GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De passepartout voor pais en vree.

De jongste amusementslectuur van „Woord en Geest" heeft ons een grooten dienst bewezen. Het heelt ons aan een klassiek schema geholpen, waarmee alle anomalieën des kerkdijken levens kunnen verklaard worden. En — tout comprendre, c'est tont pardonner.

De schrijver, wiens naam door „De Rotterdammer" rondweg P. L. Gerritse genoemd wordt, heeft n.l. één dergenen, die tegen de zelfbenoeming van de fractie, welke zijn orgaan verzorgt, en tegen haar verheven gescheld op de Geref. Kerken nog al eens in de pers bezwaren inbracht, eens „psychologisch", om dit veel te mooie woord nu maar eens te blijven martelen, bezien. Hij kwam, tot deze

logisch onbeschermde „conclusie": deze onze bestrijder heeft ons eigenlijk verschrikkelijk lief; maar hij wil zich dat niet bekennen, brengt zich dus onder de autosuggestie, dat hijonshaat.

Is 't niet heerlijk?

Wij zijn nu voor altijd klaar.

Want om niet meer te noemen, wij kunnen dit handig recept even vaak toepassen, als, naar men wil, de aspirine in het leger, die voor velerlei kwale dienst kan doen. Het is een passe-partout.

Er zijn er immers, over en weer, etteilijk© publicisten, van wie gezegd kan worden, dat zij er niet zoo kwaad uitzien, en dat zij er heusch geen behoefte aan hebben, een pruisisch gebaar te maken tegen de lens. Deze twee bizonder geesten lijke dingen heeft Peelge immers ontdekt bij den vijand-vriend van Peelge's volk. Welnu, in al die gevallen kunnen wij het klassieke passepartout gebruiken. Wij kunnen zóó b.v. bewijzen, dat ds H. C. V. d. Brink de gereformeerde kerken bizonder lietheeft, en daarom uit pure hoogachting zoo vaak haar kleinzieligheid zich suggereert.

Nu is het ons goed, te leven. Alle vijanden worden vrienden. Eigenlijk is er niets gebeurd in 1926; want met de „ziel" staat het al zoO' raar sinds den aanvang der wereld. Aan „Woord en Geest" werken deskundigen in de geschiedeniswetenschap mee; zij zullen in hun onderwijs het passepartout dagelijks kunnen gebruiken. En dus zijn vrede en liefde immer weer bewaard, voor wie maar oogen heeft, om met Peelge te zien.

Wij komen achter Peelge wel eindelijk in Leeuwendael terecht. Houdt moed. Want — aldus komt Vondel te zeggen — „want Zuidtzy en Noortzy" (in Leeuwendael) „bleven door haet en nijt gedeelt", maar sedert men „den dagh zagh' door het orakel" ging alles goed: „men verwelkomde en omhelsde malkandere van wederzijde, en hierop ging de bruiloft in". Lantskroon — onder wien speciaal de Zuid-zijde zich had georganiseerd — komt zoo aan het eind te zeggen:

lek stel my heden in, gelijck een Vredevader, Op dat men haet en nijt, als in een graf, bedelf. De Noortzy blijf voortaen een Vryheit op zich zelf

Malkandren nu omhelst, en tot een vredepant Gezegent, en begroet, verwelkomt, hant aen hant.

Hierna heffe de Rey van Leeuwendaelers aan:

't Is bruiloft in de weide: 't Is bruiloft op het lant. — — O zoete zachte bant. De Zuidt-en Noortzy paren.... De tweedraght te vervaren: Men leit een' vasten knoop. Men weet van lantkrackeel, noch ngt. Van wederwaerdigheit, noch spijt: Men zoent, omarmt, bemint en vrijt. De Twist is op de loop. — D© koeien geven melck en room. Het is al boter tot den boom. Men zingt al Pais en Vre. PAIS en VRE.

Want, wel is Peelge nog zóó ver niet; maar het komt toch wel eens zoo ver. Ook bij den belager van de Zuid-zij. Aldus profeteert hij; hij is van 't prof eteeren blijkbaar nog niet geschrokken.

Wou iemand dit feest soms storen? Deze stille verwachting? Laat hem nu stil zijn, en daarom nóch in liefde hatelijk, en dus zoet-zuur, opmerken, dat die belager der Zuid-zijde toch ook wel heel andere typen zoo heel eigenaardig liefheeft (b.v. christelijk-gereformeerden), noch ook, dat Peelge eigenlijk geen woord rept over argumenten. Stil, Peelge weegt natuurlijk de argumenten zoo vreeeselijk zwaar, en daarom telt hij ze in zijn auto-suggestie zoo vreeselijk licht; het klassieke recept, de passepartout, vergeet het middel toch niet, en houd voorts vrede in Leeuwendael-alsorganisme.

