook in ons land, i n veler belangstelling is gaan de e Ie n, dan willen wij eerst weergeven de oorzaken, welke do „Staatscommissie tot onderzoek naar de ontwikkeling der jeugdige personen van 1 3—-18 jaar in haar verslag geeft" (1919).

Vanzelf kan onder die oorzaken niet genoemd worden verzet tegen de ouders en de school vanwege de strenge opvoeding. Wij kenden het Duitsche patriarchale en militaire stelsel niet, dat daar ook de gezinnen beheerschte.

Dat het onder verschillende richtingen en in verschillende vormen tot een verdiept besef van het belang der alzijdige vo'rming van de jeugd na den leerplichtigen leeftijd is gekomen, zoekt de genoemde Commissie:

a. in de nauwkeuriger kennis van psychologie en physiologic van den overgangsleeftijd; hierbij wordt met name gewezen op de studies van Stanley Hall, Starbuck, William James.

b. in de economische en sociale wijzigingen van den nieuweren tijd, die groote veranderingen heeft gebracht, vooral door de moderne techniek. Op lichamelijke en moreele schade daatdoor aan het jonge, rijpende leven toegebracht, wordt de aandacht gevestigd, welk proces nog begunstigd werd door den invloed van het groote stadsleven.

c. in ethisch-paedagogische en godsdienstige overwegingen, waarbij aangegeven wordt, dat het overdreven Intellectualisme zijn tijd heeft gehad en de nieuwere paedagogen aan de vorming van den wil en de verzorging van het gemoedsleven bijzondere aandacht wijden.

d. in de versterking dezer gronden inzonderheid door den wereldoorlog 1914—^1918. De economische toestanden hebben zich zeer gewijzigd, terwijl het aanschouwen van de geweldige feiten en groote beroeringen een geweldigen indruk op de jeugdige ziel hebben gemaakt en gedachten en gewaarwordingen hebben gewekt, die aan de jeugd van het voorgeslacht vreemd waren. i°)

Wanneer Dr L. Berger schrijft over de oorzaken van ontstaan en uitgroei der vrije Jeugdvorming, geeft hij het volgende aan, dat ongeveer parallel loopt met hetgeen de Staatsconimissie aangaf:

1. „toenemende misdadigheid en verwaarloozing der jeugd;

2. groote sociale en economische veranderingen ;

3. de dieper gaande studie van het wezen en. de eigenschappen der puberteitsjaren;

4. de reactie tegen de eenzijdige, intellectualistische ontwikkehng der jeugd."")

Spranger zoekt in zijn boek: „Psychologie der Jugendalters" inzonderheid het ontstaan der Jeugdbeweging van psychologische zijde aan te geven. De kenmerken van de nieuwe psychologische beschouwing van den jongen mensch zijn volgens hem:

1. die Entdeckung des Ichs;

2. die allmahlige Entstehung eines Lebensplanes;

3. das Hineinwachsen in die einzelnen Lebensgeblete, i^)

Allereerst spelen „Selbstreflexion, Empfindlichkeit und Selbstandigkeitsdrang" i') een belangrijke rol in het ontstaan der Jeugdbeweging. De jonge mensch wil zich zelf wezen, al is hij dan nog maar een mensch der 2de klasse. Als een andere oorzaak geeft hij aan „die erotische Neigimg", welke niet gelijk te stellen is met „sexueele neiging".

Wij verstaan hier onder „Eros": „den Bhcfc für die Natur wenn sich die Blüte im Menschen enthüllt", „die Sehnsucht nach der festen, reifen Seele". i*) Daarbij komt nog „das Erganzmigsbedürfnis"i»), de meer of minder „unklare Sehnsucht nach dem Du" ^'^), die in de vereeniging van gelijke aexegenooten haar eerste bevrediging vindt. Eenerzijds, zoo luidt zijn conclusie, wordt de Jeugdbeweging gekenmerkt door een versterkt Individualisme, dat wordt tot j, Individualita, tskultur", ja tot „Individualitatskultus". Anderzijds komt naar voren en met name in de nieuwere Jeugdbeweging de behoefte aan het beleven van gemeenschap. „Gemeinschaftserlebnis". „Von dieser Antithese lebt die Jugendbewegung." i') En de kracht, die achter alles werkt, acht hij te zijn niet aesthetisch, niet „politisch", niet „wirtschaftlich-sozial", maar ethisch-religieus in den vollen zin des woords. Waar deze kracht niet gedragen wordt door band aan de Kerk, verschijnt zij in den vo^rm van 'immanente Mystiek, dat is: eine ganz sakularen Religiositat, die aus unausgeschöpften Lebenstiefen quilt". i^) Dan werkt zij tegelijkertijd „kulturerlösend".