Qs Buskes' vergissing.

Ds J. J. Buskes schrijft in „Woord en Geest" — althans indirect — dat ik den christennaam ontzeg aan velen, die hij tot de zijnen rekent of later wil gerekend zien. Aanleiding daartoe was het slot van mijn artikelen over dr Ubbink's boek. Feitelijk behoef ik, na het nummer van verleden week, hem niet meer te antwoorden. Want, vooreerst, — het is onlogisch geredeneerd, mijn opmerking, dat ik voor MIJZELF den christennaam zou prijsgeven zoodra ik over den bijbel dacht als hij en anderen, te verwringen, nèt zoo lang, tot daaruit gedistilleerd is de heel andere bewering, dat ik aan ANDEREN dien naam ontzeg. Zoodra, vervolgens, ds B. dit zal erkend hebben, zal hij inzien, dat ik verleden week reeds, óók met het oog op deze dingen, heb kunnen zeggen, dat God anderen zal zaligen ondanks fouten in hun denken, gelijk Hij het mij moet doen ondanks zonden in mijn denken, en in andere regionen van mijn doen. Ik weet het óók wel, dat niet ieder de consequenties zoo trekt, als ik. Kan ds Buskes niet wat minder lijken op den man, die leest — om met Peelge te spreken — onder 39.6 verhooging?

Ik schreef — Fabius was juist gestorven — over Fabius' consequentie inzake de kerk. Ds Buskes zegt nu: ja zeker, maar Fabius was geea leider, zijn eigen consequenties hebben hem buiten het leven gezet. En zoo zal het ook met Schilder gaan, als hij zich niet bekeert.

Laat ons maar hij Fabius blijven: hoevelen zijn. er niet, op wie bij een latere reformatie pas teruggegrepen wordt — na hun dood? Het is gevaarlijk, nu al te profeteeren over Fabius' invloed.

Had Kierkegaard invloed gehad, toen hij stierf? Maar „Woord en Geest" heeft hem behoorlijk, bezongen (al werden die zangen dan ook geen oogenblik gehandhaafd). Bovendien schreef „Woord en 'G«est" in zijn aller-eerste nummer: het getal zegt niets. Maar dat vergeet ds Buskes nu weer. En wat het contact op „het leven" betreft: gelooft ds Buskes ALS „H.V.-ER" zelf (want het debat loopt daarover) dat contact te hebben? Ik geloof dat niet. Onder zijn volgelingen b.v. zullen velen stemmen — in de politiek — op die partij, waaraan ds Buskes zooveel stemmen meer toedicht voor het geval, dat Fabius bij zijn leven meer wierookbranders gehad had Andere vrienden van ds Buskes zullen weer heel wat anders doéh, in de politiek. En op heel vvat meer terreinen zullen zijn vrienden en lezers uit elkaar gaan.

Neen, ds Buskes, contact met „het leven" hebt U in dat wat tusschen ons in geding is, ook niet. U hebt contact met vele „levenden". Maar dwars door „de levenden" loopt zoowel de dood als het leven, buit makende. Nu zijn we nog even ver. En kunnen we opnieuw beginnen over de vraag, of Uw contact met vele levenden, en. pluriforme levenskringen, te danken is aan kracht, dan wel aan zwakheid. Aan positieve winst, daa wel aan negatief verlies, welkom bij zoovelen. En. hoe het staat met mijn contact.

Het verwondert mij, dat ds Buskes mij nog meent te moeten herinneren, dat er reden genoeg is, om ook voor ónze kinderen en kleinkinderen bezorgd te zijn. Ik meende, dat het wel tot hèm althans doorgedrongen was, dat ik dat al ettelijke malen zelf geschreven had. Zelfs zoo, dat ik met enkele levenden — nog niet met het leven — „contact" verlies. Maar het probleem stel ik zóó: van onze kinderen en kleinkinderen zullen een DEEL ondergaan, hierom, dat bij hen tot onberedeneerde p r a c t ij k is geworden, wat bij het „hersteld verband" theorie is, of zede? Velen hebben bijbel en God weergevonden in het „H.V.", zegt ds Buskes. Zeker, maar ik behoef den oorlogsbestrijder niet te zeggen, dat er oorlogsboeken zijn, die gewagen van een herVinden van God in den oorlog. Wat is daarmee goedgepraat? Niets.

K. S.

Winst voor de catechisaties.

Twee-erlei winst werd voor de catechese behaald.

Allereerst een nieuw catechisatieboek van ds Th. Delleman en ds W. E. Gerritsma (beiden in Aalten): „De Gereformeerde Kerken'.'. De eerste auteur behandelt hierin haar geschiedenis en kerkenordening, de tweede haar zending en eeredienst. Uitgave van N.V. De Graafschap, Aalten. Met bizonder genoegen las ik enkele lessen. Ik heb ook iets geleerd: meegedeeld wordt, dat volgens verstrekte inlichtingen de naam van het z.g. H.V. worden zal, en dan officieel: „De Gereformeerde Kerken in Nederland (in hersteld kerkverband)". De strijd tegen den misleidenden schijn zal dus niet te mijden zijn, later. Bijzonder nuttig is ook, dat de besluiten van Utrecht 1905 opgenomen zijn (inzake de leergeschillen).

Een tweede winst bracht de firma Zomer & Keuning, Wageningen. Zij schonk zes platen voor bijbelsch onderwijs in school en catechisatie. Eén ervan ontving ik: die is schitterend. Onderwerpen zijn: de rondgang om JerichO', bij Gods altaar, het huis te Kapernaüm, in Gods voorhof, Jojachim en de profetische rol, de groote droogte. Bij de platen zijn evenzooveel toelichtingen gegeven, elk van 16 pagina's. Daarin geeft telkens Prof. Dr Joh. de Groot eén „oudheidkundige verklaring", en de heer W. G. v. d. Hulst een vertelling, of beschrijvende les voor de school, over wat de plaat voorstelt. De platen zelf zijn van 3en schilder Tjeerd Bottema. Prof. De Groot is verantwoordelijk voor het archaeologisch materiaal: d^^ kleur, iedere lijn, zeggen de uitgevers, is wetenschappelijk verantwoord. De voors'telling, die Tjeerd Bottema gaf, is op de plaat, die ik zag, bizonder goed: levendig, voornaam. Den heer Van de Hulst kent welhaast ieder. De voornaamste lijnen van de plaat zijn in elke toelichtende brochure nog weer eens ruw aangegeven en de details der voorstelling worden zoo duidelijk verklaard. De leerling kan dus alles bizonder gemakkelijk volgen: de onderwj]zer-catecheet, die vertellen moet bij de plaat, kan zich geheel erop praepareeren. Bizonder goed werk, geloof ik.

K. S.

Wordt het geen tijd openhartig te spreken tot d^ Ghr. Gerei. Kerk?

Ik verzoek'de lezers, die nog iets willen do^en voor de eenheid der kerk, volgende volzinnen na te lezen met ernst.

1. In de laatste jaren is een nieuwe zienswijze over den liinderdoop en het formulier openbaar geworden in onze kerk, namelijk, dat alle kinderen bij den doop voorwerpelijk in het genadeverbond zijn, welke verderfelijke zienswijze de ouders zoekt te berooven van troost en vastigheid, die zij uit den doop van hunne kinderen kunnen hebben.

2. Het genadeverbond is door God opgerigt met de uitverkorenen, met die allen, maar ook met die alleen.

3. Ejr is een nauw verband tusschen de eeuwige verkiezing, den raad des vredes en het van eeuwigheid bereide genadeverbond.

•4. Het niet uitverkoren Israël, hetzij oud of jong, was niet in het genadeverbond, noch voorwerpe-1 ij k, noch onderwerpelij k, en zijn er door de besnijdenis ook niet ingekomen.

• 5. De niet-uitverkorenen zijn niet in het genadeverbond en zullen er door den doop ook niet in komen, ook niet voorwerpelijk.

6. Zij (de tegenstanders van schrijver's stellingen) halen geen enkelen schrijver aan, die van een voorwerpelijk zijn in het genadeverbond spreekt.

7. Wij moeten alle kinderen der kerk (hetzij ze gedoopt zijn, of nog niet gedoopt zijn, allen hetzij ze jong of oud zijn, hetzij ze bekeerd of onbekeerd zijn) voor bondelingen aanzien.

8. „Dat zij (de kinderen) in Christus geheiligd z ij n" (2e vraag doopsformulier) „is van meer : gewigt, dan een afzondering tot een uitwendig gebruik en mag niet voorwerpelijk worden opgevat.

9. Voorwerp el ij ke heiligheid is in strijd met den doop zelve.

10. Door die voorwerpelijke zienswijze verliezen wij immers het zegel des doops geheel en al en wij krijgen een kerk met een doop, die een bloot teeken is, maar geen zegel Ongelukkige en booze voorwerpelijke zienswijze, die al de verzegelende kracht uit den doop uitrukt en de vastigheid voor het zaad uit den doop wegroofd. Doch wij houden het eerste deel van de dankzegging na den kinderdoop voor een duidelijk bewijs, dat de opstellers den doop stelden als eene krachtige verzegeling niet V o o r w e r , p e 1 ij k, maar onderwerpelijk van de vergeving der zonden en het kindschap door Christus voor de kinderen der beloftenis, want die worden voor het zaad gerekend.