Nu is het, gelijk wij reeds zeiden, in Duitschland, maar vooral ook in ons land in sommige takken van de Jeugdbeweging, dat vooiral deze laatste kenmerken sterk naar voren komen. Deze takken kunnen samengevat worden onder het begrip: „Moderne Jeugdbeweging", en daarin zijn vooral betrokken, naast kleinere oi^anisaties, de Arbeidersjeugdcentrale (A, J. C), de Vrijzinnig-Christelijke Jeugdbeweging, de Practische Idealisten-Assoic i a t i e (P.I.A.). Duidelijk kwam dit, wat. betreft de A. J. Cl., naar voren bij het eerste Nederlandsch Paedagogisch Congres, gehouden 1926 te Amsterdam, waar Mevrouw W. Ploegsma—Bentum en Koos Vorrink, beiden van de A. J. C., spraken O'Ver de cultureele beteekenis der jeugdbeweging en daarbij de volgende stellingen verdedigden:

1, De Jeugdbeweging moet worden begrepen als een reaktie tegen de geest van de tijd.

2, De grondstellingen van het kapitalisties tijdperk waarin wij leven, kunnen in de drie volgende punten worden samengevat:

a. het geluk van de mens is slechts denkbaar op de basis van zo ruim mogelike bevrediging van zo veel mogelik stoffelike behoeften.

b. diegene heeft dus de grootste kans op het meeste geluk, die over de meeste stoiffelike middelen beschikt.

c. voor het verkrijgen van deze middelen is elk middel geoorloofd, dat degene, die het aanwendt, niet met de strafrechter in aanraking brengt. Van kapitalistiese zedelikheid kan derhalve niet gesproken worden, omdat we dan zouden moeten aannemen, dat er onzedelike zedelikheid bestaat,

3, De kapitalistiese beschaving is niets anders dan een dwaze aanbidding van industriëele vooruitgang en van stoffelik sukses. Zij is gebaseerd op intellektuele hoogmoed. De techniek dient niet de mensheid, maar de mens is de slaaf van de techniek,

4, In de opvoeding is bijna uitsluitend sprake van africhting op maatschappelike en materialistiese nuttigheid, waarbij de hoogere gave van het abstrakte denken en vooral van intuïtie, gevoel en verbeelding verdorren,

5, De geest van de tijd kan worden gekarakteriseerd als materialisties, individualisties en nationalisties. Hij is daarmee in hjnrechte tegenspraak gekomen met het beste, wat in de jeugd' naar uiting en ontplooiing streeft, met haar idealisme, haar gemeenschapszin, haar verbeelding en haar intuïtie,

6, Een anti-individualistiese stroming breekt zich in het gehele geestelik leven baan. Het ontbreken van een allen omvattende volkskultuur, die alleen denkbaar is op de grondslag van een hernieuwd gemeenschapsleven, wordt door de besten smartelik ervaren,

7, Uit de ondragelike spanning tussen ideaal en werkelikheid is de jeugdbeweging geboren. Haar betekenis is gelegen in het feit, dat zij zich afwendt van het dekadente individualisme en met volle overgave de gemeenschap zoekt. Zij gaat in tegen de strekking onzer over-beschaving om steeds meerdere stoffelike behoeften te scheppen, die de mens telkens steviger kluisteren aan

de arbeid en een on-evenredige waarde doen hechten aan talloze, in wezen onbeduidende dingen.

8. De Jeugdbeweging bevat een negatief en ©en positief element. Bet negatieve wijst af de burgerlike levensgewoonten, zoals de drinkgewoonte, het roken, het z.g. moderne gezelschaps-dansen, de wedstrijd-sport, de mode-slavemij.

Het positive wekt op tot het gemeenschapsleven in de organisatie, het wandelen em kamperen. Volksdans en volkslied sluiten aan bij de oude volksbeschaving en in hen breekt een frisse, gezonde levensvreugde zich baan. D-e natuurlike eerbied voor ieders persoonlikheid vormt de grondslag van de verhoudingen tussen mensen.

9. Haar zoeken naar een ideëel gemeenschapsleven brengt de jeugdbeweging op volkomen natuurlike wijze tot de ko-educatie.

10. D© vraag naar haar kulturele betekenis is afhankelik van de vraag, in hoeverre zij er in zal slagen of reeds in isgeslaagd uit vage dromerijen en dweperijen te komen tot bewust© wil en daad.

11. En voorts van de vraag in hoeverre de gehele maatschappelike ontwikkeling ertoe zal bijdragen, dat de in de jeugdbeweging groeiende tradities, het leven der massa zullen beïnvloeden ©n bevruchten.

12. Haar gevaar ligt daar, waar zij het gemeenschapsleven in eigen klein© kring aankweekt, het kontakt verliest met de maatschappelike werkelikheden en zo van het volk in wijdst© betekenis vervreemt." i^)

Ook d© Fractische Idealisten-Associatie wil de innerlijke werkelijkheid der dingen onderscheiden van hun uiterlijken schijn en. achter en in alles den mensch doen leven.

In de Beginselverklaring dezer organisatie luidt het: „Inplaats van ons te laten medesleepen door den verkeerden sleur en te laten verlammen door de gewoonte, willen wij ons zelf blijven, waar we ons ook bevinden en steeds blijven streven om naar de volgende idealen te blijven leven: Wij willen de menschheid dienen inplaats van eigen eer en voordeel na te jagen. Wij willen onze lagere natuur beheerschen inplaats van haar onbeteugeld te laten. Wij willen de innerlijke werkelijkheid der dingen onderscheiden van hun uiterlijken schijn.