Al deze citatea zijn ontleend aau H. Joffers, De Kinderdoop met zijn grond en vrucht, Kampen, S. y. Velzen, 1865 (bl. 3, 6, 12, 18, 20, 21, 25, 41, 42, 44, 45). Schrijver was „predikant der Ohr. Afgesch. Geiei. Gemeente" in Den Haag.

Let wel: ik bespreek deze uitspraken niet. Ik ben het zelf met veel ervan niet eens, en nog minder met haar achtergrond.

Maar ik vraag slechts: als zulke dingen gedrukt werden in 1865, en als dan de schrijver van deze volzinnen, die een eenzijdig type vertegenwoordigde in de vroegere Chr. Geref. Kerk, zich met d« zijnen toch liet vereenigen met de Brummelkampianen, die over deze dingen weer heel anders dachten (doch evenzoo de vereeniging wilden), — is het dan niet duidelijk, dat de tegenwoordige Chr. Geref. Kerk scheuring in stand houdt, die vroeger werd geheeld? Ieder kan weten, dat tegen wat hier staat, in de huidige chr. geref. , pers en vraagboekjes heftig stelling genomen werd, dat zulke uitspraken aan dr Kuyper (ten deele) zijn toegedicht, en een beletsel worden genoemd voor de samenleving in de eenheid der kerk.

Hiertegenover bepleiten wij de eenheid, — mits op goeden grondslag — onder de o.i. voor de huidige Chr. Geref. leiders beschamende herinnering, dat de vroegere chr. geref. kerk van zulke uitspraken geen grond voor gescheiden leven heeft durven maken. Het wordt tijd, met elkaar openhartig te spreken.

K. S.

Het Afrikaansche schrikbeeld.

In Zuid-Afrika is een proces gevoerd 'inzake theologische beschouwingen van Prof. Du Plessis. Deze was hoogleeraar voor de kerk, werd, beschuldigd van ongereformeerde leeringen, als hoogleeraar door de kerk ontslagen. Hij bracht de vraag omtrent de wettigheid van dit ontslag voor de rechtbank, en is volgens de bladen door deze in het gelijk gesteld: het ontslag is onwettig gekeurd. Hoe deze zaak zich verder ontwikkelen zal, doet niet ter zake, en is trouwens nog niet bekend. Wel kan nu reeds dit afrikaansche geval als schrikbeeld werken; want indien ook maar een deel van wat de bladen omtrent de rechtszitting meldden, waarheid is, dan waren bij rechters en advocaten —voor een deel — de theologische misverstanden niet van de lucht. Fout op fout werd gemaakt, b.v. inzake de „hoogere kritiek". Zulk een juridisch vonnis wordt een risee.

K. S.

Domela Nienwenhuis en het „A.V.R.O.-standpuiit".

De Chr. Encycl. VI, 324, geeft een aardig citaat uit te werken van Ferdmand Domela Nieuwenhuis. Het volgt hier:

Men zegt, in de openbare school worden de godsdienstige denkbeelden van elk geëerbiedigd. Dat schijnt mij voorwaar een zonderlinge opvatting van den eerbied, dien men ieder verschuldigd is. De liberalen denken, dat zij eerbied toonen wanneer zij zwijgen over zaken, die den godsdienst betreffen, bijv. het gebed. Men bekreune zich niet om het gebed, dan wordt niemand gekrenkt. Welke kinderachtige onderstelling! Alsof dat verzuim geen schandaal is voor hen, die er op gesteld zijn. Zie hier hoe zij redeneeren: Ik vernietig uw denkbeelden, want ik laat onderstellen, dat zij nutteloos zijn. Ik zwijg, maar eerbiedig uw gedachten. Is dat niet veeleer een parodie van den eerbied, dien men aan elk verschuldigd is? Godsdienst is de ziel en het leven van den godsdienstigen mensch. Wanneer men den godsdienst uit de scholen wegneemt, ontrooft men het leven aan die school. De godsdienst driijgt door, overal waar het leven moet doordringen, de godsdienst is (volgens de geloovige) een onafscheidbaar en volstandig bestanddeel van 'smenschen leven.

Tot zoover Domela Nieuwenhuis. Juist uit dézen mond is dit citaat belangrijk. Het zegt, behalve voor den schoolstrijd, ons ook wel iets, dunkt mij, inzake het huidige standpunt, waarop de A.V.R.O. in den omroep haar eischen indient.

K. S.

Rectificatie. In het voorgaand artikel, onder Kerkelijk Leven, bl. 122, kolom 8, regel 33 v.b. staat „instelling". Lees: „indeeling".

Bl. 123, kolom 2, regel 31 v. b., invoegen: is. (is onbekend in óns kadaster, enz.) Regel 20 v.o. staat: lachen om die spreuk. Bedoeld is: blij zijn met di© spreuk.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's