Met alle gelijkgezinden willen wij in eenheid samenwerken om bezield door deze idealen een betere samenleving te vormen, en we willen ons hierbij door geen uiterlijke verschillen laten verdeelen.

In het oriënteerend boekje „De Virijzinnig-Christelijke Jongerenbond" wordt, wat de organisatie betreft, uitsproken, dat deze Bond niet is te begrijpen, zonder „dat men iets verstaat van den geest der Jeugdbeweging, die vooral in de dagen vlak voor en na den oorlog 1914—1918 aJs een golving is gegaan door de harten der jongeren. En deze was verontrusting. Verontrusting over den gang van zaken in deze wereld, over de bedreiging door oorlog en vernietiging van het allerbeste van het menschenleven. Verontrusting om het onrecht en het kwade in de samenleving. Verontrusting over de mechaniseering, welke overal werd aangetroffen. De Jeugdbeweging was het verzet tegen dit alles. De Jeugd wilde zich bevrijden van dit alles. Zij vloog naar buiten, de wijde natuur in. Of zij' zocht weer op boeken van wijsheid en ruimte.

Zij wil de wereld weer ruimte geven voor het volle, rijke menschenleven, voor liefde inplaats van macht, voor dienst in plaats van winzucht, voor verantwoordelijkheid in plaats van blinde productie en oorlog. Diep in hun ziel zoeken de jonge menschen naar den Oorsprong van alle leven. In hen leeft de goede wil om eigen leven in dienst te stellen van den opbouw van een beter© wereld^ waarin het menschenleven zich kan ontplooien naar de volheid van geestelijken ©n zedelijken rijkdom. Jeugdbeweging is bereid tot dienen van het Hoogere, is de goede wil om in getrouwheid aan ©en ideaal eigen leven te zuiveren, is h©t verlangen om den hieuwen tijd te helpen "komen." :


') i.Een geest van oppositie, welke de toenmalige Jeugd kenmerkte en haar den naam van eene Jeugdbev/eging gaf." „Forschungen zur Völkerpsychologie und Soziologie, " Band IV „Der neue Jugend, " pag. 129, Leipzig 1927.

') „Handboek voor Jeugdleiders", I, pag. 76—82. Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar, 1927.

') Hans Blüher, „Wandervogel", „Geschichte einer Jugendbewegung", I und II, Prien (Chimsee).

*) „Men ging „op wandeling", overnachtte in de open lucht of in de schuur, leefde ongehinderd zijn avontuurlust uit en loochende alles, wat door de volwassenen als waardevol aangezien werd." Handbuch der Padagogik, von H. Nohl und L. Pallat, IV, pag. 114, Langensalza, 1929.

") F. W. Foerster, „Jugendseele, Jugendbewegung, Jugendziel", Zurich—Leipzig, 1915.

_ °) „Den weigerenden Trots van den niet-volwassene (Negativisme), den rek der vriendschap binnen de kleine groep, een natuurleven, een vaak nauwelijks merkbaar pantheïstisch gevoel voor de natuur. Zeldzamer, minstens zelden ernstig, de hoop een nieuwe cultuur baan te geven, eene jeugdcultuur naast die der volwassenen: een nieuwe dichtkunst, nieuwe kunst, nieuwe vroomheid, een nieuw leven." E. Conrad, „Psychologische Jugendpflege", pag. 107, Göttingen, 1926.

') „Overheidsstaat, Beambtenstaat." Ch. Lütkens, „Die deutsche Jugendbewegung", ein soziologischer Versuch, pag. 24 v.v., Frankfurt am Main, 1925.

") „Eerst moet de socialistische mensch aanwezig zijn; dan eerst zal er socialisme zijn."

') „Van de ervaring van het individu tot de ervaring der gemeenschap."

™) Zie genoemd Verslag, pag. 1—36.

") „Handboek voor Jeugdleiders", I, pag. 19—23, Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar, 1927.

") 1. De ontdekking (ervaring) van het Ik; 2. het langzaam ontstaan van een levensdoel; 3. het ingroeien in de verschillende levensterreinen. E. Spranger, „Psychologie des Jugendalters", pag. 38. Leipzig, 1928.

^) „Zelfreflexie, gevoeligheid en zelfstandigheidsdrang."

") „Den bHk voor de natuur, wanneer zich de bloei in den mensch vertoont, het smachten naar de vaste, rijpe ziel".

^'') De behoefte aan aanvulling. ") Het meer of mindere onduidelijk verlangen naar den andere.

") Van deze tegenstelling leeft de jeugdbeweging. E. Spranger, idem, pag. 340—341.

'') Een geheel wereldsche religieusiteit, die uit ongeledigde levensdiepten ontspringt. Idem, pag. 341—342.

") Zie het Verslag van genoemd Congres, pag. 380 v.v. In vereenvoudigde spelling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's